Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 180321 nagenoeg blind linkeroog na mishandeling; smartengeld € 16.000,00

RBOBR 180321 nagenoeg blind linkeroog na mishandeling; smartengeld € 16.000,00

Het geschil

3.1.
[eiser] stelt, samengevat en na vermindering van eis, het volgende.

Door de mishandeling heeft [gedaagde] jegens hem een onrechtmatige daad gepleegd, als gevolg waarvan [gedaagde] aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. Bij brief van 28 september 2018 is [gedaagde] voor de schade aansprakelijk gesteld. Die schade bestaat allereerst uit letsel, in die zin dat hij aan zijn linkeroog nagenoeg blind is.

Voor zover de schadevergoeding nog niet is toegekend in de vorm van de door het hof opgelegde schadevergoedingsmaatregel, bestaat de schade uit de volgende posten:
a.reis- en parkeerkosten: € 407,68 + € 69,65 = € 477,33;
b.hotelovernachting Rotterdam: € 173,90;
c. medische kosten: € 12,85;
d. opvragen medische informatie: € 99,24;
e.immateriële schade: € 22.000,00 -/- door het hof toegekend bedrag van € 7.500,00.

De schade bedraagt dus in totaal € 15.263,32.

Ondanks aanmaning en sommatie weigert [gedaagde] laatstgenoemd bedrag te betalen.

3.2.
Op voormelde gronden vordert [eiser] , na vermindering van eis, veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 15.263,32 en veroordeling in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over die kosten.

3.3.
[gedaagde] heeft, samengevat, het volgende verweer gevoerd.

Er heeft een woordenwisseling plaatsgevonden en hij heeft [eiser] tweemaal in het gezicht geslagen. Hij heeft [eiser] echter niet op zijn linkeroog geslagen maar op zijn wang. [eiser] had een bril op en uit het feit dat die bril niet kapot was, kan worden afgeleid dat hij [eiser] niet op zijn oog heeft geslagen. De strafrechter heeft niet of onvoldoende met de getuigenverklaringen rekening gehouden. Voor de door het hof toegekende schadevergoeding van € 7.753,83 heeft hij een betalingsregeling getroffen. Voor het meerdere is hij niet aansprakelijk.

De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs op van dat feit. Gelet op de hierboven onder randnummer 2.3 geciteerde bewezenverklaring leidt dat ertoe dat, behoudens tegenbewijs door [gedaagde] , vaststaat dat [gedaagde] [eiser] heeft mishandeld en dat deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad in de vorm van een nagenoeg blind linkeroog.

4.2.
[gedaagde] heeft in beginsel de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren, maar er is geen aanleiding hem daartoe in de gelegenheid te stellen. Volgens zijn eigen zeggen zijn bij de politie en bij de rechtbank al drie getuigen gehoord en zouden twee van de drie getuigen opnieuw gehoord kunnen worden. [gedaagde] heeft echter niet aangegeven wat deze getuigen meer of anders zouden kunnen verklaren dan wat zij al in de strafrechtelijke procedure hebben verklaard. Feiten of omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven om de getuigen opnieuw te horen, zijn niet gesteld en ook niet gebleken. [gedaagde] heeft nog wel de mogelijkheid geopperd, dat het oogletsel is ontstaan door iets dat na de mishandeling heeft plaatsgevonden, maar tegenover de betwisting daarvan door [eiser] heeft hij dat verder niet geconcretiseerd of onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.

4.3.
Omdat de onrechtmatige daad vaststaat en aan [gedaagde] kan worden toegerekend, is [gedaagde] aansprakelijk voor de schade.

Wat de reis- en parkeerkosten en hotelovernachting betreft, heeft [gedaagde] de noodzaak van een bezoek aan het Oogziekenhuis in Rotterdam betwist. Door [eiser] is echter onweersproken gesteld dat hij door het Catharinaziekenhuis in Eindhoven in het kader van een second opinion is doorverwezen naar het Oogziekenhuis. De daarmee gemoeide kosten zijn in redelijkheid gemaakt en komen daarom voor vergoeding in aanmerking.

4.4.
Voor het overige heeft [gedaagde] de hoogte van de materiële schadeposten niet betwist, zodat deze kunnen worden toegewezen.

4.5.
[eiser] heeft de door hem gevorderde immateriële schadevergoeding onderbouwd met een aantal rechterlijke uitspraken uit de "Smartengeldgids 2020", waarin sprake is van het zelfde of vergelijkbaar letsel. De toegekende (geïndexeerde) bedragen variëren van € 19.885,00 tot € 25.857,00. In vier van de vijf gevallen ging het echter om jonge mannen van begin twintig, terwijl [eiser] ten tijde van het voorval ruim 54 jaar oud was. In plaats van het gevorderde bedrag van € 22.000,00 zal daarom in dit geval een bedrag van € 16.000,00 worden toegekend. Verminderd met het door het hof toegekende bedrag van € 7.500,00 resteert een bedrag van € 8.500,00.

4.6.
De slotsom is, dat aan hoofdsom kan worden toegewezen een bedrag van € 9.263,32. ECLI:NL:RBOBR:2021:1481