Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 160620 Smartengeld OPS/CTE : € 10.000,-

GHARL 160620 OPS/CTE; Bewijs van causaal verband tussen (piek)blootstellingen in 1999-2000 en gezondheidsklachten geleverd;
- Smartengeld OPS/CTE : € 10.000,-
 ;
- niet aan OPS/CTE gerelateerde klachten en beperkingen maken dat betrokkene door de OPS/CTE ernstiger wordt 'geraakt' dan daarzonder het geval zou zijn


Schade

2.18
[appellant] heeft schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd. Ter voorbereiding op de comparitie heeft hij zijn schade inzichtelijk gemaakt en in dat verband ook concrete bedragen genoemd. Het hof ziet daarin reden gebruik te maken van zijn bevoegdheid (vgl. artikel 612 Rv) om de schade in dit arrest te begroten.

2.19
[appellant] maakt allereerst aanspraak op smartengeld en heeft in dat verband aanspraak gemaakt op een bedrag van € 10.000,- (inclusief wettelijke rente). Het hof acht dit bedrag ook toewijsbaar. Uit de medische informatie en de hiervoor besproken rapporten van de deskundigen volgt dat de klachten die [appellant] heeft vanwege OPS/CTE - zoals ernstige concentratieklachten, opvliegendheid - forse nadelige gevolgen hebben voor zijn levensvreugde, ook omdat zij de relatie tussen hem en zijn echtgenote onder druk zetten en hem beperken in het onderhouden van sociale contacten. Dat hij ook veel andere lichamelijke klachten heeft betekent, anders dan De Graaf meent, niet dat aan de klachten ten gevolge van OPS/CTE minder gewicht toekomt. Het is aannemelijker dat [appellant] , die al diverse lichamelijke klachten en beperkingen heeft, door de cognitieve en emotionele klachten nog ernstiger wordt ‘geraakt’. Mede gezien de uitspraken van Nederlandse rechters in (min of meer) vergelijkbare zaken en rekening houdend met de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van het smartengeld, is een bedrag van € 10.000,- inclusief wettelijke rente niet te hoog.

2.20
[appellant] maakt vervolgens aanspraak op een bedrag van € 500,- vanwege door hem gemaakte medische kosten en reiskosten. Hoewel hij dit bedrag niet heeft gespecificeerd, is dit bedrag wel toewijsbaar. Het hof acht aannemelijk dat [appellant] in de loop der tijd diverse kosten heeft gemaakt in verband met zijn medische klachten.

2.21
Het hof volgt [appellant] niet in diens betoog dat hij aanspraak heeft op een bedrag van € 5.000,- omdat hem de mogelijkheid is ontnomen om zich om te scholen doordat hij lijdt aan OPS/CTE. Het staat vast dat [appellant] door andere klachten dan door zijn OPS/CTE klachten volledig arbeidsongeschikt is verklaard. Toen hij arbeidsongeschikt was verklaard, was [appellant] de vijftig gepasseerd, was hij laaggeschoold en had hij een eenzijdig arbeidsverleden. Zijn kansen op de arbeidsmarkt waren, kortom, niet rooskleurig. Ter gelegenheid van de comparitie is gebleken dat [appellant] nog geprobeerd heeft om werk in het kader van de WSW te vinden. Met dat werk zou hij, zoals ter comparitie ook is vastgesteld, niet meer hebben verdiend dan hij op basis van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving.
Bij deze stand van zaken is onvoldoende aannemelijk geworden dat [appellant] , wanneer de OPS/CTE wordt weggedacht, een reële kans had op een hoger inkomen dan hij uit zijn uitkering al ontving.

2.22
De conclusie is dat de schade van [appellant] begroot kan worden op € 10.500,- (inclusief wettelijke rente). Over dit bedrag is wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum van het arrest.

Conclusie

2.23
De conclusie is dat de vordering van [appellant] tot schadevergoeding toewijsbaar is tot een bedrag van € 10.500,-. [appellant] heeft niet toegelicht dat hij bij toewijzing van de door hem geleden schade nog belang heeft bij de door hem gevorderde verklaring voor recht. Die verklaring voor recht zal worden afgewezen.

2.24
De vonnissen van de kantonrechter zullen worden vernietigd. De Graaf zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg (salaris gemachtigde: € 450,-) en in hoger beroep (3 punten, tarief II). De Graaf dient ook de (door [appellant] voorgeschoten) kosten van het deskundigenbericht te dragen. ECLI:NL:GHARL:2020:4569