Hof Amsterdam 140616 onrechtmatige ontruiming gehuurde woning; smartengeld vanwege geestelijk letsel € 3.000 (x50% vanwege eigen schuld)
- Meer over dit onderwerp:
Hof Amsterdam 140616 onrechtmatige ontruiming gehuurde woning; smartengeld vanwege geestelijk letsel € 3.000 (x50% vanwege eigen schuld)
3.18.
In grief 4 komt [appellant] op tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering tot vergoeding van immateriële schade ad € 10.000,-. [appellant] stelt in zijn grief dat wel degelijk sprake is geweest van ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer en dat hij zich onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen in de periode van 5 november 2013 tot 3 april 2014.
3.19.
In hoger beroep heeft [appellant] een medisch rapport overgelegd van de door hem geconsulteerde psycholoog van 20 mei 2015. Daarin wordt melding gemaakt van de onderhavige ontruiming in 2009, maar ook van het gedwongen verlaten van zijn woning nadien als gevolg van wateroverlast (door Lieven de Key bij memorie van antwoord beschreven als “een volkomen onder water gelopen woning”). Gerefereerd wordt aan vele uitzettingen die [appellant] als klein jongetje heeft moeten meemaken. De psycholoog rapporteert dat de gedwongen uitzettingen uit zijn huis door de woningbouwvereniging zijn aan te merken als een traumatische ervaring in ernstige mate, kortom als een posttraumatische stressstoornis. Beschreven wordt dat [appellant] een ernstige vorm van slaapstoornis heeft waardoor hij ’s nachts zit te computeren of tv moet kijken. De conclusie luidt dat de verwikkelingen van de afhandeling van zijn zaak maken dat [appellant] niet kan herstellen en zijn psychische problematiek van de posttraumatische stressstoornis door de huisuitzettingen alsmaar verergert.
3.20.
Op basis van het in hoger beroep overgelegde psychologisch rapport acht het hof in voldoende mate aannemelijk geworden dat [appellant] zodanig als gevolg van de ontruiming heeft geleden dat sprake is van geestelijk letsel dat grond geeft voor een vordering tot vergoeding van immateriële schade. Op grond van hetgeen de psycholoog heeft gerapporteerd, kan echter niet worden aangenomen dat de beschreven psychische problematiek geheel als gevolg van de onderhavige ontruiming kan worden aangemerkt, nu uit het rapport moet worden afgeleid dat mede oorzakelijk zijn geweest de ervaringen die [appellant] heeft gehad na de ernstige wateroverlast in zijn woning nadien. Alles afwegende waardeert het hof de immateriële schade van [appellant] als gevolg van de ontruiming in 2009 op een bedrag van € 3.000,-. Op grond van het eerder overwogene komt hiervan een bedrag van € 1.500,- (50% van € 3.000,-) voor vergoeding in aanmerking. In zoverre slaagt grief 4. ECLI:NL:GHAMS:2016:2302