Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 120624 pestende buren; vorderingen over en weer afgewezen; geen aantasting in de persoon (art. 6:106 sub b BW)

RBLIM 120624 pestende buren; vorderingen over en weer afgewezen; geen aantasting in de persoon (art. 6:106 sub b BW)

De (gewijzigde) vordering van [eisers, verweerders in reconventie]

4.2.

Grondslag van de (gewijzigde) vordering van [eisers, verweerders in reconventie] is onrechtmatige daad. Door het onrechtmatig handelen van [gedaagden, eisers in reconventie] hebben [eisers, verweerders in reconventie] , zo stellen zij, een immateriële schade geleden ten bedrage van € 3.000,00 doordat zij, zo begrijpt de rechtbank, op andere wijze in hun persoon zijn aangetast als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW.

4.3.

[eisers, verweerders in reconventie] voeren hiertoe aan dat sprake zou zijn geweest van ingrijpende woningoverlast die een ernstige inbreuk oplevert op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. [eisers, verweerders in reconventie] , hun perceel, gezin en bezoek zijn maandenlang voortdurend in de gaten gehouden door middel van camera’s en gefilmd door gsm’s, en tevens is sprake geweest van ernstige geluidsoverlast. Daar komt nog bij dat [gedaagden, eisers in reconventie] afbreuk hebben gedaan aan ‘het straataanzicht’, onder meer door het plaatsen van doeken. Ook hebben [gedaagden, eisers in reconventie] de nieuwe erfafscheiding die [eisers, verweerders in reconventie] op hun perceel hadden geplaatst beschadigd. Een woning is, aldus [eisers, verweerders in reconventie] , een belangrijk onderdeel van de persoonlijke levenssfeer. De aard en de ernst van het door [gedaagden, eisers in reconventie] veroorzaakt onrechtmatig gedrag heeft een dusdanige impact heeft gehad op hun privé- en gezinsleven van [eisers, verweerders in reconventie] dat dit volgens [eisers, verweerders in reconventie] een immateriële schadevergoeding wegens aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW rechtvaardigt. [eisers, verweerders in reconventie] verwijzen in dit verband naar ECLI:NL:GHARL:2023:29.

4.4.

De rechtbank overweegt dat, ook wanneer geen sprake is van geestelijk letsel, zoals in het onderhavige geval, de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde kunnen meebrengen dat van aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Weliswaar hebben [eisers, verweerders in reconventie] de aan [gedaagden, eisers in reconventie] verweten gedragingen genoegzaam onderbouwd en moet aan hen worden toegegeven dat deze een negatieve impact hebben gehad op hun welbevinden en woonplezier, maar liggen de relevante nadelige gevolgen daarvan voor [eisers, verweerders in reconventie] niet zo voor de hand, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat [eisers, verweerders in reconventie] zich op hun beurt evenmin onbetuigd hebben gelaten door zich jegens [gedaagden, eisers in reconventie] hinderlijk en niet de-escalerend te gedragen (zie hierna in reconventie). Het in dit verband door [eisers, verweerders in reconventie] genoemde arrest (vindplaats ECLI:NL:GHARL:2023:29) werpt hier geen ander licht op, nu de daarin door het hof beoordeelde gedragingen van de betreffende buren over en weer aanmerkelijk ernstiger waren dan de onderhavige.

4.5.

Uit het voorgaande volgt dan ook dat [eisers, verweerders in reconventie] geen aanspraak kunnen maken op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De vordering zal dan ook worden afgewezen en [eisers, verweerders in reconventie] zullen daarom als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van [gedaagden, eisers in reconventie] zijn gerezen en tot op heden worden begroot op:

  • € 1.301,00 aan griffierecht,

  • € 1.042,001 voor salaris advocaat, en

-    € 178,00 € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing),

totaal € 2.521,00.

In reconventie

4.6.

Grondslag van de (gewijzigde) vordering van [gedaagden, eisers in reconventie] – onder 1 vorderen zij een verklaring voor recht dat [eisers, verweerders in reconventie] jegens hen toerekenbaar onrechtmatig hebben gehandeld (zie hiervoor onder rov. 3.3) – is (eveneens) onrechtmatige daad. Door het onrechtmatig handelen van [eisers, verweerders in reconventie] is, aldus [gedaagden, eisers in reconventie] , aannemelijk dat de mogelijkheid bestaat dat [gedaagde, eiseres in reconventie] is aangetast in haar persoon en geestelijk letsel heeft opgelopen. Gelet hierop vorderen [gedaagden, eisers in reconventie] dat [eisers, verweerders in reconventie] worden veroordeeld tot vergoeding van alle dientengevolge geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen als volgens de wet.

4.7.

Voor [gedaagden, eisers in reconventie] , zo stellen zij verder ter onderbouwing, werd de situatie onhoudbaar en onleefbaar, en trok deze een zware wissel op de mentale gezondheid van met name [gedaagde, eiseres in reconventie] en dochter [dochter] . De situatie werd zo erg, dat de mondelinge behandeling in deze zaak niet kon worden afgewacht en [gedaagden, eisers in reconventie] uit “puur lijfsbehoud en in het belang van het kind” (randnr. 2 van voormelde akte van [gedaagden, eisers in reconventie] ) hebben besloten te verhuizen.

4.8.

Nu [gedaagden, eisers in reconventie] hebben aangevoerd dat enkel [gedaagde, eiseres in reconventie] – eiseres in reconventie sub 2 – op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW, zal de vordering van [gedaagde, eiser in reconventie] – eiser in reconventie sub 1 – reeds aanstonds worden afgewezen.

4.9.

Met [gedaagden, eisers in reconventie] is de rechtbank van oordeel dat voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, voldoende is dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden door [gedaagde, eiseres in reconventie] aannemelijk is. Maar wél moeten feiten en omstandigheden worden gesteld waaruit aannemelijk wordt dat mogelijk schade is geleden. Van die stelplicht hebben [gedaagden, eisers in reconventie] zich echter onvoldoende gekweten. Immers, met het door hen gestelde dat [eisers, verweerders in reconventie] hen hebben begluurd en bespied en dat [eisers, verweerders in reconventie] hen dan wel hun gezinsleden dan wel hun perceel hebben gefotografeerd en gefilmd, is de rechtbank er niet van overtuigd geraakt dat de mogelijkheid dat [gedaagde, eiseres in reconventie] in haar persoon is aangetast aannemelijk is. Dat sprake zou zijn van geestelijk letsel, is slechts bloot gesteld en betwist door [eisers, verweerders in reconventie] ; een objectief aanknopingspunt hiervoor, ook voor het mogelijke verband tussen de gedragingen van [eisers, verweerders in reconventie] en het gestelde geestelijk letsel van [gedaagde, eiseres in reconventie] , zoals een verklaring van een arts of van een werkgever (burn-out), ontbreekt, terwijl dit op eenvoudige wijze gerealiseerd had kunnen worden. Ook anderszins – dus bij het ontbreken van geestelijk letsel – zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de mogelijkheid van schade. Immers, gezien de aard en de ernst van de door [gedaagden, eisers in reconventie] gestelde gedragingen van [eisers, verweerders in reconventie] – begluren/bespieden, fotografen/filmen – liggen de relevante nadelige gevolgen daarvan voor [gedaagden, eisers in reconventie] niet zo voor de hand, dat de mogelijkheid van een aantasting in de persoon aannemelijk is, de impact op het geestelijk welzijn van [gedaagden, eisers in reconventie] ten spijt. Ook hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [gedaagden, eisers in reconventie] zich op hun beurt evenzeer hinderlijk en niet de-escalerend jegens [eisers, verweerders in reconventie] hebben gedragen.

4.10.

Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen alsmede de daarop gegronde schadestaat. In het licht hiervan is de gevorderde veroordeling van [eisers, verweerders in reconventie] tot het maken van schriftelijke excuses, wat hiervan ook zij, hetzelfde lot beschoren.

4.11.

Het gevorderde verbod van [gedaagden, eisers in reconventie] om [eisers, verweerders in reconventie] te verbieden om hen te beledigen in woord of geschrift en door gebaren zal eveneens worden afgewezen. Nu [gedaagden, eisers in reconventie] zijn verhuisd, hebben zij geen belang meer bij deze vordering. Dat [gedaagden, eisers in reconventie] hebben gesteld dat zij nog regelmatig in [plaats 2] komen en het zeer wel mogelijk is dat partijen elkaar in de toekomst nog tegen het lijf lopen, zodat er volgens [gedaagden, eisers in reconventie] nog voldoende belang is bij het gevorderde verbod, onderschrijft de rechtbank niet, mede gezien het toekomstige en hoogst speculatieve karakter van deze aanname. Ook dit deel van de vordering zal dus worden afgewezen.

4.12.

Gezien het voorgaande zullen alle vorderingen van [gedaagden, eisers in reconventie] worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen zij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisers, verweerders in reconventie] gerezen en tot aan dit vonnis begroot op:

  • € 521,00 voor salaris advocaat,

  • € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing),

totaal € 699,00. ECLI:NL:RBLIM:2024:4896