Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 181219 smartengeld bij dubbele beenbreuk en zeer lange revalidatie: € 10.000,00

RBROT 181219 man wordt in "kote gaeshi"-greep genomen; gevolg: dubbele beenbreuk; Geen eigen schuld in 'dronkenmansgedrag'
- uitgangspunt bij gevalsvergelijking tzv smartengeld is de dag van de schadetoebrengende gebeurtenis 19 november 2017
- smartengeld bij dubbele beenbreuk en zeer lange revalidatie: € 10.000,00

4.21.

Onder verwijzing naar de Smartengeldgids van de ANWB vordert [eiser] een bedrag van € 12.000,- aan immateriële schade. [gedaagde] voert ter zake aan dat een bedrag van € 6.000,- passend is.

4.22.
Smartengeld is bedoeld om de benadeelde genoegdoening en compensatie te bieden voor wat hem is aangedaan. Bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden, waarbij het gaat om de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Daarbij moet worden aangesloten bij de bedragen die door de rechter in Nederland plegen te worden toegekend in vergelijkbare gevallen.

4.23.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] niet de bedoeling had om [eiser] letsel toe te brengen. Om voor de vaststelling van de hoogte van het smartengeld dan een-op-een aan te sluiten bij letselzaken waarin mishandeling aan de orde was, acht de rechtbank niet passend. Feit is echter wel dat [gedaagde] bewust de ‘kote gaeshi’-greep op [eiser] heeft toegepast in een situatie waarin ‘weglopen’ of ‘wegduwen’ meer voor de hand had gelegen, waardoor deze zaak zich evenmin laat vergelijken met zaken waarin ‘slechts’ sprake was van een ongeluk of van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

4.24.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat [eiser] door het handelen van [gedaagde] zijn linker scheen- en kuitbeen heeft gebroken en als gevolg daarvan een tamelijk langdurig revalidatietraject is ingegaan. [eiser] heeft ruim 1,5 maand gebruik gemaakt van een rolstoel en heeft zeven maanden op krukken gelopen. Verder ondergaat hij sinds januari 2018 fysiotherapie. Door de dubbele beenbreuk en de moeizame botconsolidatie is (zo blijkt uit de door [eiser] overgelegde medische rapportage) een afwijkend looppatroon van het linkerbeen ontstaan dat op dit moment nog niet volledig hersteld is. Onder meer door het in zijn been geplaatste osteosynthesemateriaal ondervindt [eiser] thans nog (in meer of mindere mate) beperkingen in het (trap)lopen, knielen, kruipen en hurken.

4.25.
Alles in aanmerking nemend, acht de rechtbank toekenning van een bedrag van € 10.000,- aan smartengeld passend. Daarmee heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met het verdere herstelproces dat [eiser] ook na de datum van dit vonnis nog dient te doorlopen. Aldus hoeft de door [eiser] geleden en nog te lijden immateriële schade niet meegenomen te worden in de schadestaatprocedure en zal in onderhavige procedure de gevorderde schadevergoeding tot voormeld bedrag reeds worden toegewezen.

4.26.
[gedaagde] voert aan dat, wanneer wordt aangeknoopt bij actuele normen ter vaststelling van het smartengeld, geen afzonderlijke vergoeding van wettelijke rente over het smartengeld is verschuldigd. Omdat de toegekende bedragen aan smartengeld vanwege geldontwaarding een stijgende trend vertonen, is toekenning van wettelijke rente alleen gerechtvaardigd wanneer - zo begrijpt de rechtbank het standpunt van [gedaagde] - voor de toekenning van de hoogte van het smartengeld aangeknoopt wordt bij de normen zoals die golden op het moment van de schadetoebrengende gebeurtenis.

4.27.
De wettelijke rente is in beginsel het wettelijke instrument om bij schadevergoeding rekening te houden met geldontwaarding. De indexeringen in de ANWB Smartengeldgids zijn gebaseerd op de door het CBS gepubliceerde consumentenprijsindexcijfers en dienen met name om de door de jaren heen toegekende bedragen met elkaar te kunnen vergelijken. Uitgangspunt bij vergelijkingen van de onderhavige zaak met eerdere bij vonnis toegewezen bedragen is derhalve het niveau van het smartengeld op de dag van de schadetoebrengende gebeurtenis geweest, te weten 19 november 2017. Dit alles is echter van beperkte betekenis, nu de begroting van de in 4.24. naar billijkheid vastgestelde vergoeding voor immateriële schade niet het resultaat is van een exacte berekening maar van de weging van alle omstandigheden van het specifieke geval. Bovendien dient de duur van de periode waarin de schadeafwikkeling plaatsvindt de begroting van de immateriële schade niet te vertroebelen.

4.28.
Gelet op hetgeen in 4.26. is overwogen, zal de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding worden toegewezen vanaf 19 november 2017. ECLI:NL:RBROT:2019:10588