Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 300922 knieklachten en beperkingen na ongeval, € 7.500 smartengeld.

RBROT 300922 knieklachten en beperkingen na ongeval, € 7.500 smartengeld.
- toegewezen 20 uur x € 245,00 + 21 % = € 5929,00; geen kantoorkosten naast uurtarief
2.

De feiten

2.1.
Op 25 mei 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij [verzoekster] rijdend op de fiets, is aangereden door een motorvoertuig dat op dat moment tegen wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd bij Unigarant.

2.2.
[verzoekster] heeft ten gevolge van dit ongeval letsel opgelopen. Zij heeft Unigarant aansprakelijk gesteld voor haar schade.

2.3.
Unigarant heeft aansprakelijkheid erkend.

2.4.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van het smartengeld.

3.
Het geschil

3.1.
[verzoekster] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
- Unigarant te veroordelen tot betaling van een vergoeding aan immateriële schade van € 22.500,00, of een in goede justitie te bepalen bedrag; en
- Unigarant te veroordelen in de kosten van de procedure, begroot op € 6.344,03, te vermeerderen met het griffierecht.

3.2.
Unigarant verzoekt het smartengeld vast te stellen op € 5.000,00 en daarboven af te wijzen en de kosten van de procedure van [verzoekster] te maximeren tot € 3.853,85 inclusief BTW.

3.3.
Op de stellingen en de argumenten die [verzoekster] en Unigarant daarbij in dit deelgeschil hebben aangevoerd wordt - voor zover ze relevant zijn - hierna bij de beoordeling nader ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Het verzoek van [verzoekster] berust op artikel 1019w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gelet op dit doel moet de rechtbank allereerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. In artikel 1019z Rv is bepaald dat de rechtbank het verzoek afwijst voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij dient de rechtbank te beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.

4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag omtrent de hoogte van het smartengeld zoals [verzoekster] die aan de rechtbank voorlegt, in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen.

4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoekster] recht heeft op smartengeld. Unigarant heeft niet - althans niet voldoende gemotiveerd - betwist dat een beslissing over de hoogte van het smartengeld kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellings-overeenkomst tussen partijen. De zaak is dan ook geschikt voor behandeling als deelgeschil.

4.4.
[verzoekster] maakt aanspraak op een bedrag van € 22.500,00. Het ongeval heeft volgens [verzoekster] veel impact, op diverse aspecten van haar leven. Zij is onder volledige narcose geopereerd aan haar linkerknie en het herstelproces daarna is langzaam gegaan en heeft niet het gewenste resultaat gebracht. Zij heeft veel pijnklachten gehad en heeft ook nu nog pijn en is blijvend beperkt in haar bewegingen aan de linkerkant. Ze had veel pijnstilling nodig waaronder diclofenac, naproxen en tramadol, welke middelen zij niet goed verdroeg vanwege haar prikkelbare darmsyndroom dat daardoor verergerde. Ze heeft veel fysiotherapiebehandelingen gehad maar deze hebben niet tot een volledig herstel geleid. Ze is haar rechterknie gaan overcompenseren èn haar bekken werd instabiel. Tijdens haar herstelperiode is [verzoekster] zwanger geraakt. Gezien haar klachten en beperkingen is het zijn van moeder, en met name het zijn van alleenstaande moeder, erg zwaar. Daarom heeft zij haar huis moeten verkopen en is zij bij haar ouders in Zeeland gaan wonen. Bij het buigen van haar knie en bij traplopen was en is zij nog steeds beperkt. Op haar hurken zitten kan zij niet, en door de knieën gaan doet pijn. Sommige gewone dingen kan zij niet met haar dochtertje doen, zoals met haar spelen op de grond. Verder heeft [verzoekster] zich bloot moeten geven door het verschaffen van inzage in haar medisch dossier. Daarmee is inbreuk gemaakt op haar persoonlijke integriteit. De operatie was niet nodig geweest als de onrechtmatige daad niet was gepleegd en het ongeval niet had plaatsgevonden. Het smartengeld dat in Nederland wordt toegewezen is te laag; er moet, naar boven toe, worden afgeweken van uitspraken in de Smartengeldgids. Het door haar geleden leed, haar pijn en beperkingen rechtvaardigen een aanzienlijk hogere vergoeding.

4.5.
Unigarant vindt het bedrag dat zij eerder aan [verzoekster] heeft aangeboden en nog steeds bereid is te betalen aan smartengeld, € 5.000,00, al aan de hoge kant. Er moet aansluiting worden gezocht bij vergelijkbare bedragen uit de Smartengeldgids. Er moet naar de objectieve factoren worden gekeken. Er is sprake van een gering blijvend invaliditeitspercentage (hierna: B.I. percentage ), van 1 tot 3 %, en [verzoekster] heeft één (kijk)operatie gehad waarbij geen sprake was van een compliceerde breuk. Er is littekenweefsel in haar linkerknie. De klachten van [verzoekster] zijn moeilijk objectiveerbaar. Volgens de onafhankelijk deskundige heeft [verzoekster] slechts lichte buigbeperkingen aan haar linker knie. Het is de vraag of de operatie wel nodig was als gevolg van het ongeval: in veel gevallen vindt de chirurg een plica, ook zonder ongeval. Daarbij geldt: het enkele feit dat er een onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden, betekent niet dat meer moet worden vergoed en [verzoekster] is niet op andere wijze in haar persoon aangetast, als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW.

4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Het ongeval waarvoor Unigarant aansprakelijkheid heeft erkend is [verzoekster] nu ruim drie jaar geleden overkomen. [verzoekster] ervaart sinds die tijd - en ook nog na haar operatie op 15 november 2019, waarvan de rechtbank het hoogst aannemelijk acht dat deze operatie nodig is geweest vanwege het ongeval - aanhoudend knieklachten, met name links en in mindere mate ook rechts. Zij heeft nog steeds pijn aan haar knieën en kan haar linkerknie slechts beperkt buigen. Traplopen is moeilijk. De rechtbank gaat er, op basis van de onvoldoende gemotiveerd weersproken stellingen van [verzoekster] , vanuit dat er sprake is van een medische eindtoestand. De knieklachten zullen dus blijvend zijn. Hoewel haar B.I. percentage (objectief gezien) met 1 tot 3 procent gering is, wegen de pijnklachten en de lichamelijke beperkingen voor [verzoekster] (subjectief gezien) extra zwaar omdat zij, als alleenstaande moeder van een baby, meer last heeft van haar beperkingen. Zo kan zij niet goed met haar dochtertje de trap op en af, kan zij niet op de grond gehurkt of op haar knieën met haar dochtertje spelen. [verzoekster] heeft als moeder vaak hulp nodig. Om deze redenen heeft [verzoekster] haar zelfstandigheid moeten opgeven en is zij met haar dochtertje bij haar ouders in Zeeland gaan wonen.

4.7.
De door Unigarant aangehaalde uitspraken uit de Smartengeldgids laten, zo overweegt de rechtbank, lagere smartengeldbedragen zien bij been- en voetletsel dan dat [verzoekster] verzoekt. Dat ziet de rechtbank ook. Echter, gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en dan met name de persoonlijke, subjectieve omstandigheden aan de kant van [verzoekster] , acht de rechtbank een hogere vergoeding passend. De Smartengeldgids is een leidraad. De rechtbank heeft de ruimte om daarvan af te wijken en doet dat hier. De afwijking die [verzoekster] verzoekt beoordeelt de rechtbank echter als bovenmatig. De rechtbank ziet geen ruimte voor de in het verzoekschrift verzochte € 22.500,00. Dan zou te veel worden afgeweken van min of meer vergelijkbare uitspraken betreffende been- of voetletsel. Daarbij: [verzoekster] is éénmaal geopereerd, er was geen sprake van een gecompliceerde breuk, ze heeft kunnen werken, ze kan op een elektrische fiets - door Unigarant ter beschikking gesteld - fietsen en kan ook weer sporten, zo begrijpt de rechtbank. Veel dingen kan [verzoekster] gelukkig dus wel.

4.8.
De rechtbank ziet daarnaast geen inbreuk op haar persoonlijke integriteit zoals in de door [verzoekster] aangehaalde rechtspraak. Daarmee is geen ruimte voor (extra) smartengeld op de grond dat [verzoekster] “op andere wijze in haar persoon is aangetast”, als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW. Het enkele feit dat [verzoekster] in het kader van haar letselschadezaak medische informatie heeft moeten verschaffen aan Unigarant of aan de medisch adviseur van Unigarant dan wel aan de deskundige is niet als zodanig aan te merken.

4.9.
Ook het enkele feit dat, ware het ongeval niet gebeurd, [verzoekster] geen operatie nodig had gehad, vormt geen omstandigheid die leidt tot een hoger smartengeldbedrag. Het betreft hier geen onnodig verrichte operatie maar een operatie die nodig was na het verkeersongeval dat [verzoekster] is overkomen. De vergelijking met de door [verzoekster] aangehaalde uitspraak van de rechtbank Utrecht (ECLI:NL:RBUTR:2011: BQ0094) gaat daarom niet op.

4.10.
Alles overwegende oordeelt de rechtbank dat een smartengeldbedrag van€ 7.500,00 in dit geval redelijk en billijk is.

4.11.
Op grond van artikel 1019aa Rv dient begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden.

4.12.
[verzoekster] heeft aangevoerd dat haar advocaat 20 uren heeft besteed aan het voeren van de procedure, waarbij het uurtarief € 245,00 bedraagt, te vermeerderen met 7 % kantoorkosten en 21 % btw, waarmee het totaal uitkomt op € 6.344,00 te vermeerderen met het griffierecht. Unigarant verweert zich tegen de gestelde hoeveelheid uren: 13 of eventueel 15 uren is maximaal redelijk en kantoorkosten zijn niet meer van deze tijd. De kosten moeten volgens Unigarant gemaximeerd worden op € 3.853,85 inclusief btw.

4.13.
De rechtbank acht in dit geval een aantal uren van 20 redelijk als het gaat om de totale tijd die aan deze deelgeschilprocedure is besteed. De rechtbank zal daarbij uitgaan van een uurtarief van € 245,00 en 21 % btw. Voor het afzonderlijk rekenen van kantoorkosten naast dit uurtarief is geen ruimte. Het griffierecht voor [verzoekster] bedraagt € 1.301,00. De kosten voor dit deelgeschil worden derhalve begroot op een bedrag van € 7.230,00 (het uurtarief van € 245,00 en 21 % btw x 20 uur + € 1.301,00 aan griffierecht). ECLI:NL:RBROT:2022:8289