RBMNE 010818 smartengeld bij lichte whiplashklachten € 2.600,00
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 010818 causaal verband, mede met het oog op vlgs neuroloog niet ongevalgerelateerd deel klachten; voornemen benoemen arbeidsdeskundige
- smartengeld bij lichte whiplashklachten € 2.600,00
4.7.
Op grond van het voorgaande volgt de rechtbank de conclusies van Van der Looy en stelt vast:
- dat [eiser] als gevolg van het ongeval nek- en schouderklachten heeft, zonder dat er bewegingsbeperkingen zijn geconstateerd en
- dat hij als gevolg van deze klachten lichte beperkingen heeft bij werkzaamheden of activiteiten, waarbij hij regelmatig zijn hoofd eindstandig dient te roteren (draaien) of te lateroflecteren (opzij buigen) naar rechts of links dan wel maximaal dient te extenderen (strekken) of te flecteren (buigen).
Omdat Verlooy de beperkingen duidelijk heeft beschreven, is de rechtbank van oordeel dat een nadere opdracht aan een verzekeringsarts niet nodig is.
4.8.
De grootste schadepost is het door [eiser] gestelde verlies aan arbeidsvermogen. Voor de begroting daarvan is van belang in hoeverre de hiervoor genoemde beperkingen, gevolgen hebben voor de uitoefening van zijn werkzaamheden als zelfstandig autohandelaar.
4.9.
Voor de conclusie dat [eiser] als gevolg van zijn nek- en schouderklachten tot geen enkele werkzaamheid in staat is en daardoor volledig arbeidsongeschikt is zoals hij stelt, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Voorts is van belang dat naast de door Verlooy geconstateerde beperkingen die het gevolg zijn van het ongeval een aantal andere klachten en beperkingen aan de orde zijn. Het is niet duidelijk in hoeverre deze beperkingen invloed hebben op zijn mogelijkheden tot het verrichten van werkzaamheden. Het gaat om de reeds genoemde draaiduizeligheid en de lage rugklachten en om de beperkingen aan de linker pols als gevolg van de val van de ladder. Verder heeft ASR c.s. naar aanleiding van de stelling van [eiser] dat hij vanwege het gebruik van medicijnen niet meer kan autorijden, naar voren gebracht dat uit het rapport van Verlooy enkel blijkt dat [eiser] medicatie heeft voorgeschreven gekregen in verband met draaiduizeligheid en spanningsklachten die geen verband houden met het ongeval. Naar aanleiding van dit verweer had het op de weg van [eiser] gelegen zijn stelling dat hij vanwege zijn medicatie niet in staat is auto te rijden nader te onderbouwen. [eiser] is hier echter niet op ingegaan. Daarom zal bij de beoordeling van het verlies aan arbeidsvermogen de gestelde gevolgen van het medicijngebruik bij het autorijden buiten beschouwing worden gelaten.
4.10.
Anderzijds volgt de rechtbank ook niet de conclusie van ASR c.s. dat reeds nu - zonder nader onderzoek door een arbeidskundige - vaststaat dat de door Verlooy gevonden beperkingen in het geheel geen van verlies van arbeidsvermogen tot gevolg zouden kunnen hebben. De rechtbank heeft er daarom behoefte aan op dit punt een arbeidskundige te raadplegen.
4.11.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het voornemen om een arbeidskundige als deskundige te benoemen. De deskundige zal worden gevraagd welke gevolgen de hiervoor in 4.7 genoemde beperkingen hebben voor het werk van [eiser] als zelfstandig autoverkoper. Wat betreft de inhoud van zijn werkzaamheden zal in beginsel worden uitgegaan van de toelichting door [eiser] ter zitting dat deze voornamelijk bestonden uit het via de computer bijhouden van de advertenties op marktplaats en reageren daarop, dat hij incidenteel een gekochte auto ging ophalen en dat hij de eventueel noodzakelijke monteurswerkzaamheden aan een ingekochte auto zelf verrichtte.
4.12.
Nadat in kaart is gebracht welke gevolgen de beperkingen voor de werkzaamheden van [eiser] hebben, moet worden beoordeeld of en zo ja in hoeverre dit leidt tot een vermindering van zijn inkomsten. Voor de begroting van de schade als gevolg van het ongeval moet een vergelijking worden gemaakt tussen het feitelijk inkomen en het inkomen dat [eiser] zou hebben verdiend, het ongeval weggedacht. Omdat, zoals hiervoor is overwogen er ook andere oorzaken zijn voor de vermindering van zijn arbeidsvermogen, komt geen doorslaggevend belang toe aan de door [eiser] overgelegde jaarstukken over het jaar 2013 (het jaar na het ongeval) waaruit blijkt dat de omzet in dat jaar fors is gedaald en het resultaat negatief is. Zoals ook ASR c.s. heeft opgemerkt heeft de accountant in het voorwoord aangegeven dat deze daling het gevolg is van de operaties die [eiser] in dat jaar heeft ondergaan. Deze operaties houden geen verband met het ongeval.
4.13.
Gelet op het voorgaande doet de rechtbank een voorzet voor een mogelijke benaderingswijze voor het begroten van een eventueel verlies aan arbeidsvermogen in de gegeven omstandigheden. Aan de hand van de gemiddelde omzet in de jaren voor het ongeval kan een schatting worden gemaakt van het inkomen dat [eiser] zou hebben kunnen verwerven als hij zonder enige beperking zou hebben kunnen doorwerken. Indien de arbeidskundige tot de conclusie komt dat de aan het ongeval gerelateerde beperkingen gevolgen hebben voor de mogelijkheid voor [eiser] tot uitoefening van zijn beroep, kan de arbeidskundige worden gevraagd (in abstracto) te schatten met welk percentage deze geschatte jaaromzet als gevolg van deze beperkingen zou zijn verminderd. Deze vermindering kan dan als basis dienen voor de begroting van de jaarschade vanwege het verlies aan arbeidsvermogen. Deze benadering doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan het feit dat [eiser] als gevolg van het ongeval mogelijk beperkingen ondervindt, maar dat er daarnaast andere, niet aan het ongeval te relateren omstandigheden zijn die invloed hebben op zijn arbeidsvermogen.
4.14.
Voordat wordt overgegaan tot benoeming van de deskundige stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over dit voornemen, over de persoon van de deskundige en over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige, dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen.
4.15.
Omdat de beperkingen als gevolg van het ongeval zijn komen te staan zal de rechtbank oordelen over het gevorderde smartengeld. [eiser] vordert een bedrag van € 55.000,00 wegens smartengeld. Hij heeft deze vordering slechts onderbouwd door in algemene bewoordingen te stellen dat er sprake is van ernstig fysiek en geestelijk lijden. ASR heeft erop gewezen dat in vergelijkbare gevallen aanzienlijk lagere bedragen (tussen € 2.527,00 en € 3.000,00) zijn uitgekeerd. Zij wijst daartoe op relevante uitspraken die zijn gepubliceerd in de smartengeldgids ANWB (hierna: de Smartengeldgids).
4.16.
Gelet op hetgeen hiervoor in 4.7 is overwogen heeft [eiser] als gevolg van het ongeval nek- en schouderklachten die op een aantal punten tot lichte beperkingen hebben geleid. Onder deze omstandigheden is de rechtbank - vergelijkbare gevallen in de rechtspraak in aanmerking genomen - van oordeel dat een vergoeding van een bedrag van € 2.600,00 voor smartengeld passend is. Dit bedrag zal te zijner tijd bij einduitspraak worden toegewezen.
4.17.
Over de overige punten van geschil wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
4.18.
Nu de rechtbank in dit vonnis op een aantal essentiële punten een oordeel heeft uitgesproken, geeft zij partijen in overweging te trachten op basis van deze uitgangspunten in gezamenlijk overleg tot afwikkeling van de schade te komen. ECLI:NL:RBMNE:2018:5184