Hof A'dam 010408 smartengeldvergoeding bij gemis linker oog na mishandeling
- Meer over dit onderwerp:
Hof A'dam 010408 smartengeldvergoeding bij gemis linker oog na mishandeling
4.9 Bij de beoordeling van de eerste grief stelt het hof het volgende voorop (HR 17 november 2000, NJ 2001, 215). Het gaat in deze procedure om de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon ([geïntimeerde]) die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij deze begroting dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden, in een geval als het onderhavige in het bijzonder de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. De rechter dient bij zijn begroting tevens te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met in aanmerkingneming van de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding. Geen rechtsregel belet de rechter mede acht te slaan op de ontwikkelingen in andere landen met betrekking tot de toegekende bedragen, zij het dat deze ontwikkelingen niet beslissend kunnen zijn voor de in Nederland toe te kennen bedragen. De aard en ernst van het letsel van de betrokkene zijn mede van invloed op de omvang van de kosten, verbonden aan maatregelen ter veraangenaming van diens leven. De aard van de onderhavige vergoeding brengt echter mee dat deze niet afhankelijk is van de voorgenomen wijze van besteding. De rechter is dan ook niet gehouden om in een onderzoek daarvan te treden en behoeft in de motivering van zijn beslissing niet aan te geven op welke wijze en met welk resultaat hij rekening heeft gehouden met een voorbeeld van mogelijke besteding.
4.10 [appellant] voert in de toelichting op de eerste grief aan dat de gevallen die [geïntimeerde] in de processtukken heeft genoemd (de nummers 783 en 785 van het Smartengeldgids 2006 van Verkeersrecht) niet te vergelijken zijn met de feiten in deze zaak. Volgens [appellant] komt deze zaak meer overeen met de gevallen in de Smartengeldgids vermeld onder nummer 765 en 767. Hij is verder van mening dat de rechtbank ten onrechte de omstandigheden waaronder het letsel is toegebracht heeft laten meewegen.
4.11 Het hof overweegt allereerst dat uit niets blijkt dat de rechtbank met de gevallen genoemd in de nummers 783 en 785 van de Smartengeldgids rekening heeft gehouden. Hoe dat zij, het gaat hier om een ernstige vorm van mishandeling die tot gevolg heeft gehad dat [geïntimeerde], die ten tijde van het voorval 26 jaar was, zijn linker oog moet missen. Uit de brief van het Universitair Medisch Centrum Utrecht van 31 oktober 2006 aan de advocaat van [geïntimeerde] (productie 6 conclusie van repliek) blijkt het volgende. Op 21 februari 2003 werd de wond aan het linker oog gesloten. Het linker oog bleek echter niet levensvatbaar en op 27 maart 2003 is de oogbol operatief verwijderd. Op 7 april 2003 en op 31 maart 2005 hebben ooglidcorrecties plaats gevonden. De verwachting is dat jaarlijks een nieuwe prothese aangepast zal moeten worden.
4.12 De in 4.9 genoemde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van het hof het door de rechtbank vastgestelde smartengeld. De wijze waarop [geïntimeerde] de vergoeding denkt te besteden - [appellant] heeft gesteld dat die zal opgaan aan drank en drugs - is daarbij niet van belang. Het hof acht de door de rechtbank vastgestelde vergoeding in overeenstemming met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, mede in aanmerking genomen de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding. Het hof merkt daarbij op dat [appellant]’s verwijzing naar de gevallen nummers 765 en 767 in de Smartengeldgids niet opgaat. Het in de zaak nummer 765 (vonnis rechtbank Den Bosch van 8 oktober 1993; het slachtoffer is na een vechtpartij op de dansvloer aan een oog verwond geraakt, waardoor hij aan dat oog blind is geworden) toegekende bedrag was € 9.076,-, maar dat bedrag betreft slechts 50% van de totale vergoeding, nu de rechtbank eigen schuld van het slachtoffer aanwezig achtte. Bij toekenning van een gehele vergoeding zou, rekening houdend met de geldontwaarding, thans een hoger bedrag dan € 20.000,- zijn vastgesteld. De zaak nummer 767 betreft een schadevergoeding van € 15.000,- bij vonnis van de rechtbank Almelo van 6 november 2002 toegekend in een geval waarbij het slachtoffer bij een caféruzie zodanig was mishandeld dat hij zijn rechter oog moest missen. Het toegewezen bedrag is, ook wanneer rekening wordt gehouden met de geldontwaarding, iets lager dan het door de rechtbank in het bestreden vonnis toegewezen bedrag. In de door [geïntimeerde] genoemde zaak nummer 783 van de Smartengeldgids heeft de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 14 januari 1999 echter een vergoeding van € 22.689,- toegekend in een geval waarbij het slachtoffer bij een caféruzie met een stoel op het hoofd werd geslagen en een stoelpoot het rechter oog trof, met gevolg dat dat oog na enkele operaties moest worden verwijderd.
4.13 Ook de verdere in de Smartengeldgids genoemde gevallen brengen niet mee dat gezegd kan worden dat de aan [geïntimeerde] toegekende vergoeding te hoog is uitgevallen. Wat [appellant] verder nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het hof merkt daarbij nog op dat het geen rekening heeft gehouden met de stelling van [geïntimeerde] dat hij nog dagelijks pijn ervaart aan het linker oog wegens fantoompijn, nu hij deze stelling tegenover de betwisting door [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt. LJN BD1162