Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 100614 mishandeling; relatief gering letsel; smartengeld € 1.000 billijk

Hof 's-Hertogenbosch 100614 mishandeling; uit psychiatrisch deskundigenonderzoek blijkt ernstige pre-existentie; volgt afwijzing vordering VAV
- relatief gering letsel; smartengeld € 1.000 billijk;
- concrete onderbouwing draagkracht ontbreekt; beroep op matiging afgewezen

26.11.

[appellant] vordert daarnaast vergoeding van immateriële schade. Onder verwijzing naar een aantal uitspraken opgenomen in de Smartengeldgids 2006 vordert [appellant] een bedrag van € 20.000. [geïntimeerde] heeft betwist dat [appellant] recht heeft op smartengeld en voorts de hoogte van het bedrag betwist.

26.12.
Op grond van artikel 6:106 BW heeft [appellant] recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. De mishandeling waarvoor [geïntimeerde] jegens hem aansprakelijk is heeft immers wel geleid tot enig lichamelijk letsel bij [appellant].
Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag ingeval van letsel rekening te houden met de aard en de ernst van het letsel alsmede met de gevolgen daarvan voor de betrokkene. Voorts dient de rechter bij de begroting aansluiting te zoeken bij de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met inachtneming van de geldontwaarding.

26.13.
Wat het letsel van [appellant] betreft, staat als niet weersproken vast staat dat sprake was van een trauma capitis, twee snijwonden, waarvan een wond met vijf hechtingen is gehecht en een wond is geplakt, een losse voortand en een hematoom van het linkeroog. Het gaat in dit geval dus – hoewel het slaan met een barkruk tegen iemands hoofd op zichzelf een ernstig feit is waarvan zeer wel ernstiger letsel het gevolg kan zijn - om relatief gering letsel (zie het overzicht van de letselcategorieën, Smartengeldgids, 19de druk 2014, p. 12/13). De gevolgen van het letsel zijn voor [appellant] niet erg ingrijpend geweest, want zoals hiervoor is gebleken niet is komen vast te staan dat hij door dit letsel gedurende langere tijd arbeidsongeschikt is geweest. Naar het oordeel van het hof is het onderhavige geval redelijk vergelijkbaar met de gevallen als besproken in de nummers 736, 737 en 739 tot en met 740 van genoemde Smartengeldgids.
In die gevallen bestond het letsel uit onder meer verscheidene bloeduitstortingen, schrammen, builen op het hoofd, een blijvend litteken (nr 736), kneuzing linkeroogkas, losse tanden, kneuzing linkerknie (nr 737), bloeduitstorting achterhoofd, schaafwond (nr 739), korte tijd buitenbewustzijn door mishandeling (nr 740). De door Nederlandse rechters in die gevallen toegekende vergoedingen variëren van € 317 tot € 904, waarbij reeds met de geldontwaarding rekening is gehouden. Het hof acht in dit geval een bedrag van € 1.000 een billijke vergoeding.
[geïntimeerde] heeft zich beroepen op matiging. Tijdens de comparitie heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij behalve zijn inkomsten uit de ijzer- en metaalhandel geen andere inkomsten heeft, dat hij ook geen uitkering ontvangt en dat hij om rond te kunnen komen vaak bij familieleden eet. Het hof leidt daaruit af dat de draagkracht van [geïntimeerde] weliswaar beperkt is, maar nu [geïntimeerde] heeft nagelaten die draagkracht concreter te onderbouwen, gaat het hof ervan uit dat hij gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag aan smartengeld, desondanks tot betaling daarvan in staat moet worden geacht. Het beroep op matiging wordt daarom afgewezen.
De wettelijke rente is als niet weersproken toewijsbaar zoals gevorderd, dus met ingang van 26 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening.

ECLI:NL:GHSHE:2014:1717