Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 070514 geweldpleging tegen politieambtenaar; smartengeld voor reeds geleden knieletsel € 3.500,-

Rb Rotterdam 070514 geweldpleging tegen politieambtenaar; begroting diverse materiele posten; schadestaatprocedure voor toekomstige schade;
- smartengeld voor reeds geleden knieletsel € 3.500,-

4.4.

Ten aanzien van de door [gedaagde] gevorderde toekomstige materiële en immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat die schade in het kader van deze procedure niet kan worden vastgesteld zonder dat de rechtbank dienaangaande een advies van een onafhankelijk medisch deskundige heeft ingewonnen. Op basis van de door [gedaagde] overgelegde (medische) gegevens, kan immers niet worden vastgesteld welke (blijvende) beperkingen [gedaagde] heeft ten gevolge van het handelen van [eiser] op 12 mei 2009 en welke toekomstige (materiële en immateriële) schade daaruit voortvloeit. Ter comparitie van 14 januari 2014 heeft de advocaat van [gedaagde] laten weten dat gelet daarop de vordering van [gedaagde] voor zover die ziet op de betaling van bepaalde bedragen, geacht moet worden slechts betrekking te hebben op de door [gedaagde] ten tijde van die comparitie reeds geleden (materiële en immateriële) schade. In het kader van de onderhavige procedure zal de rechtbank dan ook uitsluitend de door [gedaagde] tot dat moment geleden materiële en immateriële schade begroten. Hierbij merkt de rechtbank op dat in een eventuele latere schadestaatprocedure, indien nodig, een deskundige kan worden benoemd met het oog op de vaststelling van de latere (materiële en immateriële) schade van [gedaagde].

Immateriële schade
4.5.
Met een beroep op het als productie 13 bij dagvaarding overgelegde rapport van [persoon 4] en de in de ANWB Smartengeldgids 2009 onder nummer 72 genoemde uitspraak heeft [gedaagde] betoogd dat het door hem uit hoofde van immateriële schade gevorderde bedrag van € 6.800,--, te verminderen met het reeds toegewezen bedrag van € 800,--, gerechtvaardigd is.
[eiser] heeft aangevoerd dat de omvang van de immateriële schadevergoeding zonder deskundige voorlichting niet goed is vast te stellen. Volgens [eiser] kan niet worden volstaan met een verwijzing naar de summiere omschrijving van een uitspraak in de ANWB Smartengeldgids. Bovendien zijn in de ANWB Smartengeldgids van 2006 twee uitspraken (nummers 707 en 709) opgenomen waarin sprake was van ernstiger letsel met langdurige arbeidsongeschiktheid terwijl aanzienlijk lagere bedragen door de rechter werden toegewezen, aldus [eiser].

4.6.
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Bij het vaststellen van immateriële schade in een zaak als deze gaat het om de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij deze begroting houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden, waaronder enerzijds de aard van de aansprakelijkheid en anderzijds de aard, de duur en de intensiteit van de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde.
Zij houdt bij deze begroting ook rekening met de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde en let daarbij op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen. Daarbij dient de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding in aanmerking te worden genomen.

4.7.
Bij gebreke van onafhankelijke medische voorlichting door een deskundige met betrekking tot de vraag welke (blijvende) beperkingen [gedaagde] ten gevolge van het handelen door [eiser] ondervindt en in aanmerking nemende hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen, zal de rechtbank toekomstige immateriële schade niet in haar begroting betrekken.
Ten aanzien van de door [gedaagde] reeds geleden immateriële schade overweegt de rechtbank dat de door partijen genoemde gevallen uit de ANWB Smartengeldgids geen van alle goed vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. Zonder de ernst van het [gedaagde] overkomen incident te willen bagatelliseren is de rechtbank van oordeel dat dat ook geldt voor de in de ANWB Smartengeldgids, jaargang 2009, onder nummer 72 genoemde uitspraak, waarbij (geïndexeerd) een bedrag van € 6.313,-- werd toegewezen. De daarin beschreven casus betrof een verkeersongeval tussen een auto en een fietsster. De fietsster had door de aanrijding ernstig knieletsel opgelopen waardoor zij haar favoriete sport(en) niet meer kon beoefenen, niet langer dan een half uur achtereen kon lopen, niet kon hardlopen en niet goed kon hurken en op de knieën kon zitten. In het onderhavige geval is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] vanwege de geweldpleging niet langer dan een half uur achtereen (gewoon) kan lopen, niet kan hardlopen, en niet goed kan hurken en op de knieën zitten. In de rapportage van [persoon 4] d.d. 3 maart 2011 wordt voor wat betreft de klachten van [gedaagde] aangegeven dat gewoon lopen goed gaat, dat [gedaagde], zij het maximaal 3 kilometer achter elkaar, in staat is om hard te lopen en dat hurken en knielen, hoewel dat gevoelig is, mogelijk is. Wel is ten aanzien van het beoefenen van sporten in die rapportage aangegeven dat [gedaagde] het hardlopen, voetballen en tennissen in verband met zijn knieklachten (tot dat moment) niet heeft kunnen hervatten.
Bij het begroten van het smartengeld acht de rechtbank van belang dat het geweld opzettelijk is gepleegd, dat de geweldpleging zich in de beroepsuitoefening van [gedaagde] heeft voorgedaan, dat [gedaagde] door toedoen van [eiser] in een zeer bedreigende situatie is komen te verkeren, dat [gedaagde] door de geweldpleging (onder andere) knieletsel heeft opgelopen, dat hij in verband met dat letsel gedurende een half jaar onder behandeling van een (sport)fysiotherapeut is geweest, dat hij gedurende een lange periode niet heeft kunnen sporten zoals hij dat voorheen deed en dat hij nog steeds gevolgen van de geweldpleging ondervindt.
Al deze factoren (alsmede het feit dat de in de toekomst mogelijk nog te lijden immateriële schade gelet op het sub 4.4 overwogene thans nog niet aan de orde is) in aanmerking nemende, zal de rechtbank een bedrag van € 3.500,-- uit hoofde van (reeds geleden) immateriële schade toewijzen.

ECLI:NL:RBROT:2014:3381