Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 010618 smartengeld (2500) na mishandeling

RBAMS 010618 verlies verdienvermogen, smartengeld (2500) en studievertraging (onbestreden, 8000 cf richtlijn DLR) na mishandeling 

Smartengeld

4.16.
Over het door [eiser] gevorderde bedrag aan smartengeld van in totaal € 10.000,00 wordt als volgt geoordeeld. Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] niet heeft onderbouwd dat hij psychisch letsel heeft en, zo daarvan sprake is, dat tussen dat letsel en het incident geen causaal verband bestaat, slaagt niet. Uit de brief van de psycholoog van 31 oktober 2016 (r.o. 2.6) volgt dat [eiser] psychische problemen heeft gehad en dat hij daarvoor is behandeld. Het psychisch letsel staat daarmee vast. In de brief van de psycholoog staat dat enkele sessies hebben plaatsgevonden met EMDR naar aanleiding van een traumatische gebeurtenis waarbij [eiser] fysiek is mishandeld. In het medisch advies staat verder dat gespecialiseerde psychologische hulp noodzakelijk was wegens verwerkingsproblemen die het gevolg waren van het incident. De klachten, het klachtenverloop, de onderzoeksbevindingen en de door de behandeld sector gestelde diagnose zijn consistent met de toedracht van de mishandeling, aldus het medisch advies. De kantonrechter acht gelet op de brief van de psycholoog en het medisch advies aannemelijk dat het psychisch letsel het gevolg is van het incident. Daarbij betrekt de kantonrechter dat [eiser] als gevolg van de mishandeling buiten bewustzijn is geraakt, dat hij enkele dagen opgenomen is geweest in het ziekenhuis en dat hij vervolgens te kampen heeft gehad met de problemen aan zijn kaak/gebit. Aannemelijk is dat [eiser] daarvan ook op psychisch vlak de gevolgen heeft ondervonden. [eiser] heeft verder concreet beschreven in welke zin hij problemen heeft ondervonden na de mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij bemerkte dat het incident gevolgen heeft gehad voor de wijze waarop hij met andere personen omgaat en dat hij ook bij zijn werkzaamheden problemen heeft ondervonden in de omgang met mensen. Dat heeft hem doen besluiten om enige tijd na het incident psychische hulp te zoeken. Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat [eiser] lichamelijk letsel heeft opgelopen en op andere wijze in zijn persoon is aangetast doordat hij een psychische beschadiging heeft opgelopen als gevolg van de mishandeling. Daarom maakt hij aanspraak op smartengeld op grond van artikel 6:106 BW.

Dat de psycholoog schrijft over ‘een aantal traumatische gebeurtenissen’ kan geen reden zijn om te concluderen dat het letsel niet meer in oorzakelijk verband staat tot het incident. De kantonrechter heeft geen aanwijzing dat, de mishandeling weggedacht, [eiser] ook dan psychische hulp zou hebben gezocht. Dit wordt onderschreven door het medisch advies. Verder past bij een normoverschrijding als de onderhavige een ruime toerekening.

4.17.
De kantonrechter heeft bij de begroting van smartengeld de vrijheid rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Daarbij wordt acht geslagen op bedragen die in vergelijkbare gevallen door de rechter zijn toegekend. [eiser] heeft als gevolg van de mishandeling lichamelijk letsel opgelopen. Daarnaast is door de mishandeling een psychische beschadiging opgetreden. In zijn dagelijks functioneren heeft [eiser] belemmeringen ondervonden als gevolg van het ongeval. Ook heeft hij studievertraging opgelopen. Verder weegt de kantonrechter mee dat [eiser] thans niet onder behandeling van een arts staat en dat, aldus het medisch advies, ten aanzien van het letsel aan de onderkaak een medische eindsituatie lijkt te zijn bereikt. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat een bedrag aan smartengeld van € 2.500,00 in overeenstemming is met het leed dat [eiser] heeft ondervonden en met eerdere uitspraken van rechters. In de strafprocedure is ter zake van smartengeld al een bedrag van € 750,00 toegewezen, zodat een resterend bedrag van € 1.750,00 in deze procedure toewijsbaar is.

ECLI:NL:RBAMS:2018:4196