Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 130514 persoonlijkheidsstoornis niet het gevolg van seksueel misbruik als 12-13-jarige jongen; smartengeld € 10.000,-

Hof 's-Hertogenbosch 130514 persoonlijkheidsstoornis niet het gevolg van seksueel misbruik als 12-13-jarige jongen; smartengeld € 10.000,-

10.6.5.

Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat het rapport van Van Eijk deugdelijk en overtuigend is gemotiveerd en logisch en consequent is opgebouwd. Het is niet zo dat Van Eijk geen enkele betekenis toekent aan het seksueel misbruik, maar naar zijn deskundig oordeel heeft dat de persoonlijkheidsstoornis en de klachten en beperkingen van [appellant] niet veroorzaakt. Van Eijk legt de nadruk op de, van jongsaf aan, onverzadigbare behoefte van [appellant] aan aandacht en affectie, in de diverse leefmilieus. Van Eijk beschrijft vanaf de vierde/vijfde klas van de basisschool het ontstaan van twee parallelle stromen: de gang van een jongen met ernstige hechtingsproblematiek en een onverzadigbare aandachtsbehoefte, waardoor de identiteitsontwikkeling is blijven steken, en die van het seksueel misbruik. Het eerste is volgens Van Eijk al sinds de jonge kinderjaren aanwijsbaar. Van Eijk schrijft dat duidelijk is dat het seksueel misbruik een levensfase heeft gekleurd, maar dat het de diepere lading zoals [appellant] die tekent nooit heeft gehad, vanwege gebrek aan bindingsmogelijkheid (hechtingsstoornis) en omdat alles oppervlakkig blijft.
Het hof neemt dan ook de conclusie van de deskundige, dat de klachten van [appellant] reëel zijn, maar niet in verband staan met het seksueel misbruik, over, althans in die zin dat niet is komen vast te staan dat de persoonlijkheidsstoornis van [appellant] door het seksueel misbruik is ontstaan.

Immateriële schadevergoeding
10.6.6.
Wel acht het hof schade ten gevolge van het zeer verwijtbare onrechtmatige gedrag van [geïntimeerde] jegens [appellant] aanwezig in die zin, dat – met de woorden van Van Eijk – het seksueel misbruik waarvan het hof uitgaat (zie r.o. 10.5.3), waarvoor een van aanleg extra kwetsbaar kind als [appellant] specifiek bevattelijk zal zijn geweest, de levensfase van [appellant] op 12-13 jarige leeftijd negatief heeft gekleurd.
Nu het hof bewezen acht dat dit misbruik op jongere, dus kwetsbaarder, leeftijd heeft plaatsgevonden dan waarvan de rechtbank is uitgegaan acht het hof een hoger bedrag aan smartengeld dan de rechtbank heeft vastgesteld in overeenstemming met de ernst van het verweten gedrag en de mate van verwijtbaarheid. Seksueel misbruik van een jonger kind is nog in sterkere mate verwijtbaar. Rekening houdend enerzijds met deze jongere leeftijd, en anderzijds met het beperkte causale verband met de huidige klachten en beperkingen van [appellant], acht het hof een immateriële schadevergoeding van € 10.000,-- (met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2006) aangewezen.
Op dit bedrag komt uiteraard het voorschot ad € 3.000,--, dat de rechtbank in het tussenvonnis van 26 september 2007, dictum sub 3.5, had toegewezen, in mindering (ervan uitgaande dat [geïntimeerde] dit bedrag van € 3.000,-- reeds aan [appellant] heeft voldaan).

10.6.7.
De grieven I en II worden verworpen.

10.6.8.
Het hof ziet geen aanleiding de veroordeling in het vonnis, waarvan beroep, sub 3.1 van het dictum aan te passen zoals [appellant] sub 1 van zijn petitum in de memorie van 3 december 2013 heeft gevorderd, nu niet valt in te zien welk belang [appellant] daarbij heeft.

ECLI:NL:GHSHE:2014:1335