Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb 's-Hertogenbosch 030811 smartengeld € 25.000,00 inclusief wettelijke rente tot aan de dagvaarding

Rb 's-Hertogenbosch 030811 psychische schade voor 80% het gevolg van sexueel misbruik, voor 20% veroorzaakt door opvoeding; smartengeld € 25.000,00 inclusief wettelijke rente tot aan de dagvaarding

2.1.  Bij tussenvonnis van 21 oktober 2009 heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld doordat hij [eiser] in de periode van januari 1986 (toen [eiser] 7 jaar oud was) tot en met juni 1994 seksueel heeft misbruikt. Voorts staat vast dat [eiser] ernstige psychische klachten heeft, die er toe hebben geleid dat hij sinds 2004 geen loonvormende werkzaamheden meer verricht. [eiser] vordert in deze procedure, naast een verklaring voor recht dat [gedaagde] gehouden is de schade te vergoeden die [eiser] door het onrechtmatig handelen lijdt, vergoeding van EUR 135,88 aan materiële schade en overige materiële schade nader op te maken bij staat, alsmede vergoeding van EUR 33.335,75 aan immateriële schade. 

2.2.  Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of, en zo ja in hoeverre, de psychische klachten van [eiser] zijn veroorzaakt door het seksueel misbruik dan wel door andere traumatische gebeurtenissen in de jeugd van [eiser], te weten lichamelijk mishandeling en affectieve verwaarlozing (hierna: de gezinsomstandigheden) of een combinatie daarvan. 

2.3.  Om duidelijkheid te verkrijgen over de aard en omvang van de psychische klachten, alsmede over de oorzaak en de gevolgen daarvan heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen en psychiater drs.[X] (verder: [X]) tot deskundige benoemd. 

bevindingen deskundige 

2.4.  De conclusie van[X] luidt: 
“Over de opvoedingssituatie: deze werd gekenmerkt door een scheiding op 3 jarige leeftijd van zijn ouders en een continu instabiele situatie, waarbij zeker ook sprake is geweest van emotionele verwaarlozing en van mishandeling door zijn stiefvader en een in ernst wisselend alcoholprobleem van zijn moeder. Enkele jaren na de scheiding is het contact hersteld met zijn biologische vader, die afstand heeft gedaan van het ouderschap ten behoeve van een adoptie door stiefvader. Dit heeft geleid tot een instabiele thuissituatie waarbij betrokkene veiligheid en warmte zocht bij Rob [gedaagde] vanaf ongeveer zijn 8 jaar. Deze was leraar en mentor, verbonden aan zijn lagere school en genoot het vertrouwen van zijn ouders. Vanaf zijn 8e jaar tot zijn 18e jaar is er echter sprake geweest forse grensoverschrijdingen op seksueel gebied door Rob [gedaagde] met verleiding en na het 10e jaar seksuele contacten. Dit alles heeft in het verborgene plaatsgevonden en betrokkene heeft er toen nooit over gesproken. Overigens is het normaal dat jongeren niet snel met hun ouders over hun seksuele avonturen praten. 
Gevolg van alles is dat door beide bovengenoemde factoren er gedragsproblemen, schoolproblemen, problemen in de (gezags)verhoudingen met volwassenen en een forse ontwikkelingsproblematiek in de puberteit is ontstaan leidend tot een persoonlijkheidsstoornis en de laatste 6 jaren tot een posttraumatische stressstoornis met verlaat begin, waarbij de ontwikkelingsstoornis als gevolg van het misbruik geleid heeft tot zich verraden voelen en traumatisering achteraf.” 

2.5.[X] acht de eerder door de behandelaar van [eiser] gestelde diagnose chronische posttraumatische stresstoornis (met verlaat begin) juist, evenals een persoonlijkheidsstoornis cluster B met borderline en narcistische trekken. Daarbij merkt[X] op dat er in plaats van geweld en agressie sprake is geweest van verleiding en niet bij de leeftijd passende ervaringen. 

2.6.  Volgens[X] is bij [eiser] sprake van de volgende klachten: herbeleving, angst- en paniekaanvallen, schrikachtigheid, angst voor intimiteit met kinderen, seksuele remming en soms dissociatie, dat wil zeggen erg in zichzelf gekeerd raken en het gevoel voor tijd kwijt zijn, alsmede in- en doorslaapproblemen.[X] merkt onder het kopje “psychiatrisch onderzoek” op dat veel van de symptomen die [eiser] vertoont het gevolg zijn van het seksueel misbruik en dat de instabiele thuissituatie dit lijkt te hebben versterkt. Met name de angst, de herbelevingen, de stress en de dissociatie zijn niet het gevolg van de instabiele thuissituatie. De depressie en het zwart wit denken acht[X] mogelijk meer het gevolg van de opvoedingssituatie. 

2.7.  Omtrent de mogelijke oorzaak van de psychische klachten meldt[X]: 
“De psychische klachten zijn veroorzaakt door een combinatie van zowel het seksueel misbruik als de gezinsomstandigheden waarin hij is opgegroeid, met zowel enige lichamelijke mishandeling (slaan) als affectieve verwaarlozing. In de eerste plaats kon het seksueel misbruik plaatsvinden doordat [gedaagde] hem veiligheid bood die hij thuis niet altijd ervoer. Ook kan de thuissituatie, die langdurig instabiel was door scheiding, drukte, ziekte en conflicten er voor hebben gezorgd, dat hij kwetsbaarder is geworden voor stress. Het is niet mogelijk de verschillende factoren van elkaar te ontwarren en te kwantificeren, maar alle drie factoren zijn naar ik aanneem substantieel. 
Echter het volgende is wel aannemelijk: symptomen op het gebied van seksualiteit, herbelevingen, angst voor intimiteit en dissociatie, welke pas later ontstaan worden doorgaans veroorzaakt door seksueel misbruik en premature seksuele ervaringen evenals de verstoorde psychische ontwikkeling in de puberteit. De persoonlijkheidsproblematiek hangt wellicht meer samen met de aanleg en de vroeger huiselijk omstandigheden.” 

2.8.  De vraag naar de meest waarschijnlijke oorzaak of combinatie van oorzaken van de psychische klachten beantwoordt[X] als volgt: 
“De oorzaak kan nooit met zekerheid maar wel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vastgesteld. Aanvankelijk werden de seksuele ervaringen met [gedaagde] niet als traumatisch ervaren (waarschijnlijk wel als verboden), maar later zijn deze ervaringen door betrokkene beleefd als gevaarlijk en niet passend bij een ‘normaal’ leven en zijn ze met terugwerkende kracht op deze wijze traumatisch geworden. Ook het zich door [gedaagde] in de steek gelaten gevoeld te hebben speelt hoogstwaarschijnlijk een rol.” 

2.9.  Verder heeft de rechtbank[X] gevraagd of één of meer van de genoemde oorzaken als hoofdoorzaak van de psychische klachten kan worden aangewezen, of de andere oorzaken de psychische klachten hebben verergerd en of [eiser] op enig moment van de psychische klachten zou zijn hersteld als de andere oorzaken niet aanwezig waren geweest. Het antwoord van[X] luidt: 
“Op deze vraag is eigenlijk geen antwoord mogelijk. Bij psychische klachten spelen aanleg en ervaringen beide een rol bij de persoonlijkheidsvorming. De persoonlijkheidsstructuur is weer een belangrijke factor bij het ontstaan van psychische klachten. In aanleg lijkt betrokkene met onder andere een goede intelligentie niet al te kwetsbaar voor psychische ziektes. Gesteld kan wel worden dat de instabiele thuissituatie invloed heeft gehad op de persoonlijkheidsvorming van betrokkene. Overigens zijn de problemen bij zijn zusters, die in hetzelfde gezin zijn opgegroeid, niet van dien aard dat ze ernstig genoeg waren om als zodanig te worden vermeld. 
De premature seksuele ervaringen met een volwassene in de prepuberteit moet als gevolg hebben gehad dat dit de gezagsverhouding tussen hem en volwassenen heeft verstoord met als gevolg opvoedingsproblemen (hij is bij de RIAGG en Bureau Jeugd Zorg geweest en op een Boddaertcentrum geplaatst wegens onhandelbaar gedrag). Tevens is de seksuele ontwikkeling belangrijk voor de persoonlijkheid ontwikkeling als geheel en ook hierin hebben zich vervormingen in het ontwikkelingsproces voorgedaan. Betrokkene kon wel goed functioneren in het bedrijfsleven zo lang emotionele aspecten niet op de voorgrond stonden, maar in het gezinsleven staan de problemen op de voorgrond.” 

2.10.  Desgevraagd geeft[X] aan dat nooit sprake is van een medische eindtoestand. In principe verwacht hij wel enige verbetering in de toekomst, maar volgens hem is het onmogelijk te zeggen in welke mate, omdat de (psychische) ontwikkeling immers verder gaat. Daarbij tekent hij aan dat wel mag worden verwacht dat een dergelijke verbetering steeds betrekkelijk zal zijn en dat een direct aantoonbare verbetering van de psychische conditie van [eiser] op korte termijn niet te verwachten is.    

standpunten partijen naar aanleiding van rapport[X] 

2.11.   [eiser] voert aan dat uit het rapport van[X] blijkt dat het overgrote deel van de schade door het seksueel misbruik is veroorzaakt. 
[gedaagde] voert aan dat uit het rapport van[X] blijkt dat zowel het seksueel misbruik als de gezinsomstandigheden (te weten het slaan en de affectieve verwaarlozing) hebben bijgedragen aan de psychische klachten en dat de oorzaken niet van elkaar zijn te ontwarren en te kwantificeren, maar wel alle drie substantieel zijn. Om die reden bestaat volgens [gedaagde] aanleiding om te komen tot proportionele aansprakelijkheid. 

2.12.  Partijen hebben de conclusies van[X] niet inhoudelijk betwist. De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van[X] degelijk zijn onderbouwd en dat deze logisch voortvloeien uit de inhoud van zijn rapport. Bij de verdere beoordeling zal de rechtbank de bevindingen van[X] dan ook als uitgangspunt nemen. 

2.13.  Partijen verschillen van mening over de consequenties van die conclusies voor de aansprakelijkheid van [gedaagde]. Het is de rechtbank niet duidelijk of [eiser], waar hij thans stelt dat het overgrote deel van de schade door het seksueel misbruik is veroorzaakt, zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] volledig dan wel grotendeels aansprakelijk is voor de gevorderde schade. In ieder geval betwist [gedaagde] volledige aansprakelijkheid en bepleit hij proportionele aansprakelijkheid. 

causaal verband 

2.14.  Artikel 6:98 BW bepaalt dat voor vergoeding slechts in aanmerking komt schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. In beginsel kan van toerekening slechts sprake zijn, indien sprake is van condicio-sine-qua-non-verband tussen het misbruik en de schade. 

2.15.  Uit de beantwoording van de vragen door[X], in onderlinge samenhang bezien, begrijpt de rechtbank dat veel van de klachten/symptomen van [eiser] het gevolg zijn van het seksueel misbruik en dat een deel van de klachten/symptomen het gevolg is van de gezinsomstandigheden (zie r.o. 2.6 en 2.7). Dat betekent dat er verschillende oorzaken zijn die, hoewel deze niet ieder voor zich condicio sine qua non zijn voor de gehele schade, wel additioneel tot de schade hebben bijgedragen in die zin dat wanneer één oorzaak wordt weggedacht er ook schade zou zijn geweest, maar minder. Zo stelt[X] met zoveel woorden dat de gezinsomstandigheden de klachten/symptomen als gevolg van het seksueel misbruik hebben versterkt. De gevolgen van het seksueel misbruik zouden dus volgens[X] minder ernstig zijn geweest als geen sprake zou zijn geweest van lichamelijke mishandeling en affectieve verwaarlozing. Andersom geldt blijkens het rapport van[X] ook dat als het seksueel misbruik zich niet zou hebben voorgedaan de klachten minder ernstig zouden zijn geweest. 

2.16.  Onder deze omstandigheden acht de rechtbank aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de gehele schade te ver gaan omdat [gedaagde] dan aansprakelijk wordt gehouden voor meer schade dan hij heeft veroorzaakt of kan hebben veroorzaakt. 

2.17.  Beoordeeld moet worden voor welk deel van de schade [gedaagde] aansprakelijk is. 
Daartoe moet bepaald worden in welke mate de gezinsomstandigheden enerzijds en het seksueel misbruik anderzijds tot de schade hebben bijgedragen. Er moet, met andere woorden, beoordeeld worden welk deel van de schade door welke gebeurtenis is veroorzaakt. Bij gebreke van duidelijke aanknopingspunten zal aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid een schatting moeten worden gemaakt. 

2.18.  In dat verband acht de rechtbank het volgende van belang. In het verslag van het psychiatrisch onderzoek vermeldt[X] dat veel van de symptomen die [eiser] vertoont het gevolg zijn van het seksueel misbruik en dat de gezinsomstandigheden deze symptomen lijkt te hebben versterkt. Met name de angst, de herbelevingen, de stress en de dissociatie zijn niet het gevolg van de gezinsomstandigheden, aldus[X].[X] acht aannemelijk dat symptomen op het gebied van seksualiteit, herbelevingen, angst voor intimiteit, dissociatie en de verstoorde psychische ontwikkeling in de puberteit doorgaans worden veroorzaakt door seksueel misbruik en premature seksuele ervaringen. Verder geeft hij aan dat de premature seksuele ervaringen met een volwassene in de prepuberteit tot gevolg hebben gehad dat de gezagsverhouding tussen [eiser] en volwassenen verstoord is geraakt. Dit heeft geleid tot opvoedingsproblemen, als gevolg waarvan [eiser] in een Boddaertcentrum is geplaatst. De seksuele ontwikkeling is, aldus[X], ook belangrijk voor de persoonlijkheidsontwikkeling als geheel, waarin zich bij [eiser] eveneens vervormingen in het ontwikkelingsproces hebben voorgedaan. Daarbij komt, aldus[X], dat de seksuele ervaringen met [gedaagde] later door [eiser] zijn beleefd als gevaarlijk en niet passend bij een “normaal” leven, als gevolg waarvan ze met terugwerkende kracht traumatisch zijn geworden.[X] tekent daarbij aan dat [eiser] zich door [gedaagde] in de steek gelaten heeft gevoeld. 

2.19.  Laatstgenoemde bevindingen sluiten aan bij de inhoud van de schriftelijke slachtofferverklaring van [eiser] uit 2008 (prod. 25 [eiser]). De rapporteur van Slachtoffer Hulp Nederland vermeldt dat [eiser] onder meer heeft verklaard: 
“Ik gebruik diverse medicijnen zoals antidepressiva en antipsychotica. Langzaamaan begin ik te beseffen dat wat er in mijn jeugd gebeurd is, helemaal niet normaal is. Dat liefde en zorgzaamheid iets heel anders is dan dat wat ik ervoor heb aangezien, wat mij door verdachte is voorgehouden. Door dat besef, die verwarring en ontreddering, ben ik volledig ingestort: mijn leven is kapot gemaakt. Het ergste vind ik dat verdachte mij heeft verraden. Ik, die vanwege de situatie thuis – mishandeling door mijn stiefvader en alcoholisme van mijn moeder- mijn toevlucht bij hem zocht. Hij, die daar op een onvoorstelbare manier misbruik van heeft gemaakt. De suggestie van liefde en zorgzaamheid bleek slechts louter gericht op bevrediging van eigen behoeftes. Ik, die zo hunkerde naar liefde, geborgenheid en genegenheid, meende dat bij hem gevonden te hebben. Ik, die zelfs dolgraag wilde dat hij mijn vader zou worden! Wat een verraad! Hoe kan iemand, die uit eigen ervaring weet hoe het voelt misbruikt te zijn, iemand ditzelfde aandoen?” 

2.20.  Over de invloed van de gezinsomstandigheden (het slaan en de affectieve verwaarlozing) op de psychische klachten van [eiser] merkt[X] op dat deze ervoor kunnen hebben gezorgd dat [eiser] kwetsbaarder is geworden voor stress. Ook de depressie en het zwart/wit denken van [eiser] acht[X] mogelijk meer het gevolg van de opvoedingssituatie. Verder meldt[X] dat de gezinsomstandigheden invloed hebben gehad op de persoonlijkheidsvorming van [eiser], waarbij hij aantekent dat [eiser] in aanleg, met onder andere een goede intelligentie, niet al te kwetsbaar is voor psychische ziektes. Desondanks is thans sprake van ernstig psychisch letsel. 

2.21.  Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat billijkheidshalve aangenomen moet worden dat het seksueel misbruik voor 80 % aan de schade heeft bijgedragen. 

de schade 

schade op te maken bij staat 
2.22.  [eiser] vordert (behoudens de schadeposten die onder r.o. 2.25 en 2.30 worden beoordeeld) veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van schade nader op te maken bij staat. [gedaagde] heeft zich daar niet tegen verzet. Uit het rapport van[X] blijkt dat hij in de toekomst nog wel enige verbetering verwacht. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat begroting van de door [eiser] geleden en nog te lijden vermogensschade nu nog niet goed mogelijk is. Zij zal daarom de vordering van [eiser] toewijzen en [gedaagde] veroordelen tot vergoeding van de schade op te maken bij staat. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de schadestaatprocedure ten aanzien van iedere schadepost afzonderlijk zal moeten worden beoordeeld of [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van 80 % van de schade dan wel tot vergoeding van de volledige schade. Denkbaar is dat er schadeposten zijn (te denken valt bijvoorbeeld aan buitengerechtelijke kosten en de kosten van het opvragen van medische informatie) die toch volledig voor vergoeding in aanmerking komen omdat die kosten zonder het seksueel misbruik niet gemaakt zouden zijn. Of [eiser] in staat is loonvormende arbeid te verrichten zal in de schadestaatprocedure moeten worden beoordeeld. Hetgeen partijen in dat verband naar voren hebben gebracht over de beantwoording van vraag 3C door[X] behoeft in deze procedure geen bespreking. 

2.23.  Gelet op al het voorgaande is de gevorderde verklaring voor recht en de veroordeling tot schadevergoeding nader op te maken bij staat toewijsbaar als hierna omschreven in het dictum. 

2.24.  [eiser] vordert tevens te bepalen dat [gedaagde] de te maken redelijke kosten voor het vaststellen van deze schade vooraf aan [eiser] moet voldoen. De rechtbank acht deze vordering onvoldoende bepaald en zal daarom deze vordering afwijzen. 

immateriële schade 
2.25.  [eiser] vordert in deze procedure vergoeding van een bedrag van 
EUR 33.335,37 voor immateriële schade. Daarbij onderscheidt [eiser], aanhakend bij de tenlastelegging in de strafzaak, twee perioden van misbruik, te weten enerzijds de periode van januari 1986 t/m november 1991 en anderzijds de periode van december 1991 t/m juni 1994. Voor de eerste periode maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van een bedrag van EUR 6.535,95 en voor de tweede periode op een bedrag van EUR 7.352,94. Verder wordt aanspraak gemaakt op de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de aanvang van de beide perioden tot de datum van dagvaarding, zijnde 15 juli 2009. De wettelijke rente over de eerste periode bedraagt volgens [eiser] EUR 11.045,77 en over de tweede periode EUR 8.400,71. Over het gevorderde bedrag inclusief de wettelijke rente (EUR 33.335,37) vordert [eiser] vervolgens rente vanaf de dag van dit vonnis. 

2.26.  Ter onderbouwing van de immateriële schade voert [eiser] het volgende aan. [eiser] is in 2004 in een psychische crisis terecht gekomen en korte tijd opgenomen geweest nadat een mannelijke oppas met zijn zoontje in bad was geweest. Door die gebeurtenis besefte [eiser] dat [gedaagde] in het verleden ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn vertrouwenspositie en van de kwetsbaarheid van [eiser]. Het seksueel misbruik heeft gevolgen voor het beroepsleven van [eiser] (hij heeft zich ziek moeten melden, is arbeidsongeschikt verklaard en heeft sindsdien geen betaalde baan), voor zijn persoonlijk leven, zijn gezinsleven en zijn huwelijk. [eiser] lijdt aan een ernstige complexe posttraumatische stressstoornis en is onder behandeling geweest van diverse specialisten. [eiser] heeft last van herbelevingen en lichamelijke klachten, aldus nog steeds [eiser]. [gedaagde] betwist de hoogte van de immateriële schade en de ingangsdatum van de wettelijke rente. 

2.27.  Bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade acht de rechtbank van belang de zeer lange periode van het misbruik (het seksueel misbruik heeft meer dan acht jaar geduurd), de aard van het misbruik (ontuchtige handelingen bestaande in het aftrekken van de penis van [eiser] en het pijpen van [eiser] alsmede het zich laten aftrekken en zich laten pijpen door [eiser] en het brengen van zijn tong in de mond van [eiser]), de zeer jonge leeftijd waarop het misbruik begon ([eiser] was toen 7 jaar oud) en de verstoring daardoor van een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van [eiser], leidend tot de lichamelijke en psychische klachten als omschreven door[X]. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat [gedaagde] misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidspositie waarin [eiser] verkeerde. Zo was [gedaagde] als remedial teacher verbonden aan de school van [eiser] en was hij een vertrouwenspersoon voor [eiser] vanwege diens gezinsomstandigheden. 

2.28.  Voor wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente overweegt de rechtbank het volgende. [gedaagde] stelt dat de wettelijke rente verschuldigd is met ingang van het midden van de respectievelijke perioden omdat de schade niet direct vanaf het begin van de perioden is ontstaan. De rechtbank overweegt dat de wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Uit het rapport van[X] blijkt dat de geestelijke en seksuele ontwikkeling van [eiser] in de prepuberteit en de puberteit verstoord is door het seksueel misbruik en dat als gevolg daarvan opvoedingsproblemen zijn ontstaan waarvoor [eiser] onder meer in een Boddaertcentrum is geplaatst. Verder blijkt uit het rapport van[X] dat de herbelevingen, de angst voor intimiteit en dissociatie pas later zijn ontstaan. Uit de stellingen van [eiser] volgt dat dit met name het geval is geweest vanaf 2004. Het voorgaande betekent dat vanaf de aanvang van de beide perioden dus al schade is ontstaan, waarbij de schade in ernst en omvang is toegenomen vanaf 2004. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om niet het volledige gevorderde bedrag aan rente toe te kennen. 

2.29.  De rechtbank acht gelet op de onder r.o. 2.27. en 2.28. genoemde omstandigheden, rekening houdend met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, toekenning van een bedrag van EUR 25.000,00 aan immateriële schade, inclusief wettelijke rente tot aan de dagvaarding, redelijk. Over dit bedrag is vervolgens wettelijke rente verschuldigd (conform de vordering van [eiser]) vanaf de dag van dit vonnis. Omdat deze schade alleen betrekking heeft op het seksueel misbruik en niet tevens op de gezinsomstandigheden is [gedaagde] gehouden tot volledige vergoeding en niet tot vergoeding van 80 %. 

kosten huisarts en administratiekantoor 
2.30.  [eiser] heeft in deze procedure verder gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van de huisarts en de kosten van administratiekantoor [M], welk kantoor een renteberekening heeft opgesteld. De kosten van de huisarts zijn door [gedaagde] niet betwist, zodat de vordering in zoverre kan worden toegewezen. Hoewel [gedaagde] wel heeft betwist dat voor de renteberekening een administratiekantoor ingeschakeld had moeten, acht de rechtbank de aan deze berekening verbonden kosten niet nodeloos gemaakt en niet bovenmatig. Het gevorderde bedrag van in totaal EUR 135,88 zal dan ook worden toegewezen. Omdat aannemelijk is dat deze kosten zonder het seksueel misbruik niet zouden zijn gemaakt is [gedaagde] gehouden tot volledige vergoeding en niet tot vergoeding van 80 %. LJN BR4449