RBAMS 010519 organisatieadviesbureau leiderschapsprogramma niet aansprakelijk vanwege enkelklachten na wandeltraining
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 010519 organisatieadviesbureau leiderschapsprogramma niet aansprakelijk vanwege enkelklachten na wandeltraining
2
De feiten
2.1.
[gedaagde] is een organisatieadviesbureau, die zich onder meer bezig houdt met bedrijfsopleidingen en trainingen.
2.2.
[eiser sub 1] is sinds 2000 werkzaam bij [eiser sub 2] .
2.3.
[eiser sub 1] heeft als kind met zijn linkervoet tussen de spaken gezeten en is toen aan zijn enkel geopereerd.
2.4.
[eiser sub 2] heeft aan [gedaagde] opdracht gegeven een leiderschapsprogramma te organiseren ten behoeve van leidinggevenden van haar bedrijfsonderdeel [bedrijfsonderdeel] .
2.5.
In 2013 is tussen [eiser sub 2] en [gedaagde] een overeenkomst (genaamd framework agreement) gesloten (hierna: de overeenkomst).
2.6.
Artikel 12 en 13 van de overeenkomst luiden als volgt:
“ 12. Liability
12.1
Supplier shall be liable and shall indemnify and hold [eiser sub 2] , [eiser sub 2] ’s employees, representatives and/or subcontractors, harmless against any costs, damages, death and/or personal injury with respect to persons and/or property of Supplier, [eiser sub 2] and/or their employees, representatives and/or subcontractors, and/or of third parties, which arise as a result of performance or default in the performance of this Agreement on the part of Supplier, except in the event of wilful misconduct or gross negligence on the part of [eiser sub 2] .
13
Insurance
13.1
During this Agreement Supplier shall effect and maintain adequate liability insurance to cover its liabilities under this Agreement and Supplier shall upon reasonable request of [eiser sub 2] provide [eiser sub 2] with the evidence of the insurances maintained by Supplier.”
2.7.
[eiser sub 1] had een leidinggevende functie bij [bedrijfsonderdeel] verkregen en was door [eiser sub 2] geselecteerd om deel te nemen aan het leiderschapsprogramma. Het volledige programma zou ongeveer anderhalf jaar duren. De eerste activiteit van het leiderschapsprogramma bestond uit een zogenoemde [leiderschapstraining] (hierna: de [leiderschapstraining] ). Daaraan zouden per keer ongeveer vijftien medewerkers van [eiser sub 2] deelnemen. Deze groep zou worden begeleid door een team. De medewerkers zijn van te voren niet op de hoogte gesteld van het specifieke programma van de [leiderschapstraining] .
2.8.
[eiser sub 1] had in 2014 [nevenfunctie] .
2.9.
Voorafgaand aan de [leiderschapstraining] heeft [eiser sub 1] met de heer [medewerker gedaagde 1] (hierna: [medewerker gedaagde 1] ), werkzaam voor [gedaagde] , op 23 maart 2014 een intakegesprek gevoerd. [eiser sub 1] heeft toen aan de heer [medewerker gedaagde 1] kenbaar gemaakt dat hij een zwakke enkel had, omdat hij in zijn jeugd met zijn enkel tussen de spaken van een fiets terecht was gekomen. Op een intakeformulier heeft [eiser sub 1] ook melding gemaakt van zijn enkelblessure.
2.10.
[gedaagde] heeft het bedrijf [organisator training] ingeschakeld om de fysieke activiteiten tijdens de [leiderschapstraining] te organiseren en te begeleiden. De eerste dag van de [leiderschapstraining] bestond onder meer uit drie wandelingen, verspreid over de gehele dag, met rustpauzes en groepsopdrachten tussendoor. De eerste wandeling betrof vijf kilometer zonder bepakking over verharde paden, de tweede wandeling vijf kilometer met bepakking van 10 kg over deels verharde wegen en deels over het strand en de derde wandeling één kilometer met bepakking over een verharde weg.
2.11.
Vanaf 1 tot en met 3 april 2014 heeft [eiser sub 1] deelgenomen aan deze [leiderschapstraining] . Op de eerste dag van de [leiderschapstraining] , tijdens de tweede wandeling met bepakking, heeft [eiser sub 1] last gekregen van zijn linkerenkel. Hij heeft ook de derde wandeling volbracht. [eiser sub 1] kon aansluitend aan de [leiderschapstraining] zijn werkzaamheden bij [eiser sub 2] niet meer verrichten.
2.12.
De heer [medewerker gedaagde 2] (hierna: [medewerker gedaagde 2] ), destijds namens [gedaagde] als [functie 1] aanwezig tijdens de [leiderschapstraining] , heeft op 30 augustus 2016 een schriftelijke verklaring afgelegd. De verklaring luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
“Tijdens de reis naar de locatie van de [leiderschapstraining] heb ik tot tweemaal toe de microfoon in de bus gepakt om de deelnemers toe te spreken. Ik heb hen beide keren om aandacht gevraagd in verband met belangrijke zaken aangaande de [leiderschapstraining] . Ik heb hen beide keren uitdrukkelijke te kennen gegeven dat ieder voor zich verantwoordelijk is voor het aangeven van fysieke belemmeringen en dat zij zelf de grenzen moeten bepalen over wat zij wel of niet fysiek aankunnen en dat ze dat bij mij en de andere begeleiders kunnen aangeven. Na beide keren de mededeling te hebben gedaan heb ik aansluitend (ook via de microfoon) geïnformeerd of ik duidelijk was geweest en of er naar aanleiding van mijn mededeling nog vragen waren. Die waren er niet.
Van [medewerker gedaagde 1] heb ik vernomen dat ook hij deze mededeling, dat ieder voor zich verantwoordelijk is voor het aangeven van fysieke belemmeringen en dat zij zelf de grenzen moeten bepalen over wat zij fysiek aankunnen, heeft gedaan tijdens de intake op 23 maart 2014. Die intake is met iedere deelnemer afzonderlijk en duurt een half uur en is bedoeld om de motivatie van iedere deelnemer te toetsen, mededelingen te doen over de aard van [leiderschapstraining] en te inventariseren of er beperkingen zijn bij de deelnemer. ( ... )
Tijdens de tweede oriëntatieloop (na de “mijnenveldoefening”) van ongeveer 3,5 kilometer op de eerste dag van de [leiderschapstraining] meende ik te constateren dat de heer [eiser sub 1] niet zo soepel liep als tijdens de eerste oefeningen. Vanwege het feit dat hij tijdens [de intake] had vermeld dat hij een zwakke enkel had heb ik om deze reden het initiatief genomen om de heer [eiser sub 1] hierop aan te spreken. ( ... ) Bij de strandopgang heb ik gevraagd of het goed met hem ging en of hij zich in staat achtte om door te gaan. Hij bevestigde dat het goed ging. ( ... ) Ik heb toen weer bij [eiser sub 1] geïnformeerd of het goed met hem ging en of hij zich (nog steeds) in staat achtte om door te gaan. ( ... ) [eiser sub 1] heeft er uitdrukkelijk zelf voor gekozen om door te lopen met bepakking, ondanks dat hem is gezegd zijn grens aan te geven. ( ... ) De heer [eiser sub 1] heeft beslist op geen enkel moment aan mij medegedeeld dat hij van mening was dat hij zijn enkel verder niet meer zou kunnen belasten. ( ... )”
2.13.
De heer [medewerker organisator training] (hierna: [medewerker organisator training] ), werkzaam bij [organisator training] , heeft op 1 september 2016 een schriftelijke verklaring afgelegd, voor zover relevant:
“( ... ) Wat betreft de situatie van de heer [eiser sub 1] hebben wij hem meerdere malen op verschillende tijdstippen op de dag de keuze gesteld door te gaan. Hierbij ook of de heer [eiser sub 1] bijvoorbeeld zijn tas wilde af staan aan de groep, of aan de organisatie. Ook is hem aangeboden mee te rijden met de auto in plaats van lopen. Elke keer wanneer wij de heer [eiser sub 1] de keuze gaven ofwel spullen af te staan ofwel niet meer te lopen koos de heer [eiser sub 1] zelf om door te lopen incl. spullen. ( ... )”
2.14.
[eiser sub 1] heeft in oktober 2014 een ‘enkelverstijving’ ondergaan, die in november 2015 opnieuw is uitgevoerd. In 2017 is het osteosynthesemateriaal uit de enkel verwijderd.
2.15.
De medisch adviseur van [gedaagde] , [medewerker gedaagde 3] , verzekeringsarts, heeft onder andere op 20 augustus 2018 en op 8 maart 2019 een advies uitgebracht. In het advies van 20 augustus 2018 is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“Het is in zijn algemeenheid bekend dat een versleten gewricht bij belasting pijnklachten kan gaan geven. De training die betrokkene heeft gevolgd is mijns inziens hooguit een lichtprogramma geweest.”
In het advies van 8 maart 2019 is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“Beschouwing
( ... ) uit de informatie van de huisarts kan worden opgemaakt dat betrokkene vanaf het voorjaar 2010 opnieuw pijnklachten in de voet heeft gekregen. De huisarts heeft hem naar de podotherapeut verwezen. Deze heeft de voetstand met schoenaanpassingen geoptimaliseerd. Hiermee heeft betrokkene de klachten nog enigszins kunnen controleren. Echter slijtage verschijnselen van de enkel zijn niet behandelbaar behalve met een enkel verstijving. Een art[r]ose van de enkel is progressief en geeft in de loop van de tijd een toename van de klachten. De zoolaanpassing is mijns inziens dus hooguit een aanpassing geweest waardoor (toekomstig te verwachten) enkelklachten zijn uitgesteld. ( ... )
Voorafgaande aan de operatieve ingreep die betrokkene in 2014 heeft gehad wordt er gesproken over een artrose in het onderste spronggewricht. Dat is een afwijking die niet kan worden verklaard op basis van de training die betrokkene heeft ondergaan. Na een enkeloperatie is het bekend dat afhankelijk van de ingreep er sprake is van een verhoogde kans op een slijtage in de belendende gewrichten.
( ... ) Voor mij is het duidelijk dat als gevolg van de ingrepen die betrokkene preëxistent heeft gehad er een complicatie is ontstaan in de vorm van een artrose in het onderste spronggewricht. Dit is uiteindelijk de reden geweest voor het operatief ingrijpen (enkel verstijving). De overbelasting die betrokkene heeft ontwikkeld na de training kan mijns inziens hooguit worden gezien als een tijdelijke toename van al langer bestaande enkelklachten ( ... ).”
3
Het geschil
3.1.
[eiser sub 1] vordert – blijkens de toelichting ter comparitie en samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- verklaart voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiser sub 1] aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van het door hem tijdens de [leiderschapstraining] opgelopen letsel, nader op te maken bij staat,
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 13.000, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser sub 2] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
- verklaart voor recht dat [gedaagde] alle door [eiser sub 2] geleden en nog te lijden schade en gemaakte en nog te maken kosten dient te vergoeden als gevolg van het door [eiser sub 1] tijdens de [leiderschapstraining] opgelopen letsel, nader op te maken bij staat,
- verklaart voor recht dat [gedaagde] [eiser sub 2] dient te vrijwaren voor alle geleden en nog te lijden schade en kosten waarvoor [eiser sub 2] wordt aangesproken, dan wel zal worden aangesproken, als gevolg van het door [eiser sub 1] tijdens de [leiderschapstraining] opgelopen letsel,
subsidiair
- verklaart voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiser sub 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser sub 2] tot het uitvoeren van het leiderschapsprogramma en alle door [eiser sub 2] daardoor geleden en nog te lijden schade dient te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente, nader op te maken bij staat,
meer subsidiair
- verklaart voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiser sub 2] aansprakelijk is voor alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van het door [eiser sub 1] tijdens de [leiderschapstraining] opgelopen letsel, te vermeerderen met de wettelijke rente, nader op te maken bij staat,
primair, subsidiair en meer subsidiair
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 150.000, en de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
[eiseres] legt aan haar vorderingen – mede gelet op de toelichting ter comparitie en kort gezegd – het volgende ten grondslag. De vorderingen van [eiser sub 1] jegens [gedaagde] zijn uitsluitend gebaseerd op onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW). De vorderingen van [eiser sub 2] jegens [gedaagde] worden primair gebaseerd op nakoming van artikel 12 van de overeenkomst, subsidiair op een toerekenbare tekortkoming en meer subsidiair op onrechtmatige daad. Artikel 12 van de overeenkomst bepaalt dat [gedaagde] gehouden is schade als de onderhavige (waarvoor [eiser sub 2] jegens [eiser sub 1] aansprakelijk is) te vergoeden zonder dat [gedaagde] enig verwijt kan worden gemaakt. Verder maakt [eiseres] [gedaagde] wel degelijk een verwijt: zij heeft de [leiderschapstraining] niet zodanig zorgvuldig georganiseerd dat letsel van [eiser sub 1] werd voorkomen. De [leiderschapstraining] betrof een fysiek zwaar programma. Er was dan ook een aanzienlijke kans dat [eiser sub 1] vanwege zijn zwakke enkel letsel zou oplopen. Als gevolg van het niet in acht nemen van alle voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen en het niet tijdig ingrijpen, heeft [gedaagde] het risico voor het oplopen van letsel in het leven geroepen. Verder heeft [gedaagde] niet gezorgd voor adequate medische zorg. Daar [eiser sub 2] als werkgever haar werknemers heeft overgedragen aan [gedaagde] is er ook sprake van een zelfstandige onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiser sub 2] . [gedaagde] is bovendien op de voet van artikel 6:170 BW respectievelijk artikel 6:171 BW aansprakelijk voor de fouten van – naar de rechtbank begrijpt – [medewerker gedaagde 1] en [medewerker gedaagde 2] respectievelijk [medewerker organisator training] .
3.4.
[gedaagde] voert verweer. Zij betwist – kort gezegd – dat zij gehouden is de door [eiseres] ten gevolge van de [leiderschapstraining] geleden schade te vergoeden op een van de aangevoerde grondslagen. Artikel 12 van de overeenkomst ziet niet op de situatie waarin [gedaagde] geen verwijt treft. [gedaagde] betwist dat zij (en/of de bij de uitvoering van de [leiderschapstraining] betrokken personen) verbintenissen uit de overeenkomst heeft geschonden of enige zorgplicht jegens [eiser sub 1] en/of [eiser sub 2] heeft geschonden. Verder betwist zij het causaal verband tussen de uitvoering van de overeenkomst/het incident en de gestelde schade. Tot slot betwist zij de hoogte van de gevorderde schade en doet zij een beroep op eigen schuld van [eiser sub 1] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
artikel 12 van de overeenkomst
4.1.
Voor de beoordeling de primaire grondslag van de vordering van [eiser sub 2] dient de inhoud van artikel 12 van de overeenkomst te worden uitgelegd. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Daarnaast komt betekenis toe aan bijvoorbeeld de context van het beding, de totstandkomingsgeschiedenis ervan, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg, de aard en het commerciële doel van het contract en de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst.
4.2.
Letterlijk genomen kan artikel 12 van de overeenkomst zo worden gelezen dat [gedaagde] jegens [eiser sub 2] (en haar werknemers) aansprakelijk is voor alle schade die wordt veroorzaakt door de uitvoering van de overeenkomst zonder dat haar – [gedaagde] – enig verwijt treft. Deze zuiver taalkundige uitleg, die [eiser sub 2] voorstaat, wordt echter verworpen. Daarbij acht de rechtbank onder meer van belang dat [gedaagde] bij de totstandkoming van de overeenkomst geen juridische bijstand heeft genoten en er niet over de door [eiser sub 2] eenzijdig opgestelde voorwaarden door [gedaagde] kon worden en is onderhandeld. Verder staat artikel 12 niet op zichzelf en moet worden bezien in het licht van de overige bepalingen van de overeenkomst. De boven artikel 12 gebruikte term “liability” komt ook voor in de formulering van artikel 13 van de overeenkomst, namelijk “liability insurance”. Artikel 13 bepaalt – ook volgens [eiseres] – dat [gedaagde] een aansprakelijkheidsverzekering zal sluiten voor haar eventuele aansprakelijkheid onder de overeenkomst. [eiser sub 2] heeft niet, althans onvoldoende, weersproken dat een schadevergoedings- en vrijwaringsverplichting, die voortvloeit uit een exoneratie- en vrijwaringsbeding en die op grond van de wet ontbreekt, in beginsel niet wordt verzekerd door verzekeringsmaatschappijen. Ook een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven biedt hiervoor geen dekking. Artikel 13 heeft dus betrekking op verzekeringen in geval van een aan [gedaagde] te maken verwijt (“liability”). Dan ligt een andere betekenis van dezelfde term in artikel 12 – hetgeen de lezing van [eiser sub 2] impliceert – niet voor de hand. Bovendien is niet aannemelijk dat [gedaagde] de door [eiser sub 2] gestelde vergaande aansprakelijkheid – het rechtsgevolg van de door [eiser sub 2] bepleite uitleg – naar zich toe heeft willen trekken, te meer niet nu zij zich voor een dergelijke aansprakelijkheid niet kan verzekeren. [eiser sub 2] heeft ook geen steekhoudende omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij daarvan toch mocht uitgaan.
4.3.
De conclusie van het voorgaande is dat artikel 12 van de overeenkomst geen deugdelijke grondslag biedt voor de vordering van [eiser sub 2] , voor zover de vordering is gebaseerd op schade die wordt veroorzaakt door uitvoering van de overeenkomst.
onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eiser sub 1] ?
4.4.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of [gedaagde] jegens [eiser sub 1] een zorgplicht heeft geschonden en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Is [gedaagde] als organisator en uitvoerder van de [leiderschapstraining] , gelet op alle omstandigheden van het geval, tekortgeschoten in de zorg die van jegens [eiser sub 1] als deelnemer kon worden gevergd? Daarbij neemt de rechtbank in het hiernavolgende tot uitgangspunt dat handelen of nalaten van [medewerker gedaagde 1] , [medewerker gedaagde 2] en [medewerker organisator training] als handelen of nalaten van of namens [gedaagde] heeft te gelden.
4.5.
De verwijten van [eiseres] aan [gedaagde] laten zich als volgt samenvatten:
a. a) Bij de intake had [gedaagde] [eiser sub 1] erop moeten wijzen dat de [leiderschapstraining] een fysiek zwaar programma betrof en niet zomaar mogen aannemen dat [eiser sub 1] in staat was het programma te volgen. [gedaagde] had moeten doorvragen naar de zwakke enkel van [eiser sub 1] ;
b) Naar aanleiding van de intake heeft [gedaagde] geen risicoanalyse opgesteld en heeft geen deugdelijke medische beoordeling van [eiser sub 1] plaatsgevonden. [eiser sub 1] heeft van [gedaagde] geen advies over het te dragen schoeisel gekregen;
c) Tijdens de [leiderschapstraining] , voor het eindpunt op een eiland, had het slechte lopen voor [medewerker gedaagde 2] reden moeten zijn om [eiser sub 1] niet door te laten lopen. Van [gedaagde] mocht worden verwacht dat [eiser sub 1] door haar tegen zichzelf in bescherming zou worden genomen nu het voor hem niet mogelijk was om zelf te beoordelen of hij in staat was het programma te volgen. [medewerker gedaagde 2] heeft ook nagelaten om iemand te raadplegen die een medische beoordeling kon geven, en;
d) Na de wandelingen heeft [gedaagde] nagelaten om te zorgen voor adequaat medisch handelen.
4.6.
De rechtbank zal hieronder de verwijten van [eiseres] achtereenvolgens bespreken.
voorafgaand aan de [leiderschapstraining] (a en b)
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat het programma op de eerste dag (zie 2.10) niet een “fysiek zwaar” programma was, anders dan [eiseres] stelt, en dat er geen speciale voorbereiding was vereist. [gedaagde] heeft onweersproken naar voren gebracht dat tijdens het wandelen de gesprekken tussen de deelnemers onderling en de coaches centraal stond, dat het wandelen gebeurde op een gemoedelijke wijze en de wandeling op onverhard terrein voornamelijk over het hardere/natte deel van het strand liep. Gelet daarop waren er ook geen specifieke risico’s aan de activiteiten verbonden. Evenmin hebben de deelnemers aan de [leiderschapstraining] tussen de wandelingen door fysiek zware opdrachten moeten uitvoeren. De medisch adviseur van [gedaagde] , tevens verzekeringsarts, heeft het trainingsprogramma van de [leiderschapstraining] overigens ook als “licht programma” betiteld. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen – zoals namens [eiseres] ter zitting is gesuggereerd – dat de medisch adviseur door [gedaagde] een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven over de inhoud van het programma. Naar het oordeel van de rechtbank deed zich op de eerste dag van de [leiderschapstraining] dus geen bijzonder gevaar voor en is, anders dan [eiseres] betoogt, door [gedaagde] geen gevaarlijke situatie in het leven is geroepen. Verder wijst niets er op dat een aanzienlijke kans bestond dat [eiser sub 1] vanwege zijn zwakke enkel gedurende de wandeling letsel zou oplopen.
4.8.
Gelet op de inhoud van de activiteiten was geen beoordeling van de deelnemers op medisch gebied nodig en kon dat van [gedaagde] ook niet worden verwacht. Het verwijt van [eiseres] dat [medewerker gedaagde 1] niet over de juiste kwalificaties beschikte om het intakegesprek te verrichten, is dan ook niet terecht. Vaststaat dat de intakegesprekken waren bedoeld om de motivatie van iedere deelnemer te toetsen, mededelingen te doen over de aard van de [leiderschapstraining] en te inventariseren of er mentale en fysieke beperkingen waren bij de deelnemers. Vaststaat ook dat bij de intake onder meer aandacht is besteed aan de fysieke fitheid van [eiser sub 1] in relatie tot de [leiderschapstraining] en dat [eiser sub 1] toen melding heeft gemaakt van zijn enkelblessure. Verder staat vast dat [medewerker gedaagde 1] en [eiser sub 1] tijdens het intakegesprek hebben besproken dat [eiser sub 1] zelf zijn verantwoordelijkheid zou nemen en zijn grenzen zou bewaken. [medewerker gedaagde 1] heeft over het intakegesprek verklaard dat [eiser sub 1] op hem overkwam als een behoorlijk energieke man, die naast zijn baan bij [eiser sub 2] nog een tweede baan (als monteur) had en een druk gezinsleven. [eiser sub 1] heeft naar eigen zeggen tijdens het gesprek naar voren gebracht dat fysiek zware belasting van de enkel niet mogelijk was, maar dat hij in zijn dagelijks leven geen last van zijn enkel ondervond.
4.9.
Gelet op de inhoud van de activiteiten op de eerste dag van de [leiderschapstraining] en op de informatie die tijdens het intakegesprek is uitgewisseld, een en ander zoals hiervoor omschreven, was er geen reden voor [gedaagde] om te veronderstellen dat [eiser sub 1] niet aan de wandelingen zou kunnen deelnemen. Verdere maatregelen – waaronder een medische beoordeling of een risicoanalyse – hoefden dan ook niet te worden getroffen. Er was ook geen aanleiding om bij [eiser sub 1] door te vragen dan wel de door [eiseres] ter zitting gesuggereerde vragen “Hoeveel kilometer kun je lopen?” en “Loop je vaker door de duinen?” aan hem te stellen. Evenmin was er aanleiding om [eiser sub 1] een alternatief programma aan te bieden. Aan stelling van [eiser sub 1] dat hij tijdens de intake te kennen heeft gegeven beperkingen te ondervinden bij het lopen op oneffen terrein en het aantal af te leggen kilometers, gaat de rechtbank voorbij. Niet alleen heeft [eiser sub 1] die stelling (die [gedaagde] uitdrukkelijk betwist) voor het eerst ter zitting – vijf jaar na het intakegesprek – ingenomen, deze stelling vindt ook geen steun in hetgeen door [eiseres] eerder in de onderhavige procedure naar voren is gebracht. Dit maakt de stelling, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet geloofwaardig.
4.10.
[eiseres] verwijt [gedaagde] verder dat zij onvoldoende instructies heeft gegeven voor het te dragen schoeisel. [gedaagde] heeft betwist dat een speciale uitrusting nodig was. Ter zitting heeft [eiser sub 1] verklaard tijdens de [leiderschapstraining] casual schoenen met steunzooltjes te hebben gedragen. [eiseres] heeft onvoldoende toegelicht, en overigens is ook niet gebleken, dat dit schoeisel niet voldeed en evenmin dat ander schoeisel het letsel van [eiser sub 1] had kunnen voorkomen of beperken. Het verwijt treft dus geen doel.
begeleiding tijdens de [leiderschapstraining] (c en d)
4.11.
Vaststaat – volgens de onweersproken toelichting van [gedaagde] – dat met [eiser sub 1] is afgestemd dat hij zou aangeven waar zijn (fysieke) grenzen lagen, dat hij tijdens het programma zelf in de gaten zou houden hoe het ging en aan [medewerker gedaagde 2] of [medewerker organisator training] zou laten weten als hij last zou ondervinden. Zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, is [eiser sub 1] zelf het beste in staat om te beoordelen wat zijn enkel aankan, of hij pijn ondervindt en wanneer hij niet moet (door)lopen. Het betreft immers een enkelblessure waarmee [eiser sub 1] al vrijwel zijn hele leven kampt. Op [eiser sub 1] rustte aldus een eigen verantwoordelijkheid. [eiseres] heeft verder erkend dat [medewerker gedaagde 2] (tenminste) eenmaal tijdens de [leiderschapstraining] uitdrukkelijk aan [eiser sub 1] heeft gevraagd of het goed met hem ging, waarop [eiser sub 1] positief antwoordde. Niet is gebleken dat [eiser sub 1] gedurende de wandelingen aan [medewerker gedaagde 2] of [medewerker organisator training] te kennen heeft gegeven dat het lopen eigenlijk niet meer ging. [eiser sub 1] heeft bovendien ter zitting erkend dat hij niet heeft gevraagd of hij mocht stoppen. [eiser sub 1] heeft ook erkend dat hij niet van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om zijn rugzak af te doen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er voor [medewerker gedaagde 2] (dan wel andere begeleiders/medewerkers) geen aanleiding was om [eiser sub 1] niet te laten doorlopen – en in het verlengde daarvan – om medische hulp in te schakelen. [eiser sub 1] heeft pas ná de laatste wandeling, op het eiland, gemeld dat hij pijnklachten had. Op dat moment is aan [eiser sub 1] een kruk aangeboden om zijn enkel te ontlasten.
4.12.
De rechtbank volgt [eiser sub 1] niet in zijn betoog dat hij een enorme (groeps- en promotie)druk voelde om het programma te voltooien en om die reden niet bij [medewerker gedaagde 2] of [medewerker organisator training] heeft gemeld dat hij last had van zijn enkel. Deze gevoelde druk past niet bij de hiervoor beschreven ontspannen setting waarin de [leiderschapstraining] plaatsvond en evenmin bij het gegeven dat [eiser sub 1] wist dat één van de andere deelnemers in verband met rugklachten na de eerste wandeling zijn rugzak had afgegeven. Daarbij maakte de [leiderschapstraining] deel uit van een langdurig programma voor leidinggevenden en had [eiser sub 1] zijn leidinggevende functie al verkregen. In ieder geval geeft het betoog geen aanleiding om te concluderen dat [eiser sub 1] niet zelf kon beoordelen of hij in staat was het programma te volgen en/of [gedaagde] hem tegen zich zelf in bescherming had moeten nemen.
4.13.
[eiseres] heeft haar stelling dat er geen medische hulp beschikbaar was op het eindpunt van de eerste dag van de [leiderschapstraining] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , onvoldoende toegelicht. Het verwijt dat [gedaagde] na de wandelingen heeft nagelaten om te zorgen voor adequaat medisch handelen, mist daarmee een deugdelijke feitelijke grondslag. [eiser sub 1] heeft overigens ter zitting verklaard dat hij vermoedt dat het ter plaatse niet beschikbaar zijn van de door hem bedoelde medische hulp niet op het letsel van invloed is geweest.
slotsom
4.14.
De overwegingen in 4.4-4.13 leiden tot de slotsom dat van gevaarzettend handelen van [gedaagde] geen sprake is en [gedaagde] niet tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens [eiser sub 1] . Niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] zich naar maatstaven van maatschappelijke zorgvuldigheid anders had behoren te gedragen dan zij heeft gedaan. De overige stellingen van [eiseres] leiden niet tot een ander oordeel. De vordering van [eiser sub 1] dient dan ook te worden afgewezen. Dit brengt mee dat ook de vorderingen van [eiser sub 2] op de subsidiaire en meer subsidiaire grondslag geen basis kunnen vormen voor toewijzing daarvan. [eiser sub 2] heeft ook niet betoogd dat bij afwijzing van de vordering van [eiser sub 1] , nog ruimte bestaat voor toewijzing van de vordering van [eiser sub 2] op grond van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad.
4.15.
Bij deze stand van zaken behoeven de overige geschilpunten geen bespreking meer.
proceskosten
4.16.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 3.946,00
- salaris advocaat € 3.414,00 (2 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 7.360,00 ECLI:NL:RBAMS:2019:5470