Rb Gelderland 130913 toedracht ongeval tijdens weerbaarheidstraining komt niet vast te staan
- Meer over dit onderwerp:
Rb Gelderland 130913 toedracht ongeval tijdens weerbaarheidstraining komt niet vast te staan
2. De feiten
2.1. [Werknemer] is sinds 26 mei 2000 bij [Werkgever], een particulier behandelcentrum voor jongeren met ernstige en gecompliceerde gedragsproblemen, in dienst als beveiliger.
2.2. In het kader van de werkzaamheden worden er vanuit [Werkgever] met enige regelmaat (fysieke) weerbaarheidstrainingen gegeven.
2.3. In opdracht van de aansprakelijkheidsverzekeraar van [Werkgever], CentraMed, heeft mr. J.A. de Boer (hierna: De Boer) een feitenonderzoek verricht en naast [Werknemer], de heren [Trainer], [Getuige 1], [Getuige 2] en [Getuige3] gehoord.
2.4. In het door [Werknemer] ondertekende gespreksverslag van 5 maart 2012 staat onder meer:
De heer [Werknemer]s is gaan oefenen totdat hij en zijn collega het gevoel hadden genoeg geoefend te hebben. Er waren die dag een paar nieuwe collega's die ... werden door [Trainer] apart geïnstrueerd.
De heer [Werknemer] stond naar [Trainer] te kijken. Plots voelde hij dat hij vanachter werd beetgepakt. Collega [Getuige 2] sprong achterop zijn nek en trok de nek naar achteren waardoor de rug hol werd getrokken. Tegelijkertijd trok collega [Getuige3] tot twee maal toe aan de rechter arm van betrokkene. Betrokkene kwam hierdoor ten val. Liggend op de grond had [Getuige3] hem nog bij de arm vast.
Twee dagen na het voorval is betrokkene naar zijn huisarts (mw. J.G.M. Jol te Renkum).
In januari heeft betrokkene wederom zijn huisarts bezocht. Op 5 maart 2011 is hij geopereerd door neurochirurg. Er zijn geen gebeurtenissen met letsel geweest na voorval.
Betrokkene werkte (sinds 1996) vier uur per week als portier op de zaterdagavond bij café 't Gat te Wageningen. Sinds het voorval heeft betrokkene deze werkzaamheden niet meer gedaan.
2.5. In de door [Trainer] op 18 maart 2012 ondertekende verklaring staat onder meer:
Ik ben eigenaar van een bedrijf genaamd Prevvio. Prevvio verzorgt onder andere weerbaarheidstrainingen. Rond 2009 gaf ik bij de [Werkgever] weerbaarheidstrainingen aan zowel beveiligers als pedagogisch medewerkers.
Dit incident kan ik mij niet herinneren. Vooral vanwege het feit dat wanneer dit incident zou zijn voorgevallen, conform onze werkwijze, dit direct gerapporteerd zou zijn aan [Werkgever].
2.6. In de door [Getuige 1] op 23 maart 2012 ondertekende verklaring staat onder meer:
Wat ikzelf wel heb waargenomen is dat ik de heer [Werknemer] op een gegeven moment hoorde afkloppen en stop hoorde zeggen. Wat hiertoe de aanleiding is geweest, dat heb ik dus niet waargenomen. Van de heer [Werknemer] begreep ik dat de heer [Getuige 2] hem bij nek had gepakt.
2.7. In de weergave van het telefoongesprek van 6 maart 2012 van De Boer met [Getuige 2] staat onder meer:
Wat ik me kan herinneren is dat we een rollenspel deden waarbij de heer [Werknemer] een opstandige jongere moest spelen.
We moesten de heer [Werknemer] op de grond werken. Ik heb hem vervolgens op de grond gewerkt, met een greep in de nek. Hier moest ik wel wat kracht voor gebruiken, aangezien de heer [Werknemer] een flinke vent is. De heer[Getuige3] was hier verder niet bij betrokken; hij heeft ook niet aan de arm van de heer [Werknemer] getrokken.
2.8. In de weergave van het telefoongesprek van 6 maart 2012 van De Boer met [Getuige3] staat onder meer:
Nu ik er beter over nadenk, schiet me te binnen dat het incident niet gebeurde met het trapkussen. Het gebeurde tijdens een rollenspel. Mijn collega [Getuige 2] deed een jongere na en de heer [Werknemer] en ik waren beveiligers. Het was de bedoeling dat de heer [Werknemer] en ik de heer [Getuige 2] op de grond zouden leggen en hem in bedwang zouden houden. [Getuige 2] leefde zich helemaal in in zijn rol. Hij duwde en trok; het ging er fanatiek aan toe. Naar mijn idee was dit iets te fanatiek. Ik weet niet meer op welk moment wat is gebeurd. Wel weet i dat de heer [Werknemer] op een gegeven moment erg boos was en de heer [Getuige 2] op de grond heeft gegooid.
3. De vordering en het verweer
3.1. [Werknemer] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat [Werkgever] aansprakelijk is voor een bedrijfsongeval dat [Werknemer] eind november/begin december 2009 is overkomen, alsmede [Werkgever] veroordeelt tot voldoening van de hierdoor door [Werknemer] geleden en nog te lijden schade (nader op te maken bij staat), een en ander met veroordeling van [Werkgever] in de proceskosten.
3.2. [Werknemer] baseert zijn vordering op de stelling dat hem eind november/begin december 2009 tijdens een fysieke weerbaarheidstraining een bedrijfsongeval is overkomen doordat collega [Getuige 2] hem buiten de les om van achter bij de nek pakte. Hierdoor heeft [Werknemer] een nekhernia opgelopen waaraan hij, zonder aantoonbaar resultaat, is geopereerd. [Werknemer] verwijst, kort samengevat, naar een e-mail van S. [Getuige3] die eveneens bij de training aanwezig was, alsmede naar brieven van zijn neuroloog en neurochirurg. [Werkgever] is volgens [Werknemer] op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade. Op grond van artikel 6:171 BW is [Werkgever] ook aansprakelijk voor de handelingen van haar werknemer [Getuige 2].
3.3. [Werkgever] voert aan dat de gestelde toedracht niet is bewezen en verwijst daarbij naar het rapport van De Boer en de in dat kader afgelegde verklaringen van trainer [Trainer] en drie werknemers. Verder voert [Werkgever] aan dat uit de medische stukken niet blijkt dat het letsel van [Werknemer] het gevolg is van het door hem gestelde incident. [Werkgever] vordert met een beroep op artikel 843a Rv inzage in het volledig medisch dossier. Het verband tussen de nekhernia en het gestelde voorval is volgens [Werkgever] niet aangetoond en kan ook andere oorzaken hebben. Bovendien heeft [Werkgever] aan haar zorgverplichting voldaan met uitbesteding van de weerbaarheidstrainingen aan een professioneel bedrijf en [Werknemer] heeft niet aangetoond dat er sprake is geweest van schuldig handelen van een (niet) ondergeschikte, van schade en van causaal verband tussen het handelen en de schade.
4. De beoordeling
4.1. Een werkgever is, kort samengevat en voor zover hier van belang, op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door een werknemer geleden schade door een tijdens zijn werkzaamheden overkomen arbeidsongeval, tenzij de werkgever zijn zorgplicht is nagekomen.
4.2. [Werknemer] stelt dat hem tijdens zijn werkzaamheden eind november/begin december 2009 een arbeidsongeval is overkomen. Terwijl hij tijdens een weerbaarheidstraining luisterde naar de instructies van de trainer, werd hij door collega [Getuige 2] van achteren bij zijn nek gepakt en werd hij, in zijn beleving, tegelijkertijd door collega [Getuige3] naar de grond getrokken. [Werkgever] betwist gemotiveerd dat sprake is geweest van een dergelijk (arbeids)ongeval.
4.3. De kantonrechter overweeg als volgt.
Het staat vast dat [Werknemer] bij [Werkgever] heeft deelgenomen aan weerbaarheidstrainingen. De kantonrechter stelt vast dat [Werknemer] echter niet exact kan aangeven tijdens welke weerbaarheidstraining het arbeidsongeval zou hebben plaatsgevonden, enkel dat dit omstreeks eind november/begin december 2009 moet zijn geweest. Op basis van de thans beschikbare verklaringen uit het onderzoek van De Boer valt niet af te leiden dat eind november/begin december 2009 een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden zoals door [Werknemer] omschreven (zie overweging 2.4). Trainer [Trainer] kan zich een dergelijk incident niet herinneren. Ook [Getuige 1] kan niet verklaren dat hij gezien heeft dat [Getuige 2] [Werknemer] bij de nek naar beneden heeft getrokken. Uit de verklaringen van [Getuige 2] en [Getuige3] kan de kantonrechter wel opmaken dat deze collega's samen met [Werknemer] aan weerbaarheidstrainingen hebben deelgenomen maar hun lezing verschilt, zowel onderling als ook ten opzichte van de verklaring van [Werknemer]. [Werknemer] stelt dat hij niet meer aan het oefenen was maar naar de trainer stond te luisteren, terwijl [Getuige 2] zich een rollenspel kan herinneren waarbij [Werknemer] een opstandige jongere speelde. En daar waar [Getuige 2] zegt dat [Werknemer] een opstandige jongere speelde, heeft [Getuige3] tegen De Boer kennelijk verklaard dat [Getuige 2] tijdens een rollenspel een opstandige jongere speelde. De verklaringen van [Getuige3] tegenover De Boer zijn bovendien tegenstrijdig. Ook zijn e-mail, waarvan de kantonrechter op basis van productie 5 bij de dagvaarding overigens niet kan vaststellen dat dit ook daadwerkelijk een e-mail is, bevat weer een andere verklaring dan hij tegenover De Boer heeft gegeven.
4.4. Gezien de gemotiveerde betwisting van de zijde van [Werkgever] is, op basis van hiervoor genoemde stukken, onvoldoende geconcretiseerd dat een voorval heeft plaatsgevonden zoals [Werknemer] stelt, laat staan wat wanneer precies is gebeurd.
4.5. Verder betwist [Werkgever] gemotiveerd dat de (niet betwiste) nekhernia van [Werknemer] het gevolg is van een weerbaarheidstraining. [Werkgever] sluit niet uit dat andere omstandigheden debet zijn aan de nekklachten. De kantonrechter stelt vast dat uit de door [Werknemer] bij akte overgelegde medische stukken blijkt dat [Werknemer] zich eerst op 22 december 2009 met nekklachten bij de huisarts heeft gemeld. Gelet op de periode gelegen tussen het gestelde voorval (eind november/begin december 2009) en de melding bij de huisarts (22 december 2009), is door [Werknemer] onvoldoende geconcretiseerd dat de nekklachten zijn veroorzaakt door het gestelde voorval. Ook valt uit de overgelegde medische stukken niet zonder meer op te maken dat de behandelend (huis)artsen de mening zijn toegedaan dat de nekklachten zijn veroorzaakt door het door [Werknemer] gestelde arbeidsongeval.
4.6. Nu op basis van de thans overgelegde stukken onvoldoende onderbouwd is dat een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en evenmin dat als gevolg daarvan sprake is van nekklachten en schade, wordt de vordering van [Werknemer] afgewezen. PIV-Site