Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 021122 Ingangsdatum polis op datum aanrijding, mededelingsplicht is geëindigd voordat schade intrad; dekking

RBZWB 021122 Ingangsdatum polis op datum aanrijding, mededelingsplicht is geëindigd voordat schade intrad; dekking

2
Het geschil

2.1
Noordhollandsche van 1816 vordert bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 21.515,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 19.416,30 vanaf 10 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.

2.2
[gedaagde] voert verweer.

3
De beoordeling

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten – voor zover relevant – in rechte vast:
a. Noordhollandsche van 1816 is een verzekeringsmaatschappij waar [gedaagde] diverse verzekeringen heeft afgesloten onder de polis met polisnummer 797795. In het polisblad “Nh1816 Combipolis”, met als ingangsdatum 4 september 2018, staat onder meer als verzekering vermeld:

( ... ) Soort verzekering Personenauto

Ingangsdatum/wijzigingsdatum 04-09-2018/

Contractvervaldatum 29-04-2019

Merk/kenteken/kilometrage Fiat Punto 1.2-16v [kenteken 1] /Maximaal 12.000 per jaar

( ... )”;

op voormelde verzekering zijn de “Polismantel 5021” en “De bijzondere voorwaarden A(5) C(8)” van toepassing;

op 4 september 2018 heeft er met de Fiat Punto met kenteken [kenteken 1] een aanrijding plaatsgevonden tussen de zoon van [gedaagde] (die bestuurder was) en de heer [naam 1] , die in een Ferrari (met kenteken [kenteken 2] ; hierna te noemen: “de Ferrari”) reed;

in het expertiseverslag van CED is de schade aan de Ferrari begroot op € 16.046,53 exclusief btw;

de Ferrari is bij een officiële Ferrari dealer, te weten Monza Autobedrijf N.V. in België, gerepareerd voor een totaalbedrag van € 19.416,30 inclusief btw, welk bedrag door Noordhollandsche van 1816 aan de heer [naam 1] is vergoed;

bij e-mailberichten van 8 juli 2019 en 19 september 2019 alsmede bij aangetekende brief van 27 mei 2020 is [gedaagde] door Noordhollandsche van 1816 aansprakelijk gesteld voor de aan de heer [naam 1] uitgekeerde schadevergoeding. [gedaagde] heeft nagelaten dit bedrag aan Noordhollandsche van 1816 te vergoeden;

op 20 september 2018 heeft de heer [naam 2] (tussenpersoon tussen Noordhollandsche van 1816 en [gedaagde] ) aan de heer [naam 3] (werkzaam bij Noordhollandsche van 1816) een e-mailbericht verzonden met daarin een tijdslijn. In dat e-mailbericht staat onder meer:

( ... ) We hebben een probleem met bovenstaande relatie ik zal in onderstaande tijdslijn uitleg geven:
 Tel 06/08: Meneer belt dat ze een auto voor zoon gaan kopen en wil graag een premie weten. Collega bespreekt dekking en mailt offerte naar relatie met verzoek dat als hij akkoord gaat wij graag de getekende aanvraag de meldcode en de gegevens van zijn zoon ontvangen voor verdere verwerking.
 Mail 05/09: Mail van relatie ontvangen, hierbij nog de meldcode en gegevens van zijn zoon.
 Mail 06/09: Mail terug gestuurd dat wij de getekende aanvraag nodig hebben om de polis te kunnen verwerken.
 Mail 12/09: Mail van [voorletters] met in de bijlage ingevuld maar niet ondertekend [naam 4] allen met nee beantwoord.
 Tel 12/09: Meneer gebeld dat de handtekening mist en dat de eerder doorgegeven meldcode niet juist is. Afgesproken dat zodra de juiste meldcode binnen is wij de polis op laten maken en dat de handtekening nog volgt.
 Mail 13/09: Juiste meldcode ontvangen.
 17/09 polis verwerkt met ingangsdatum 04/09 slotvragen beantwoord conform AF.
 Post 19/09: SAF ontvangen, schade datum 04/09. Overigens achterzijde niet ingevuld.

Ik heb de klant gebeld voor uitleg maar krijg m niet te pakken. ( ... )”.

3.2
Noordhollandsche van 1816 legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] gehouden is tot betaling van het schadebedrag dat zij aan de heer [naam 1] heeft uitgekeerd. Daartoe stelt Noordhollandsche van 1816 dat [gedaagde] op het – op 12 september 2018 ontvangen – aanvraagformulier heeft ingevuld dat er in het verleden geen schade is gereden, terwijl er op 4 september 2018 een aanrijding (met schade) heeft plaatsgevonden. Door de vraag op het aanvraagformulier niet naar waarheid in te vullen, heeft [gedaagde] zich niet gehouden aan zijn mededelingsplicht ex artikel 7:928 BW. Noordhollandsche van 1816 stelt dat de consequentie daarvan is dat er uiteindelijk met terugwerkende kracht toch geen verzekering tot stand is gekomen. Vervolgens stelt Noordhollandsche van 1816 dat – in het geval tussen partijen wel een verzekering bestaat – deze verzekering geen dekking biedt voor de schade die op 4 september 2018 is ontstaan. Aan [gedaagde] is medegedeeld dat de verzekering geen dekking biedt zolang de meldcode niet is ontvangen door Noordhollandsche van 1816. De meldcode is pas na 4 september 2018 ontvangen. [gedaagde] is daarom ex artikel 15 WAM aansprakelijk gesteld voor de door Noordhollandsche van 1816 uitgekeerde schade. De hoogte van de schade volgt uit het opgestelde expertiserapport en de nadien opgemaakte factuur, nu de auto van de heer [naam 1] slechts bij een erkende Ferrari-dealer gerepareerd kon worden. Het bedrag aan uitgekeerde schade is onbetaald gebleven, zodat dit bedrag thans wordt gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.

3.3
[gedaagde] betwist gehouden te zijn tot betaling van enig bedrag aan Noordhollandsche van 1816. De door [gedaagde] afgesloten verzekering is ingegaan op 4 september 2018, zoals blijkt uit het polisblad van de verzekering. [gedaagde] voert aan dat de verzekering ten tijde van de aanrijding dekking bood. Een meldcode is voor de totstandkoming van een verzekering geen vereiste. Voorts voert [gedaagde] aan dat ten onrechte de aansprakelijkheid voor de aanrijding is erkend door Noordhollandsche van 1816. De zoon van [gedaagde] heeft het schadeformulier niet herkend als het ingevulde exemplaar. Tot slot betwist [gedaagde] de hoogte van de schade, nu niet is onderbouwd dat de auto niet door een niet-Ferrari dealer kan worden hersteld. Bovendien rust er op Noordhollandsche van 1816 een schadebeperkingsplicht.

3.4
De kantonrechter overweegt dat in de wettekst van artikel 7:928 lid 1 BW is bepaald dat een verzekeringnemer, te weten [gedaagde] , de verplichting heeft om vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar, te weten Noordhollandsche van 1816, alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Deze mededelingsplicht geldt aldus ‘vóór het sluiten van de overeenkomst’, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter tot gevolg heeft dat deze plicht ophoudt te bestaan zodra de verzekeringsovereenkomst is gesloten. Deze verzekeringsovereenkomst is – ondanks de pas op 17 september 2018 verwerkte offerte – gesloten op 4 september 2018, aangezien dat de ingangsdatum van de polis is en er aldus op dat moment een aanbod en aanvaarding heeft plaatsgevonden. Daarmee komt naar het oordeel van de kantonrechter vast te staan dat die mededelingsplicht van [gedaagde] is opgehouden te bestaan op 4 september 2018. Dat Noordhollandsche van 1816, zoals zij stelt, pas op 12 september 2018 een ondertekend en ingevuld aanvraagformulier heeft ontvangen – hetgeen overigens is betwist door [gedaagde] – kan daarmee [gedaagde] niet worden tegengeworpen. Het voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst geen mededelingsplicht heeft geschonden. De aanrijding heeft immers (pas) op 4 september 2018 plaatsgevonden. De stelling van Noordhollandsche van 1816, inhoudende dat er uiteindelijk met terugwerkende kracht toch geen verzekering tot stand is gekomen vanwege het schenden van de mededelingsplicht, wordt dan ook niet gevolgd. Daar komt nog bij dat – zelfs in het geval [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met zijn mededelingsplicht in artikel 7:928 BW – niet is gesteld of gebleken dat Noordhollandsche van 1816 [gedaagde] binnen twee maanden na de ontdekking van het schenden van die mededelingsplicht op de niet-nakoming heeft gewezen, zoals wel is vereist in artikel 7:929 BW. Ook daarom wordt de stelling van Noordhollandsche van 1816 niet gevolgd.

3.5
De kantonrechter is vervolgens van oordeel dat de op 4 september 2018 gesloten verzekering ook dekking bood aan [gedaagde] . Uit geen van de overeengekomen voorwaarden volgt immers dat het aanleveren van een meldcode een voorwaarde is voor het verkrijgen van dekking. Ook op andere wijze is niet gesteld door Noordhollandsche van 1816 dan wel gebleken uit de stukken dat een meldcode vereist is voor de totstandkoming van de dekking. Zodoende wordt ook deze stelling van Noordhollandsche van 1816 niet gevolgd.

3.6
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat tussen Noordhollandsche van 1816 en [gedaagde] per 4 september 2018 een verzekering is gesloten voor de Fiat Punto met kenteken [kenteken 1] , die ook vanaf die datum aan [gedaagde] dekking bood. Dit leidt ertoe dat Noordhollandsche van 1816 niet op grond van artikel 15 WAM verhaal kan halen op [gedaagde] . De vordering zal daarom worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten treffen daarmee hetzelfde lot. ECLI:NL:RBZWB:2022:6568