Hof Amsterdam 041011 geen fraude, wel terugvordering met verrekening wettelijke rente nav nieuwe, lagere schadeberekening
- Meer over dit onderwerp:
Hof Amsterdam 041011 NB: geen fraude, wel terugvordering met verrekening wettelijke rente nav nieuwe, lagere schadeberekening;
2. De verdere beoordeling
2.1. Het geschil betreft de omvang van de door [ Geïntimeerde ] geleden schade ten gevolge van een hem op 5 mei 2000 - hij was op die datum bij KLM in dienst als vliegtuigtechnicus - overkomen arbeidsongeval. KLM heeft voorafgaand aan deze procedure erkend dat zij jegens [ Geïntimeerde ] voor die schade aansprakelijk is.
2.2 De kantonrechter heeft in het bestreden eindvonnis de vordering tot schadevergoeding van [ Geïntimeerde ] toegewezen tot een bedrag van € 425.905,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2009 over € 361.992,01 (€ 57,79 per dag) tot de dag der voldoening. De kantonrechter heeft daarbij een door het Nederlands Rekencentrum Letselschade (hierna: NRL) gemaakte berekening van de schade, gedateerd 18 februari 2009, gevolgd. Bij die berekening zijn de door de kanton-rechter in een aantal tussenvonnissen en het proces-verbaal van een op 3 februari 2009 (in eerste aanleg) gehouden comparitie van partijen vastgelegde uitgangspunten gevolgd. NLR stelde in die berekening de totale schade vast op € 645.909,-- inclusief wettelijke rente tot 6 februari 2009, waarvan na aftrek van de door KLM verstrekte voorschotten ten bedrage van € 220.004,-- nog € 425.905,-- te betalen resteerde (te vermeerderen met wettelijk rente vanaf 6 februari 2009 over € 361.992,01).
2.3 Door ieder der partijen is (in het door hen ingestelde principale en incidentele appel) de hoogte van de toegekende schadevergoeding ter discussie gesteld. De bezwaren betreffen een aantal door de kantonrechter vastgelegde uitgangspunten.
2.4 In het tussenarrest heeft het hof beslissingen genomen ter zake van die onderdelen van de berekening van NLR, waarover partijen van mening verschilden, aangegeven of en – zo ja – in hoeverre de berekening van 18 februari 2009 zou moeten worden gecorrigeerd en KLM in de gelegenheid gesteld bij akte een nieuwe door NRL opgestelde schadeberekening in het geding te brengen met in achtneming van de in het arrest vermelde correcties op de uitgangspunten van de eerdere berekening van 18 februari 2009.
2.5 Bij haar na het tussenarrest genomen akte heeft KLM een berekening door NRL van de schade van [ Geïntimeerde ] NRL in het geding gebracht gedateerd 22 maart 2011. KLM vermeldt in haar akte dat zij geen kanttekeningen bij de berekening heeft. [ Geïntimeerde ] heeft zich in zijn vervolgens genomen akte niet over de berekening uitgelaten, waaruit mag worden afgeleid dat ook hij zich met de berekening als zodanig kan verenigen.
2.6 De nieuwe berekening van NLR sluit op een totale schade (inclusief wettelijke rente tot 6 februari 2009) van
€ 453.920,--, waarvan na aftrek van de verstrekte voorschotten (tot een bedrag van € 220.004,--) nog € 233.916,-- te betalen overbleef te vermeerderen met wettelijke rente over € 174.149,55 vanaf 6 februari 2009 (€ 27,80 per dag). De vordering van [ Geïntimeerde ] is tot genoemde hoofdsom en rente toewijsbaar. Voor zover er bij het eindvonnis van de kantonrechter van 18 maart 2009 een hoger bedrag is toegewezen zal het vonnis worden vernietigd.
2.7 KLM heeft in hoger beroep terugbetaling gevorderd van hetgeen zij uit hoofde van het vonnis van de kantonrechter van 18 maart 2009 op 6 april 2009 aan [ Geïntimeerde ] heeft betaald te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling. In haar akte na tussenarrest heeft KLM gesteld dat het verschil tussen de aanvankelijk (in de berekening van
18 februari 2009) vastgestelde schade en de thans (in de berekening van 22 maart 2011) vastgestelde schade € 191.989,-- (€ 645.909,-- - € 453.920,--) bedraagt en dat het verschil door [ Geïntimeerde ] aan haar moet worden terugbetaald. Dit bedrag dient, stelt KLM vervolgens in haar akte, nog te worden verhoogd met de wettelijke rente over het te veel betaalde over de periode 6 februari 2009 – 6 april 2009, zijnde 60 dagen ad € 29,99 per dag, derhalve € 1.799,40 waarmee de totale terugbetalingsvordering van KLM op € 193.788,40 uitkomt.
2.8 [ Geïntimeerde ] betwist niet dat hij gehouden is een bedrag van € 191.989,-- aan KLM terug te betalen. Hij betwist wel dat hij gehouden is de door KLM gevorderde wettelijke rente terug te betalen. Hij stelt dat KLM op 7 april 2009 rente heeft betaald over een bedrag van € 361.992,01. Dat bedrag is lager dan het bedrag van € 383.370,78, waarop NLR de schade van [ Geïntimeerde ] in de berekening van 22 maart 2011 vaststelde, aldus [ Geïntimeerde ].
2.9 [ Geïntimeerde ] kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat de door KLM bij haar betaling op grond van het eindvonnis van de kantonrechter betaalde rente niet behoeft te worden terug-betaald voor zover die rente betrekking had op meergenoemd te veel betaalde bedrag van € 191.989,--. Onjuist is ook het bedrag waarover KLM in april 2009 wettelijke rente heeft betaald te vergelijken met het thans (in de berekening van 22 maart 2011) berekende bedrag aan schade zonder aftrek van de betaalde voorschotten, zoals [ Geïntimeerde ] doet. NRL heeft in beide berekeningen eerst een schadebedrag vastgesteld, ver-volgens, rekening houdend met enerzijds het tijdstip waarop de verschillende schadeposten zijn ontstaan en anderzijds de tijdstippen waarop door KLM voorschotbetalingen zijn gedaan, de tot 6 februari 2009 verschuldigd geworden wettelijke rente uitgerekend en tenslotte van het totale schadebedrag (inclusief de aldus berekende wettelijke rente) de voorscho-betalingen afgetrokken. Over de aldus resterende bedragen was KLM vervolgens weer rente verschuldigd vanaf 6 februari 2009. De bedragen, waarover [ Geïntimeerde ] volgens de – door beide partijen in zoverre niet betwiste - berekeningen van NRL aanspraak kan maken op wettelijke rente vanaf 6 februari 2009 zijn respectievelijk € 361.992,01 (berekening 18 februari 2009) en € 174.149,55 (berekening 22 maart 2011). Laatst-genoemd bedrag is aanzienlijk lager dan het bedrag waarover KLM in april 2009 wettelijke rente heeft betaald. Eveneens volgens de berekeningen van NRL bedraagt die wettelijke rente respectievelijk € 57,79 en € 27,80 per dag. Het verschil is € 29,99 per dag, welk bedrag KLM dus meer heeft betaald dan zij op grond van de nieuwe berekening van NRL verschuldigd was. [ Geïntimeerde ] betwist niet dat KLM in april 2009 de op grond van het vonnis van de kantonrechter verschuldigde wettelijke rente heeft voldaan over 60 dagen. KLM heeft dus zestig maal € 29.99, derhalve € 1.799,40 teveel betaald. Haar vordering tot terugbetaling van dit bedrag is toewijsbaar.
2.10 KLM heeft in principaal appel voorts terugbetaling gevorderd van € 6.600,-- zijnde de door haar aan [ Geïntimeerde ] betaalde kosten van de procedure in eerste aanleg. [ Geïntimeerde ] betwist niet dat KLM genoemd bedrag ter zake van proceskosten aan hem heeft betaald maar stelt dat KLM terecht in de kosten van de procedure in eerste aanleg is veroordeeld. Als “economisch meest machtige en financieel meest krachtige partij” dient KLM de kosten van de procedure in beide instanties te dragen volgens [ Geïntimeerde ].
2.11 Ingevolge het bepaalde in artikel 237 Rv wordt de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld veroordeeld in de proceskosten. Daarbij is dus niet van belang wie van de partijen die proceskosten het gemakkelijkst zou kunnen dragen. Nu beide partijen in de procedure in eerste aanleg als op enige punten in het ongelijk gestelde partij moeten gelden, is er aanleiding de kosten van de procedure in eerste aanleg te compenseren in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dat betekent dat de vordering van KLM tot terugbetaling van de betaalde proceskosten in eerste aanleg toewijsbaar is. In het totaal wordt de vordering tot terugbetaling toegewezen tot een bedrag van € 200.388,40 (€ 191.989,-- + € 1.799,40 + € 6.600,--) te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 6 april 2009. Tegen de gevorderde ingangsdatum van de wettelijke rente is geen verweer gevoerd.
2.12 In het tussenarrest is onder 3.30 reeds overwogen dat de vordering van [ Geïntimeerde ] tot het verstrekken van een belastinggarantie toewijsbaar is, zij het onder de daaraan door KLM verbonden voorwaarden zoals vermeld in genoemde overweging in het tussenarrest. Met betrekking tot zijn overige vorderingen in incidenteel appel, zoals weergegeven in de tweede alinea van pagina 2 van het tussenarrest onder (ii) tot en met (v) geldt het volgende:
- De vordering wegens extra kosten vervoer ten bedrage van € 1.773,41 per jaar is in het tussenarrest gedeeltelijk (tot een bedrag van € 1.250,-- per jaar) toewijsbaar geacht in overweging 3.23. Dit schadebedrag is verwerkt in de nieuwe berekening van NRL en derhalve in het schadebedrag, tot het betalen waarvan KLM wordt veroordeeld. [ Geïntimeerde ] heeft op dit punt dus geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht.
- De bezwaren van [ Geïntimeerde ] tegen de leeftijdgrens ter zake van de schade wegens het verlies aan zelfwerkzaamheid zijn gehonoreerd in overweging 3.20 van het tussenarrest. In de nieuwe berekening van NRL is als leeftijd waarop die schadepost eindigt uitgegaan van 70 jaar. De desbetreffende schade is dus onderdeel van het schadebedrag. [ Geïntimeerde ] heeft ook op dit punt derhalve geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht.
- In overweging 3.15 van het tussenarrest is beslist dat ook over de periode van 5 september 2007 tot 5 november 2010 sprake was van een restverdiencapaciteit bij [ Geïntimeerde ], die hij te gelde had kunnen maken. Zijn vordering gebaseerd op de stelling dat er in die periode geen sprake is geweest van ‘inkomen uit actieve dienst’ is dus niet toewijsbaar.
- In het tussenarrest is eveneens reeds beslist (in overweging 3.7) dat de vorderingen te bepalen dat [ Geïntimeerde ] in 2014 en 2021 carrièresprongen zou hebben gemaakt en voor recht te verklaren dat KLM loonsverhogingen verschuldigd zou zijn geworden naar salarisschaal T32 en T33 niet toewijsbaar zijn. LJN BW7817