Rb Noord-Nederland 020817 brandschade; verzekeringsfraude dmv valse facturen; vernietiging vaststellingsovereenkomst; volledig verval van recht op uitkering
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-Nederland 020817 brandschade; verzekeringsfraude dmv valse facturen; vernietiging vaststellingsovereenkomst; volledig verval van recht op uitkering
5 Het geschil en de beoordeling daarvan
in conventie
5.1.
Aegon stelt zich op het standpunt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] met het indienen van valse facturen zowel vóór de mediation ten behoeve van de inboedelschade als ná de mediation ten behoeve van de opstalschade getracht heeft Aegon opzettelijk te misleiden teneinde een hogere uitkering te krijgen dan waar recht op bestond. Ten aanzien van de inboedelschade heeft Aegon gesteld dat de valse facturen ten grondslag hebben gelegen aan de vaststelling van de omvang van de inboedelschade door de experts nu deze schade als gevolg van het verloren gaan van de inboedel bij de brand niet objectief en zelfstandig door de experts was vast te stellen. Op basis van de valse facturen is Aegon er ten onrechte van uitgegaan dat de op de facturen genoemde zaken eigendom waren van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , dat deze zich ten tijde van de brand in de woning bevonden en een waarde vertegenwoordigden zoals op de facturen is genoemd, terwijl dat allemaal niet vast stond. De vaststellingsovereenkomst is volgens Aegon gesloten ter beëindiging van het geschil tussen partijen over de hoogte van de te vergoeden inboedelschade in verband met het door Aegon gedane beroep op onderverzekering. Het bestaan van dekking en de hoogte van de totale schade, zoals vastgelegd in de akte van taxatie, waren ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zaken die Aegon op dat moment als onbetwist en zeker aan het sluiten van de overeenkomst ten grondslag heeft gelegd. Over de juistheid van die punten heeft Aegon ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gedwaald.
Ten aanzien van de opstalschade heeft Aegon gesteld dat de valse facturen die zijn ingediend ter verkrijging van de betaling van de opstalschade het in de vaststellingsovereenkomst genoemde bedrag van € 211.482,00 overstijgen en daarom niet met een andere intentie kunnen zijn ingediend dan de uiteindelijke verkrijging van een betaling boven dat bedrag. Bovendien heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] met het overleggen van de valse facturen ten onrechte de indruk gewekt dat er reeds tot een bepaald bedrag daadwerkelijk herbouwd was, terwijl enig bewijs van herbouw in feite niet is geleverd. Dat de werkzaamheden op de valse facturen beweerdelijk wel zijn uitgevoerd en materialen wel zijn geleverd, zoals [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in de brieven van 8 en 12 oktober 2015 2015 heeft gesteld, blijkt - daargelaten de relevantie in het licht van het gegeven dat valse facturen zijn ingediend waarmee frauduleus richting Aegon is gehandeld - nergens uit, aldus nog steeds Aegon. Ook de van de polisvoorwaarden afwijkende afspraak in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de opstalschade - te weten: een voorschot van 60% in plaats van 40% en het restant na indiening van facturen - heeft Aegon enkel gemaakt omdat zij op dat moment niet twijfelde aan de moraliteit van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , de juistheid van de door hem verstrekte informatie en het bestaan van dekking onder de polis. In werkelijkheid waren deze aannames onjuist omdat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst reeds voor een bedrag van € 72.775,00 inclusief btw aan valse facturen had ingediend ter onderbouwing van de vermeende inboedelschade, zodat aan de moraliteit van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ernstig kon worden getwijfeld en er ook geen recht op dekking bestond ter zake van de inboedelschade. Aegon zou de afspraak over de wijze van betaling van de opstalschade nimmer met [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] hebben gemaakt indien zij op de hoogte was geweest van de werkelijke stand van zaken, aldus nog steeds Aegon. Op grond van het voorgaande stelt Aegon zich (primair) op het standpunt dat zij de vaststellingsovereenkomst op juiste gronden heeft vernietigd wegens dwaling en/of bedrog en dat op grond van artikel 1.1 van de polisvoorwaarden en artikel 7:941 lid 5 BW elk recht op uitkering is vervallen. Aegon heeft voorts aanspraak gemaakt op terugbetaling van de door haar reeds uitgekeerde bedragen en op het vergoeden van haar schade, bestaande uit door haar betaalde kosten.
5.2.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft allereerst aangevoerd dat Aegon niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat partijen in de vaststellingsovereenkomst een mediation-clausule zijn overeengekomen. Subsidiair heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aangevoerd dat de zaak dient te worden aangehouden voor het uitvoeren van de overeengekomen mediation en dat Aegon dient te worden gelast om aan de overeengekomen mediation haar medewerking te verlenen.
5.2.1.
Het verweer zal in zoverre worden verworpen. Gelet op de aard van het middel van mediation staat het beide partijen te allen tijde vrij hun medewerking daaraan alsnog te onthouden, dan wel die om hen moverende redenen te beëindigen. Daarbij wordt opgemerkt dat een mediation-clausule niet op één lijn is te stellen met een arbitraal beding of een beding waarin partijen zijn overeengekomen een tussen hen gerezen geschil te zullen voorleggen aan een bindend adviseur. Waar arbitrage en bindend advies een wettelijke basis kennen en in welk geval een door partijen aangewezen arbiter of bindend adviseur op voor partijen in beginsel bindende wijze beslist omtrent het geschil, is bij mediation het uitgangspunt dat partijen in beginsel zèlf, op basis van wederzijdse bereidheid tot het treffen van een schikking, met behulp van een mediator zoeken naar een minnelijke oplossing voor hun geschil en een en ander vastleggen in een vaststellingsovereenkomst. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft betoogd dat gelet op de omstandigheid dat Aegon geen particulier is, van haar een zekere inspanning had kunnen worden gevergd om het conflict via mediation op te lossen. Gelet op de zeer zware beschuldiging van fraude aan de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] - waardoor er geen vertrouwen van Aegon in [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] meer aanwezig zal zijn geweest - alsmede gelet op de omstandigheid dat Aegon blijkens de onder 2. genoemde correspondentie desondanks meermaals heeft gepoogd om in gesprek te komen met [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] maar de advocaat van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] te kennen heeft gegeven dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] daartoe niet in staat was - en een persoonlijk contact derhalve kennelijk niet tot de mogelijkheden behoorde - zal dit verweer, wat daar verder ook van zij, niet worden gehonoreerd.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de juistheid van de bevindingen en de conclusies van Dekra niet voldoende gemotiveerd weersproken. Weliswaar stelt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dat hij zich het opmaken en verzenden van de facturen niet kan herinneren, maar gelet op de omstandigheid dat hij dit zelf wijt aan zijn psychische situatie door het verlies van zijn bedrijf, problemen in de echtelijke sfeer, de zorgen voor zijn zoon die aan het [naam aandoening] lijdt, alsmede door de brand en ook zelf aangeeft dat "een kat in het nauw" onder de gegeven omstandigheden "rare sprongen maakt", gaat de rechtbank ervan uit dat de door Dekra genoemde facturen daadwerkelijk door, dan wel van de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] valselijk zijn opgemaakt en aan Aegon zijn verzonden. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft voorts niet voldoende gemotiveerd weersproken dat ten tijde van de vaststellingsovereenkomst reeds voor een bedrag van € 72.775,00 inclusief btw aan valse facturen - te weten de door Dekra genoemde facturen onder 8 tot en met 12 - was ingediend ter onderbouwing van de vermeende inboedelschade. Vast staat voorts dat Aegon destijds niet op de hoogte was van dit frauduleus handelen. Nog afgezien van de omstandigheid dat Aegon er op basis van deze facturen van zal zijn uitgegaan - zoals zij stelt - dat de op de facturen genoemde zaken eigendom waren van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , dat deze zich ten tijde van de brand in de woning bevonden en een waarde vertegenwoordigden zoals op de facturen is genoemd - hetgeen echter niet op basis van deze valse facturen als vaststaand kon worden aangenomen - kan Aegon gevolgd worden in haar stelling dat zij de onderhavige vaststellingsovereenkomst niet zou hebben gesloten in een situatie als het onderhavige, waarin frauduleus is gehandeld. Weliswaar waren ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst slechts valse facturen ingediend ter zake van de inboedelschade, maar naar het oordeel van de rechtbank brengt dit frauduleus handelen tevens met zich, dat Aegon - zoals zij heeft gesteld - ook de in de vaststellingsovereenkomst neergelegde, van de polisvoorwaarden afwijkende en voor [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gunstige afspraak omtrent het uitbetalen van voorschotten ten aanzien van de opstalschade, niet zou zijn overeengekomen indien zij van het frauduleus handelen van (de zijde van) [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op de hoogte zou zijn geweest. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat Aegon de vaststellingsovereenkomst op juiste gronden heeft vernietigd bij brief van 4 december 2015. Gelet op deze buitengerechtelijke vernietiging, is vernietiging bij vonnis (zoals Aegon heeft gevorderd) niet aan de orde.
5.4.
Aan het voorgaande kan niet afdoen dat Aegon de brief van 4 december 2015 waarin de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk wordt vernietigd, slechts aan de advocaat van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft gericht - en niet aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zelf - zoals [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft aangevoerd. Bij brief van 8 oktober 2015 heeft de advocaat van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] immers zelf uitdrukkelijk aan Aegon medegedeeld dat in het belang van de gezondheid van zijn cliënt het contact uitsluitend via hem diende te lopen en dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet langer rechtstreeks mocht worden benaderd. Nog afgezien van de omstandigheid dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet heeft weersproken dat zijn advocaat gevolmachtigd was om voor hem op te treden, kan Aegon onder deze omstandigheden niet worden tegengeworpen dat de buitengerechtelijke vernietiging niet aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zelf was gericht.
5.5.
Nog afgezien van hetgeen partijen in artikel 1.1. van de polisvoorwaarden zijn overeengekomen, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] toerekenbaar tekort is geschoten jegens Aegon in de nakoming van de op hem rustende informatieplicht zoals in artikel 7:941 lid 2 BW bedoeld. Door het valselijk (laten) opmaken en versturen van facturen aan Aegon ten aanzien van zowel de inboedelschade als de opstalschade heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] immers niet alle inlichtingen en bescheiden aan Aegon verschaft die voor deze van belang zijn om haar uitkeringsplicht te beoordelen. Op grond van artikel 6:74 BW dient [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dan ook de schade aan Aegon te vergoeden die zij als gevolg hiervan heeft geleden.
5.6.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van artikel 7:941 lid 5 BW het recht op uitkering is vervallen wegens de hiervoor bedoelde tekortkoming. Weliswaar heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aangevoerd dat alle op de facturen vermelde inboedelzaken daadwerkelijk aanwezig waren ten tijde van de brand en dat deze zaken ook de waarden vertegenwoordigden die op de facturen waren vermeld en dat ten aanzien van de opstalschade de op de facturen vermelde materialen ook daadwerkelijk zijn geleverd en de daarop vermelde werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd, maar - nog afgezien van de omstandigheid dat Aegon dit gemotiveerd heeft weersproken - is het naar het oordeel van de rechtbank voor het verval van het recht op uitkering in de zin van artikel 7:941 lid 5 niet relevant of de misleiding achteraf gezien relevant was voor de schadevaststelling door de verzekeraar. Gelet op de aanzienlijke omvang van de fraude is voorts naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarin de misleiding het (volledige) verval van recht op uitkering niet rechtvaardigt. Ook kan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet gevolgd worden in zijn verweer dat het verval van uitkering slechts ex nunc werkt en derhalve niet de reeds door Aegon aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] uitgekeerde bedragen treft. Uit het rapport van Dekra volgt immers dat sprake is van 12 valse facturen met een totaalbedrag van € 351.651,84. De door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aangevoerde psychische toestand van hemzelf kan daarbij niet tot een ander oordeel leiden. Nog afgezien van de omstandigheid dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] die psychische toestand niet nader heeft onderbouwd door bijvoorbeeld een medische verklaring in het geding te brengen, acht de rechtbank daarbij van belang dat - gelet op de omvang van de fraude - van een incident geen sprake is geweest.
5.7.
Op grond van het voorgaande zal de gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zich met het indienen van valse facturen heeft schuldig gemaakt aan opzettelijke misleiding van Aegon en dat daarmee wanprestatie heeft gepleegd (toerekenbaar tekort is geschoten) worden toegewezen.
5.8.
Aegon vordert betaling van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] van een bedrag van in totaal € 324.406,01 van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , te weten de volgende door Aegon gemaakte kosten/terugbetaling van uitkeringen:
- € 15.000,00 op 21 maart 2014 aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie]
- € 35.000,00 op 17 juli 2014 aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie]
- € 13.699,68 op 29 augustus 2014 aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie]
- € 100.000,00 op 23 januari 2015 aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie]
- € 4.156,00 op 9 februari 2015 aan Medarba
- € 152.688,40 op 11 augustus 2014 aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie]
- € 3.861,93 op 5 november 2015 aan Dekra Expertise.
Voorts vordert Aegon de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van iedere betaling, hetgeen volgens Aegon resulteert in een vordering van € 333.876,31 per 20 januari 2016.
5.8.1.
Gelet op de omstandigheid dat de uitkeringsplicht van Aegon jegens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is komen te ontvallen, zijn de aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] uitgekeerde bedragen - waarvan de hoogte niet door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is weersproken - onverschuldigd betaald. Ook de daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, nu tegen toewijzing daarvan geen zelfstandig verweer is gevoerd. Tevens is [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gehouden om de als gevolg van zijn toerekenbaar tekortschieten door Aegon geleden schade te vergoeden. Aegon heeft onweersproken gesteld dat zij ter zake van de mediation een bedrag van € 4.156,00 aan Medarba heeft betaald en ter zake van het onderzoek van Dekra Expertise een bedrag van € 3.861,93. Beide bedragen dienen naar het oordeel van de rechtbank als schade als gevolg van het toerekenbaar tekort schieten van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] te worden aangemerkt. Zonder het frauduleus handelen zou Aegon immers - zoals hiervoor reeds is overwogen - niet in het kader van mediation de onderhavige vaststellingsovereenkomst hebben gesloten en zou een onderzoek door Dekra Expertise naar de valsheid van facturen niet aan de orde zijn geweest.
5.8.2.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft voorts een beroep gedaan op verrekening, dan wel opschorting gelet op de nalatigheid van Aegon om tot (verdere) uitkering over te gaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is Aegon niet gehouden tot uitkering aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] over te gaan wegens het algeheel verval van het recht op uitkering. Het beroep op verrekening en/of opschorting, wat daar verder ook van zij, slaagt om die reden niet.
5.9.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Aegon worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten € 77,75
- griffierecht € 3.903,00
- salaris voor de advocaat € 5.000,00 (2,5 punt x tarief € 2.000,00)
Totaal € 8.980,75.
Ook de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente acht de rechtbank toewijsbaar, zoals in het dictum te melden.
5.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten thans al kunnen worden begroot. Deze nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing te vermelden.
in reconventie
5.11.
Omdat Aegon geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging/vermeerdering van eis door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] bij conclusie van dupliek, tevens conclusie van repliek in reconventie en akte houdende wijziging/vermeerdering van eis in reconventie en de rechtbank ook ambtshalve geen aanleiding ziet om deze wijziging/vermeerdering van eis wegens de eisen van een goede procesorde buiten beschouwing te laten, zal recht worden gedaan op de gewijzigde/vermeerderde eis.
5.12.
Uit hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, volgt dat de gevorderde verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst van 21 januari 2015 niet (buitengerechtelijk) is vernietigd en dat partijen gehouden zijn aan de vaststellingsovereenkomst en de daarin weergegeven afspraken, dient te worden afgewezen. Tevens volgt uit hetgeen in conventie is overwogen, dat Aegon niet tot uitkering aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gehouden is en ter zake derhalve niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] en dus niet gehouden is om tot enige uitkering onder de polis en tot het vergoeden van schade over te gaan. Hetgeen in conventie is overwogen, brengt voorts naar het oordeel van de rechtbank met zich dat Aegon de onderhavige verzekeringsovereenkomst op goede gronden heeft opgezegd, en dat de persoonsgegevens van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op goede gronden in het Extern Verwijzingsregister voor financiële instellingen van de Stichting CIS, het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude van het Verbond van Verzekeraars en de Interne database van Aegon, zijn opgenomen. De reconventionele vordering zal dan ook integraal worden afgewezen.
5.13.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van Aegon worden vastgesteld op:
- salaris voor de advocaat € 2.500,00 (0,5 x 2,5 punt x tarief € 2.000,00). ECLI:NL:RBNNE:2017:2956