Rb Rotterdam 290616 spoorwegongeval te Wetteren; dwingend spoorvervoerregime laat ruimte voor vergoeding van andere schade dan ladingschade; aansprakelijkheid vanwege negeren sein en daarmee samenhangende overtreding maximumsnelheid
- Meer over dit onderwerp:
Rb Rotterdam 290616 spoorwegongeval te Wetteren; dwingend spoorvervoerregime laat ruimte voor vergoeding van andere schade dan ladingschade; aansprakelijkheid vanwege negeren sein en daarmee samenhangende overtreding maximumsnelheid
de vordering onder I
4.28.
DSM vordert onder I een verklaring voor recht dat DB Schenker, althans DB Schenker NL, althans DB Schenker BTT, jegens DSM aansprakelijk is voor de schade die voor DSM is ontstaan en/of zal ontstaan door het spoorwegongeval van 4 mei 2013.
4.29.
DSM voert primair aan dat de in dienst van DB Schenker NL zijnde treinmachinist een fout heeft gemaakt door een sein te ‘missen’ - geen gevolg te geven aan een waarschuwingssein langs het spoor - waardoor hij met ruim 80 km per uur wissels naderde en bereed die met maximaal 40 km per uur bereden mochten worden. Voor deze fout van de machinist, die ook als onrechtmatige daad kan worden aangemerkt, is DB Schenker kwalitatief aansprakelijk, aldus DSM.
4.30.
DB Schenker heeft erkend dat er een sein is gemist en dat te hard is gereden maar betwist dat dit een fout van de machinist oplevert, op de grond dat in de strafzaak nog niet over diens schuld is geoordeeld. Zij voert voorts aan dat nog niet is vastgesteld dat het negeren van het sein en het overtreden van de maximumsnelheid door de machinist aan DB Schenker kunnen worden toegerekend, nu in haar visie NMBS Logistics het gezag had over de spoorwegcapaciteit en dus over de machinist.
4.31.
De rechtbank verwerpt deze verweren.
Het negeren van een sein en de daarmee samenhangende overtreding van de maximumsnelheid (niet in geschil is dat met 84 km per uur is gereden waar 40 was toegestaan) leveren fouten op van de machinist reeds omdat daarmee de toepasselijke wet- en regelgeving is overtreden. Noch uit de stellingen van partijen noch uit de overgelegde stukken komen aanwijzingen naar voren die de conclusie kunnen dragen dat deze gedragingen niet aan de machinist kunnen worden toegerekend.
De machinist was in dienst van DB Schenker NL en vervulde zijn taak - het besturen van de trein - dus in haar dienst. Aldus had DB Schenker NL zeggenschap over de gedragingen waarin de fout was gelegen als bedoeld in artikel 6:170 BW. Hetgeen DB Schenker betoogt over zeggenschap van het Belgische overheidsbedrijf NMBS leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op hetgeen in de door DB Schenker overgelegde rapportage van het Belgische Onderzoeksorgaan voor Ongevallen en Incidenten op het Spoor (p. 163 e.v.) is vermeld over een (voorspelbaar) hoog vermoeidheidsniveau van de machinist op de dag van het ongeval na eerdere nachtdiensten, acht de rechtbank aannemelijk dat de inzet van DB Schenker NL van de machinist voor dit (nachtelijke) vervoer de kans op de fout heeft vergroot.
De slotsom is dat DB Schenker NL op grond van artikel 6:170 BW jegens DSM aansprakelijk is voor schade die aan DSM is toegebracht door de fouten van de machinist.
4.32.
Dit oordeel omtrent DB Schenker NL, die als niet ondergeschikte de werkzaamheden ten behoeve van DB Schenker BTT heeft uitgevoerd, leidt op grond van het bepaalde in artikel 6:171 BW ook tot aansprakelijkheid van DB Schenker BTT voor deze schade.
4.33.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de fouten van de machinist hebben geleid tot de ontsporing van de trein.
Anders dan DB Schenker betoogt acht de rechtbank dit aannemelijk.
Voornoemde rapportage geeft immers aan (zie p. 11) dat het Onderzoeksorgaan uitgaat van het scenario dat de trein is ontspoord door het kantelen van de eerste drie wagons bij het passeren van de wissels ter plaatse. Dit kantelen was het resultaat van een combinatie van (i) een niet aangepaste snelheid, (ii) twee opeenvolgende korte bochten van wissels, die met maximaal 40 km per uur dienden te worden bereden, (iii) het hoge zwaartepunt van de betreffende (correct beladen) wagons, en (iv) de ingezette noodremming. Bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel, neemt de rechtbank de juistheid van deze bevindingen tot uitgangspunt. Daaruit volgt dat de te hoge snelheid cruciaal was voor het ontsporen van de trein. Dat zonder deze te hoge snelheid (die niet werd verlaagd omdat het waarschuwingssein werd gemist) de trein ook zou zijn ontspoord is gesteld noch gebleken.
4.34.
Op deze gronden zijn DB Schenker NL en DB Schenker BTT kwalitatief aansprakelijk jegens DSM voor schade die aan DSM is toegebracht door het ontsporen van de trein, welk ontsporen het gevolg was van één of meer fouten van de machinist.
4.35.
Nu beide DB Schenker vennootschappen voor dezelfde schade aansprakelijk zijn, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk.
4.36.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is op de daartoe primair aangevoerde grondslag, met dien verstande echter dat DB Schenker BTT of DB Schenker NL voor wat betreft schade ten gevolge van verlies of beschadiging van de vervoerde goederen tijdens het vervoer of vertraging in de aflevering niet verder aansprakelijk zijn dan is voorzien in CIM/titel 8:18 BW. De rechtbank zal de gevraagde verklaring voor recht met deze clausulering toewijzen. ECLI:NL:RBROT:2016:4960