RBROT 010223 arbeidsongeval met heftruck is gedekt onder verzekering
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 010223 arbeidsongeval met heftruck is gedekt onder verzekering
1Kern van de zaak en het procesverloop
1.1.
Deze zaak gaat over de vraag of de aansprakelijkheid van Van Heezik voor de gevolgen van een arbeidsongeval van haar toenmalige werknemer gedekt is onder een verzekering die Van Heezik met Post & Co heeft gesloten. Post & Co menen van niet, omdat een andere verzekering van Van Heezik, bij een andere verzekeraar, dekking biedt. De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat de aansprakelijkheid van Van Heezik gedekt is onder de met Post & Co gesloten verzekeringsovereenkomst.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 3 mei 2022, met producties;
- -
de conclusie van antwoord, met producties;
- -
de brief van de rechtbank van 11 november 2022 met instructies voor de zitting;
- -
de mondelinge behandeling van 20 december 2022;
- -
de pleitaantekeningen namens beide partijen.
2. De feiten
2.1.
Van Heezik is een transportonderneming en logistieke dienstverlener.
2.2.
Gedaagde 1 is gevolmachtigde van een aantal Lloyd’s syndicaten. De overige gedaagden zijn verzekeringsmaatschappijen.
2.3.
Tussen Van Heezik als verzekeringnemer en Post & Co als verzekeraars is een Logistieke Aansprakelijkheidsverzekering (hierna: LA) tot stand gekomen die op 1 januari 2015 is ingegaan. Het afzonderlijke aandeel van ieder van gedaagden in deze verzekering is als volgt:
- -
gedaagde 1 (althans de syndicaten voor wie zij optreedt): 70%;
- -
gedaagde 2: 10%;
- -
gedaagde 3: 10%;
- -
gedaagde 4: 5%;
- -
gedaagde 5: 5%.
2.4.
Bij de totstandkoming van de LA is Van Heezik bijgestaan door haar tussenpersoon [naam tussenpersoon] . De LA is tot stand gekomen via makelaar [naam makelaar] , die de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden heeft opgesteld.
2.5.
Op de LA zoals die in januari 2015 is ingegaan zijn (of waren) de volgende clausules en voorwaarden van toepassing:
HN3700.2014 Algemene Voorwaarden Logistieke Aansprakelijkheidsverzekering
(…)
Artikel 3 Omvang van de verzekering
(…)
3.2
Dekking
3.2.1
Deze verzekering dekt het financieel nadeel van verzekerden in verband met aansprakelijkheid, verplichting tot vergoeding van schade uit hoofde van vrijwaringsverplichtingen daaronder begrepen, voor door derden geleden schade, mits is voldaan aan de onder artikel 3.1 gestelde voorwaarden voor dekking.
(…)
Artikel 5 Uitsluitingen
(…)
5.4
Motorrijtuigen
5.4.1
Niet gedekt zijn aanspraken tot vergoeding van schade veroorzaakt door of toegebracht met kentekenplichtige motorrijtuigen in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) of daarmee vergelijkbare buitenlandse wet.
5.4.2
In afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 5.4.1 zijn wel gedekt:
5.4.2.1 aanspraken tot vergoeding van schade veroorzaakt door of toegebracht met niet kentekenplichtige motorrijtuigen alsmede al dan niet kentekenplichtig landmateriaal en werkmateriaal, ten aanzien waarvan deze verzekering wordt geacht te voldoen aan de door de WAM of vergelijkbare buitenlandse wet gestelde eisen.
(…)
Artikel 6. Schadebehandeling en schadevergoeding
6.1
Verplichtingen in geval van schade
Zodra een verzekerde kennis draagt van een aanspraak of omstandigheid op grond waarvan verzekerde tot schadevergoeding, verhaalbaar krachtens deze verzekering gehouden zou kunnen zijn is verzekerde verplicht:
de verzekeraar zo spoedig mogelijk van die omstandigheid of aanspraak in kennis te stellen;
de verzekeraar zo spoedig mogelijk alle van belang zijnde gegevens te verstrekken;
alle van belang zijnde stukken, waaronder dagvaardingen, aan de verzekeraar te overleggen;
de volle medewerking aan de schaderegeling te verlenen en alle inlichtingen te verstrekken (gevraagd of ongevraagd) die van belang zijn voor de beoordeling van zijn aansprakelijkheid;
(…).
6.1.1
Indien door verzekeringnemer of verzekerde een verplichting als bedoeld in artikel 6.1 niet is nagekomen, kan de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.
(…)
2.6.
Van Heezik heeft daarnaast met verzekeraar Amlin een aansprakelijkheids-verzekering voor bedrijven (hierna: AVB) afgesloten die is ingegaan op 1 januari 2014. De AVB bevat onder meer de volgende voorwaarden:
(…)
3.2
Motorrijtuigen
3.2.1
Niet gedekt
Niet gedekt zijn aanspraken wegens schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (verder te noemen W.A.M.) of een daarmede overeenkomende buitenlandse wet.
3.2.2
Wel gedekt
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.2.3 en uitsluitend indien en voor zover geen schadevergoeding wordt verleend krachtens een andere verzekering, waarbij de verzekerden gehouden zijn het schadegeval in eerste instantie onder de andere verzekering te melden en waarbij een eventueel eigen risico op die andere verzekering niet onder deze verzekering is gedekt, is er wel dekking ter zake van:
a) Niet gekentekende motorrijtuigen
Aanspraken wegens schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig waarvoor geen wettelijk voorgeschreven kenteken vereist is;
(…)
2.7.
Van Heezik heeft op enig moment het initiatief genomen tot wijziging van de op de LA toepasselijke voorwaarden. Bij e-mailbericht van 10 april 2017 heeft [naam makelaar] in dit verband voor zover van belang het volgende aan Post & Co bericht:
(…)
Zie bijgaande stukken.
Het blijkt dat er dus al een AVB dekking loopt voor van Heezik via Marsh . Betaald ca EUR 15.000 premie. Aangezien men bij Van Heezik liever een losse AVB heeft (snap niet waarom) is ons gevraagd het risico er met terugwerkende kracht uit de logistieke polis te halen. Heb ook even de statistiek er bij gedaan, zitten geen AVB schaden in zo te zien. Heb laten doorschemeren dat we maximaal EUR 7.500 per jaar terug kunnen geven over 2016 en lopende jaar 2017. Wat vind jij?
(…)
2.8.
Een en ander heeft geleid tot de volgende, in de LA-polis opgenomen aanvullende verzekeringsvoorwaarde:
AANSPRAKELIJKHEID
1. Elders lopende polis
Van deze verzekering zijn uitgesloten schaden verhaalbaar onder de elders lopende AVB. (…)
Het eigen risico van deze elders lopende polis komt niet voor vergoeding in aanmerking.
2.9.
Op 23 oktober 2018 heeft er in het magazijn van Van Heezik een aanrijding plaatsgevonden tussen twee elektronische pallettrucks. De bestuurder van een van de pallettrucks, de destijds als stagiaire bij Van Heezik werkzame [naam persoon 1] , heeft daarbij letsel aan zijn voet opgelopen (hierna: het arbeidsongeval). De pallettrucks waren niet kentekenplichtig.
2.10.
[naam persoon 1] heeft Van Heezik op 15 oktober 2019 aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het arbeidsongeval. Deze aansprakelijkstelling is gebaseerd op werkgeversaansprakelijkheid in de zin van artikel 7:658 BW.
2.11.
Van Heezik heeft de schade aanvankelijk gemeld bij Amlin onder de AVB. Na een afwijzing van dekking door Amlin heeft makelaar [naam makelaar] namens Van Heezik de schade op 18 februari 2020 gemeld bij Post & Co onder de LA.
2.12.
Post & Co hebben dekking onder de LA geweigerd.
3Het geschil
3.1.
Na eiswijziging vordert Van Heezik om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de aansprakelijkheid van Van Heezik jegens [naam persoon 1] voor het ongeval van 23 oktober 2018 gedekt is onder de tussen Van Heezik en Post & Co gesloten verzekeringsovereenkomst, althans dat de door [naam persoon 1] door het ongeval van 23 oktober 2018 geleden en nog te lijden schade gedekt is onder de tussen Van Heezik en Post & Co gesloten verzekeringsovereenkomst en dat deze schade door Post & Co conform de polis vergoed dienen te worden, ieder voor het aandeel waarvoor zij de polis heeft getekend,
II. Post & Co, ieder voor het aandeel waarvoor zij de polis heeft getekend, te veroordelen om de schade met [naam persoon 1] conform de polis te regelen en [naam persoon 1] schadeloos te stellen, behoudens voor wat betreft het door Van Heezik aan [naam persoon 1] betaalde voorschot, althans Post & Co te veroordelen om aan Van Heezik al datgene te betalen waartoe Van Heezik jegens [naam persoon 1] gehouden is c.q. zal blijken te zijn ter zake van het ongeval van 23 oktober 2018,
III. Post & Co voor elk voor hun aandeel te veroordelen tot voldoening van het reeds betaalde voorschot aan [naam persoon 1] en het bedrag van de kosten van Cordaet van € 8.779,19 te vermeerderen met de wettelijke rente,
IV. Post & Co voor elk voor hun aandeel te veroordelen tot voldoening van een bedrag van € 925,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente,
V. Post & Co voor elk voor hun aandeel te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Post & Co voeren verweer.
4. De beoordeling
4.1.
De vorderingen van Van Heezik zijn gebaseerd op het standpunt dat haar aansprakelijkheid als werkgever jegens [naam persoon 1] is gedekt onder de LA. Dat volgt volgens haar uit de polisvoorwaarden van de LA. Post & Co bestrijden het standpunt van Van Heezik.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2.
Op grond van artikel 13.8 van de LA-voorwaarden is de rechter in de plaats van afgifte van de polis bevoegd om kennis te nemen van de geschillen betreffende de LA. Tussen partijen is niet in geschil dat de LA-polis is afgegeven in Rotterdam. Daarmee is deze rechtbank dus bevoegd. Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is.
Het belang van de verklaring voor recht
4.3.
Post & Co stellen zich in de eerste plaats op het standpunt dat Van Heezik geen belang heeft bij haar vordering tot verklaring voor recht (zie 3.1. onder 1), omdat die vordering er onder meer toe strekt voor recht te verklaren dat “de door [naam persoon 1] […] geleden en nog te lijden schade gedekt is” onder de LA, terwijl op grond van de LA alleen de aansprakelijkheid van Van Heezik is gedekt. De rechtbank verwerpt dit verweer. In de eerste plaats heeft Van Heezik naar aanleiding van dit verweer haar vordering gewijzigd in die zin dat thans ook gevorderd wordt om voor recht te verklaren dat de aansprakelijkheid van Van Heezik jegens [naam persoon 1] gedekt is onder de LA. Maar ook zonder deze eiswijziging had de formulering van de vordering in de dagvaarding moeten worden gelezen in het licht van de overige inhoud daarvan en van het debat zoals dat in en buiten deze procedure tussen partijen vorm heeft gekregen. In het licht daarvan is onmiskenbaar duidelijk dat het bij de gevorderde verklaring voor recht (zowel vóór als ná de eiswijziging) gaat om de vaststelling dat de aansprakelijkheid van Van Heezik voor de schade van [naam persoon 1] is gedekt onder de LA.
Dekking van werkgeversaansprakelijkheid niet geschrapt uit de LA-polis
4.4.
Vast staat dat het voertuig waarmee het arbeidsongeval heeft plaatsgevonden, een elektronische pallettruck, niet-kentekenplichtig is in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). Tussen partijen staat verder niet ter discussie dat wanneer de verzekeringsvoorwaarden zoals die golden bij aanvang van de LA in 2015 onverkort worden toegepast, uit de artikelen 3.2.1 (de primaire dekkingsomschrijving) en 5.4.2.1 (een insluiting/uitzondering op de uitsluiting van artikel 5.4.1) volgt dat de aansprakelijkheid van Van Heezik voor de door [naam persoon 1] geleden schade gedekt is onder die verzekering.
4.5.
Van Heezik legt voormelde artikelen 3.2.1 en 5.4.2.1 ten grondslag aan haar vorderingen.
4.6.
Post & Co daarentegen betogen dat werkgeversaansprakelijkheid als gevolg van de poliswijziging in 2017 niet langer is gedekt onder de LA. Zij voeren daartoe aan dat bij die wijziging partijen zijn overeengekomen dat de in de LA-polis vermelde sectie over dekking van werkgeversaansprakelijkheid is komen te vervallen althans dat er door Post & Co gerechtvaardigd op is vertrouwd dat Van Heezik ermee akkoord was om de dekking voor werkgeversaansprakelijkheid uit de LA-polis te verwijderen.
4.7.
De rechtbank verwerpt het verweer van Post & Co op grond van het navolgende.
Wilsovereenstemming in 2017
4.8.
Bij de wijziging in 2017 is in de polis (uitsluitend) de in 2.8. geciteerde aanvullende verzekeringsvoorwaarde opgenomen (hierna: de ‘polis elders’-bepaling). De andere op de LA toepasselijke voorwaarden zijn ongewijzigd gebleven. Op dit punt komt het aan op de vraag of partijen, behalve over deze ‘polis elders’-bepaling, ook wilsovereenstemming hebben bereikt over de schrapping van dekking van werkgeversaansprakelijkheid. Voor het antwoord op die vraag gaat het om hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en om de betekenis die zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die verklaringen mochten toekennen en wat zij in dit verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.9.
Tussen partijen staat vast dat Van Heezik met de poliswijziging in 2017 bedoeld heeft om schades die gedekt zijn onder de AVB-polis, niet meer gedekt te laten zijn onder de LA-polis. De beoogde beëindiging van een ‘dubbele dekking’ is ook de strekking van het door makelaar [naam makelaar] aan Post & Co gestuurde e-mailbericht van 10 april 2017 (zie 2.7.) en deze bedoeling is als zodanig dus ook voor Post & Co kenbaar geweest op het moment van de poliswijziging in 2017.
4.10.
Volgens Post & Co blijkt uit haar interne stukken dat bij de poliswijziging beoogd is om ook de dekking van werkgeversaansprakelijkheid uit de polis te schrappen. Ter onderbouwing verwijzen Post & Co naar het intern opgestelde document ‘endorsement 1’, behorend bij de ‘cover note’. In dat document staat de tekst van de ‘polis elders’-bepaling opgenomen en daaronder staat vermeld: ‘In verband hiermede wordt dekking onder Section 3 Employers Liability - doorgehaald met terugwerkende kracht.’ Vast staat echter dat het ‘endorsement 1’-document een intern stuk van Post & Co betreft dat niet met Van Heezik of makelaar [naam makelaar] is gedeeld. In die zin onderschrijft dit document slechts de opvatting of bedoeling van Post & Co dat met de poliswijziging de werkgeversaansprakelijkheid niet langer gedekt is. Op een intern (gebleven) stuk van Post & Co kan echter niet de conclusie worden gebaseerd dat ook Van Heezik met haar verzoek tot poliswijziging heeft bedoeld om dekking van werkgeversaansprakelijkheid uit de LA-polis te schrappen of dat Post & Co in zoverre op overeenstemming met Van Heezik hebben mogen vertrouwen.
4.11.
De overige omstandigheden wijzen juist op het tegendeel. Zo wordt in het e-mailbericht van 10 april 2017 van [naam makelaar] überhaupt niet gerept over het schrappen van de dekking van werkgeversaansprakelijkheid en is daarover in de ‘polis elders’-bepaling evenmin iets bepaald. Wanneer het expliciet de bedoeling van partijen zou zijn geweest om een wezenlijke dekking als die van werkgeversaansprakelijkheid uit de polis te schrappen, had het voor de hand gelegen om daarvoor in de polis een uitsluitingsclausule op te nemen. Dat is echter niet gebeurd.
Bekendheid van [naam makelaar] en [naam tussenpersoon] met de polisstructuur?
4.12.
Post & Co stellen verder dat zowel makelaar [naam makelaar] als tussenpersoon [naam tussenpersoon] bekend zijn met de interne polisstructuur van Post & Co en dat [naam makelaar] en [naam tussenpersoon] daardoor wisten, of behoorden te begrijpen, dat Post & Co bij de poliswijziging de dekking van werkgeversaansprakelijkheid uit de polis hadden geschrapt. Volgens Post & Co had het daarom op de weg van Van Heezik/ [naam makelaar] / [naam tussenpersoon] gelegen om daar bezwaar tegen te maken. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat Post & Co onvoldoende feitelijk hebben gesteld waarom [naam makelaar] en [naam tussenpersoon] in het algemeen bekend zouden zijn met de interne polisstructuur van Post & Co en waarom zij er op grond daarvan gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat [naam makelaar] en [naam tussenpersoon] (en dus ook Van Heezik) ermee bekend waren dat Post & Co de dekking van werkgeversaansprakelijkheid uit de LA-polis hadden geschrapt en dat Van Heezik daarmee akkoord was.
4.13.1.
Specifiek ten aanzien van tussenpersoon [naam tussenpersoon] en diens gestelde bekendheid met de polisstructuur van Post & Co, hebben Post & Co ter zitting verklaard dat er in een andere aansprakelijkheidszaak correspondentie heeft plaatsgevonden tussen Post & Co en de heer [naam persoon 2] van [naam tussenpersoon] en dat naar aanleiding daarvan [naam persoon 2] op 24 juni 2019 naar Van Heezik heeft gemaild dat dekking van werkgeversaansprakelijkheid met terugwerkende kracht uit de LA-polis is geschrapt omdat dit verzekerd zou zijn onder de AVB.
4.13.2.
Allereerst is het opmerkelijk dat Post & Co het e-mailbericht van [naam tussenpersoon] pas op de dag van de zitting in het geding wensten te brengen, te meer nu dit – anders dan de cover note en de endorsement 1 – wél een extern stuk betreft. Vanwege het te late tijdstip van indiening is het e-mailbericht niet bij het procesdossier gevoegd. Dit komt voor risico van Post & Co. Wat daar ook van zij, [naam persoon 2] heeft tijdens de zitting verklaard dat die andere zaak een situatie betrof waarin een werknemer van Van Heezik geen veiligheidsschoenen had gedragen en Van Heezik als werkgever aansprakelijk zou zijn omdat zij de werknemer geen veiligheidsschoenen had aangeboden. Dat werd door [naam tussenpersoon] niet als werkgeversaansprakelijkheid gezien en in dat licht is de e-mail door [naam persoon 2] aan Van Heezik verstuurd. Die zaak is op een gegeven moment stil komen te liggen en er is ook nooit een claim ingediend. Dit laatste hebben Post & Co niet betwist.
4.13.4.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het door Post & Co geciteerde e-mailbericht niet kan worden geconcludeerd dat [naam tussenpersoon] ermee bekend was dat de dekking van werkgeversaansprakelijkheid in de visie van Post & Co uit de LA-polis was geschrapt (en dus evenmin dat deze kennis, naar de rechtbank begrijpt, aan Van Heezik moest worden toegerekend), laat staan dat Post & Co op grond daarvan hebben mogen aannemen dat Van Heezik het daarmee eens was. Vooropgesteld moet worden dat de e-mail dateert van ruimschoots na de totstandkoming van de afspraken uit 2017. Latere gedragingen of verklaringen kunnen een aanwijzing opleveren voor de wijze waarop de eerder gemaakte afspraken moeten worden uitgelegd, maar daarvoor is onvoldoende het enkele feit dat [naam tussenpersoon] in een andere letselzaak met Post & Co over dekking van werkgeversaansprakelijkheid onder de LA-polis heeft gesproken. Niet gesteld of gebleken is immers dat dat contact tot een standpuntbepaling of discussie heeft geleid over de vraag of werkgeversaansprakelijkheid (nog) onder de LA-polis was gedekt. Het gaat dan te ver om op basis van alleen het hier bedoelde contact tussen [naam tussenpersoon] en Post & Co, waarbij overigens niet duidelijk is geworden wat precies is besproken, de verstrekkende conclusie te trekken dat werkgeversaansprakelijkheid niet langer gedekt is onder de LA.
4.14.
Hetzelfde gaat in grote lijnen ook op voor een ander door Post & Co genoemd geval van werkgeversaansprakelijkheid in 2017 (na de poliswijziging), te weten een ongeval van een werknemer van Van Heezik met een vorkheftruck. Post & Co hebben ter zitting verklaard dat zij destijds aan [naam makelaar] hebben meegedeeld dat werkgeversaansprakelijkheid niet gedekt was onder de LA-polis en dat Van Heezik daarom verwezen werd naar de AVB-polis. Ook hier geldt echter dat Post & Co onvoldoende feiten en/of omstandigheden hebben gesteld op grond waarvan zij er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat [naam makelaar] (en dus ook Van Heezik) ermee bekend en akkoord was dat Post & Co de dekking van werkgeversaansprakelijkheid uit de LA-polis hadden geschrapt. Daarvoor is onvoldoende het enkele (gestelde) feit dat Van Heezik en/of [naam makelaar] (mogelijk) niet hebben geprotesteerd tegen de verwijzing door Post & Co naar een andere verzekering.
Conclusie
4.15.
Gezien het voorgaande is niet komen vast te staan dat bij de poliswijziging in 2017 de dekking van werkgeversaansprakelijkheid uit de LA-polis is geschrapt. Dit betekent dat de werkgeversaansprakelijkheid van Van Heezik voor de door [naam persoon 1] geleden schade op grond van de artikelen 3.2.1 en 5.4.2.1 van de LA-voorwaarden (zie 4.3.) in beginsel gedekt is onder de LA. De ‘polis elders’-bepaling staat daar niet aan in de weg, mits aan de in die bepaling opgenomen voorwaarden is voldaan. Of aan die voorwaarden is voldaan, zal hierna (vanaf 4.17.) worden beoordeeld.
4.16.
Nu reeds geoordeeld wordt dat de LA in beginsel dekking biedt voor de schade van Van Heezik zoals in deze zaak aan de orde, kan het door partijen gevoerde debat over de vraag of de schade van Van Heezik ook gedekt is onder de LA op basis van de zogenoemde ‘WAM-strik’ buiten beschouwing worden gelaten.
AVB en LA verwijzen naar elkaar voor dekking, maar de AVB gaat voor
4.17.
Subsidiair beroepen Post & Co zich ook expliciet op de ‘polis elders’-bepaling. Volgens hen is de schade van Van Heezik als gevolg van haar aansprakelijkheid voor het ongeval van [naam persoon 1] gedekt onder de AVB, zodat die schade op grond van de ‘polis elders’-bepaling van dekking onder de LA is uitgesloten. De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
4.18.
Tussen partijen is niet in geschil dat de schade die Van Heezik als gevolg van de aanspraak van [naam persoon 1] lijdt of zal lijden, in beginsel gedekt is onder de AVB die Van Heezik met Amlin heeft afgesloten (de ‘elders lopende AVB’). In artikel 3.2.2 van de AVB-voorwaarden is echter ook bepaald dat dekking wordt verleend ‘uitsluitend indien en voor zover geen schadevergoeding wordt verleend krachtens een andere verzekering’. In het onderhavige geval is sprake van een dergelijke situatie, omdat de LA in beginsel dekking biedt voor schade zoals in deze zaak aan de orde (zie 4.4.).
4.19.
Problematisch in dit geval is dat in de ‘polis elders’-bepaling van de LA voor dekking (ook) wordt verwezen naar de andere verzekeraar (de AVB-verzekeraar). Dit leidt tot de situatie dat zowel de AVB-verzekeraar als de LA-verzekeraar naar elkaar verwijzen om dekking te bieden voor de door Van Heezik geleden schade. Uit de aan de ‘polis elders’-bepaling ten grondslag liggende partijbedoeling om dubbele dekking te voorkomen volgt echter dat de dekkingsvoorwaarden van de AVB leidend zijn voor de vraag of schaden van dekking onder de LA wel of niet zijn uitgesloten. Die partijbedoeling wordt gerealiseerd indien wordt aangenomen dat de LA-polis de dekking van de AVB ‘volgt’, in die zin dat de LA dekking biedt waar de dekking van de AVB ophoudt. De partijbedoeling brengt zo bezien dus mee dat de AVB-voorwaarden voorrang hebben boven de LA-voorwaarden en dat de verwijzing van artikel 3.2.2 van de AVB naar (in dit geval) de LA dus vóór gaat op de verwijzing van de ‘polis elders’-bepaling van de LA naar de AVB.
4.20.
Dit brengt mee dat Van Heezik haar schade op grond van artikel 3.2.2 van de AVB onder de LA moet claimen en dat de LA-verzekeraar (Post & Co) deze claim vervolgens niet mag afwijzen op grond van de ‘polis elders’-bepaling’. Aan de voorwaarden voor een dergelijke afwijzing is immers niet voldaan, nu de schade als gevolg van artikel 3.2.2 van de AVB niet ‘verhaalbaar is onder de elders lopende AVB’.
4.21.
Conclusie hiervan is dat de schade van Van Heezik zoals hier aan de orde niet van dekking onder de LA is uitgesloten.
Ongeval van werknemer te laat gemeld?
4.22.
Post & Co hebben meer subsidiair een beroep gedaan op artikel 6.1 van de polisvoorwaarden. Op grond van dit artikel moet Van Heezik zodra zij kennis draagt van een aanspraak of een reële dreiging daarvan de verzekeraar daarvan in kennis stellen. Volgens Post & Co had Van Heezik de kwestie op de dag van het ongeval (23 oktober 2018), of in ieder geval op de dag van aansprakelijkstelling van Van Heezik door [naam persoon 1] (15 oktober 2019), bij Post & Co moeten melden. Van Heezik was er toen immers bekend mee dat [naam persoon 1] haar op grond van werkgeversaansprakelijkheid zou kunnen aanspreken of heeft aangesproken voor de door hem geleden schade. Van Heezik heeft Post & Co pas op 18 februari 2020, en dus te laat, op de hoogte gesteld van de aanspraak van [naam persoon 1] . Daardoor menen Post & Co dat zij in hun bewijsbelang zijn geschaad omdat zij – kort gezegd – geen deugdelijk onderzoek meer hebben kunnen doen naar de toedracht van het ongeval. De schade die Post & Co daardoor leiden, is de gehele verschuldigde uitkering, omdat anders aansprakelijkheid (mogelijk) van de hand gewezen had kunnen worden of regres genomen had kunnen worden op een (mede) aansprakelijke partij en/of andere verzekeringen. Van Heezik bestrijdt dat Post & Co een beroep toekomt op artikel 6.1 van de polisvoorwaarden.
4.23.
De rechtbank verwerpt het beroep van Post & Co op artikel 6.1 van de polisvoorwaarden.
4.24.
Voorop gesteld wordt dat Van Heezik (althans haar makelaar [naam makelaar] ) met de schademelding op 18 februari 2020, bijna 16 maanden na het arbeidsongeval op 23 oktober 2018, Post & Co te laat op de hoogte heeft gebracht van het ongeval van haar toenmalige werknemer [naam persoon 1] . De directeur van Van Heezik heeft daar ter zitting als verklaring voor gegeven dat het ongeval niet ernstig leek te zijn, maar de ernst van het ongeval ontslaat Van Heezik niet van haar verplichting om in het kader van eventuele werkgeversaansprakelijkheid het ongeval tijdig bij haar aansprakelijkheidsverzekeraar te melden. Op grond van artikel 6.1 van de polisvoorwaarden bestaat die meldingsverplichting immers al zodra sprake is van een omstandigheid die tot schadeplichtigheid van Van Heezik zou kunnen leiden. Redelijkerwijs kan niet worden betwist dat daarvan in het geval van [naam persoon 1] sprake was. Van Heezik had het arbeidsongeval van [naam persoon 1] dan ook spoedig na het ongeval bij Post & Co moeten melden.
4.25.
Post & Co hebben echter geen schade geleden als gevolg van de te late schademelding. Post & Co hebben sinds de schademelding op 18 februari 2020 jegens Van Heezik steeds het standpunt ingenomen dat de LA geen dekking biedt voor werkgeversaansprakelijkheid en dat Van Heezik zich daarvoor moet wenden tot de verzekeraar van de AVB (Amlin). Aangenomen mag worden dat Post & Co dat standpunt ook zouden hebben ingenomen indien Van Heezik de schademelding (althans de melding van het arbeidsongeval) wel tijdig had gedaan. Daarmee zouden zij in zoverre in dezelfde situatie verkeerd hebben als waarin zij nu zitten. Zeker bezien tegen de achtergrond van het rapport van Cordaet dat in opdracht van Post & Co is uitgebracht, valt zonder concretisering, die Post & Co niet hebben gegeven, niet in te zien dat hun positie wezenlijk anders zou zijn geweest als de melding eerder was gedaan. Daarbij dient bedacht te worden dat, anders dan Post & Co in de conclusie van antwoord hebben gesuggereerd, niet het tijdsverloop tussen het ongeval en nu van belang is, maar het (veel beperktere) tijdsverloop tussen het ongeval en de melding op 18 februari 2020. Al met al is van schade, die op grond van artikel 6.1.1 van de polisvoorwaarden in mindering gebracht kan worden op een eventuele schade-uitkering, aan de zijde van Post & Co geen sprake.
4.26.
Met dit oordeel behoeft het verweer van Van Heezik, namelijk dat Post & Co niet kan terugkomen op eerder meegedeelde afwijzingsgronden door dekking te weigeren op basis van een andere grond, geen bespreking.
De vorderingen
4.27.
Het voorgaande leidt er toe dat Post & Co de schade van Van Heezik moeten vergoeden onder de LA-polis. De vorderingen 3.1. sub 1 en 3.1 sub 2 worden toegewezen op na te melden wijze. In het dictum wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de aansprakelijkheid van Van Heezik jegens [naam persoon 1] niet komt vast te staan. Die vraag is in deze procedure niet aan de orde.
4.28.
Van Heezik vordert in 3.1. sub 3 betaling van een bedrag van € 8.779,19. De vordering ziet op vergoeding van een door Van Heezik aan haar werknemer [naam persoon 1] betaald voorschot op de schadevergoeding van € 7.500,- en op vergoeding van een bedrag van € 1.276,19 aan gemaakte kosten met betrekking tot schadebureau Cordaet . Post & Co hebben de verschuldigdheid van de gevorderde vergoedingen niet weersproken en hebben ook de hoogte daarvan niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken. De vordering tot betaling van een bedrag van € 8.779,19 wordt daarom toegewezen, evenals de gevorderde rente.
4.29.
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925,- hebben Post & Co niet betwist en wordt daarom toegewezen. Ook de gevorderde rente is toewijsbaar, zij het dat deze wordt toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding (3 mei 2022), omdat de gevorderde aanvangsdatum (‘de dag van de betreffende vervaldatum van de factuur’) onvoldoende gespecificeerd is. ECLI:NL:RBROT:2023:5825