Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 141020 Wg-er aansprakelijk voor uitglijden over plastic plaat voor friteuse in geïmproviseerde keuken

RBDHA 141020 Wg-er aansprakelijk voor uitglijden over plastic plaat voor friteuse in geïmproviseerde keuken
2
De feiten

2.1.
Op 17 november 2012 is [eiser] in dienst getreden bij Asta op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is op 17 november 2015 voor onbepaalde tijd voortgezet.

2.2.
[eiser] heeft op 9 februari 2017 voor de eerste keer als invaller gewerkt op de locatie van Asta te Scheveningen in het voormalig kuuroord Vitalisee, genaamd Casino Vitalizee. In het casino werden door het personeel snacks (zoals tosti’s, chips, broodjes en friet) bereid ten behoeve van de gasten. [eiser] werkte in de nachtdienst samen met een andere collega, de heer [betrokkene 2] .

2.3.
Vanwege de nachtdienst van 9 februari 2017 hoefde [eiser] op 10 februari 2017 niet te werken. Op 11 februari 2017 is [eiser] om 12:00 uur op werk verschenen op de locatie van Asta in het centrum, op loopafstand van de woning van [eiser] . [eiser] heeft zich iets voor 19.00 uur ziek gemeld. Dezelfde avond heeft [eiser] zich bij de huisartsenpost gemeld. Aldaar heeft [eiser] verklaard dat hij in de nacht van 9 februari 2017 tijdens het werk is gevallen door een plastic plaat die op de vloer was gelegd voor de friteuse in de ruimte waar de snacks werden bereid.

3
De vordering

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Asta aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die [eiser] geleden heeft, lijdt en nog zal lijden als gevolg van het bedrijfsongeval dat hem op 9 februari 2017 is overkomen;
II. Asta veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de door hem geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van aansprakelijkstelling;
III. Asta veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, begroot op € 4.806,00 inclusief btw;
II. Asta veroordeelt in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen en vermeerderd met wettelijke rente.

3.2.
[eiser] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. [eiser] heeft op 9 februari 2017 letsel opgelopen doordat hij is uitgegleden over een losliggende plastic plaat, die weggleed toen [eiser] daarop stapte. De geïmproviseerde keuken voldeed niet aan de voor Asta als werkgever geldende veiligheidseisen. Asta heeft haar zorgplicht geschonden en is daarom op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade. Omdat Asta aansprakelijkheid voor het ongeval afwijst, vordert [eiser] een verklaring voor recht met verwijzing naar de schadestaatprocedure. Asta is als aansprakelijke partij tevens gehouden tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.

4
Het verweer

4.1.
Asta heeft, kort samengevat, ontkend dat zich een arbeidsongeval heeft voorgedaan op 9 februari 2017 en betwist de door [eiser] geschetste toedracht, dat zij haar zorgplicht heeft geschonden, alsmede het causaal verband tussen de beweerdelijke val en de gestelde schade.

5
De beoordeling

5.1.
Het meest verstrekkende verweer van Asta is dat zij ontkent dat een ongeval heeft plaatsgevonden en ook de door [eiser] gestelde toedracht wordt betwist. Zij stelt dat niemand het ongeval heeft zien gebeuren, dat de collega van [eiser] geen letsel heeft waargenomen, dat [eiser] gewoon zijn dienst heeft afgemaakt en zich niet direct heeft ziekgemeld, maar dat pas twee dagen later heeft gedaan na eerst nog gewerkt te hebben. Ook was sprake van een zware stroeve plastic kunststof plaat, zodat [eiser] daardoor niet ten val kan zijn gekomen. En zelfs wanneer hij ten val zou zijn gekomen, is die val het gevolg van eigen schuld van [eiser] , aldus nog steeds Asta.

5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] op grond van artikel 7:658 BW voldoende aannemelijk dient te maken dat hij schade heeft geleden tijdens de uitoefening van de werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] daar op basis van de beschikbare feiten in is geslaagd. Voldoende staat vast dat [eiser] een ongeval is overkomen tijdens zijn nachtdienst op 9 februari 2017 en dat hij is uitgegleden over een plastic plaat en daardoor letsel heeft opgelopen. Daartoe is het volgende redengevend.

5.3.
De collega van [eiser] heeft hem de volgende dag, op 10 februari 2017, geappt met onder meer de volgende tekst “Denk check ff hoe het met je pijn gaat?” waarop [eiser] heeft gereageerd met de tekst: “Met mij jaa.. het is er niet beter op geworden ( ... ) van bed naar bank ik hoop dat morgen beter gaat ( ... ) me rug zit goed vast ( ... ) moet veel rusten is beste anders wordt alleen maar erger op maar tnx for caring mate”. Uit deze tekst blijkt – anders dan Asta stelt – voldoende dat zich tijdens het werk op 9 februari 2017 iets heeft voorgedaan waardoor [eiser] in ieder geval pijn had. De collega van [eiser] vraagt immers expliciet hoe het met de pijn gaat. Daarmee staat vast dat de collega van [eiser] wist dat [eiser] noemenswaardig letsel heeft opgelopen tijdens het werk. Als het om iets onbenulligs zou gaan, zou de collega de volgende dag geen navraag hebben gedaan. Dat Asta stelt dat de collega van [eiser] geen letsel heeft gezien maakt dat niet anders. Er is namelijk sprake van inwendig letsel dat uitwendig niet zichtbaar is.

5.4.
Voorts staat vast dat [eiser] zich op 11 februari 2017 onder medische behandeling heeft laten stellen. Uit de in het geding gebrachte medische stukken blijkt dat [eiser] heeft verklaard te zijn uitgegleden over een plastic plaat. De klachten van [eiser] stemmen overeen met het letsel dat kan ontstaan door de val zoals [eiser] die heeft beschreven. Ook de medische documentatie biedt ondersteuning van het standpunt van [eiser] .

5.5.
Bovendien heeft de leidinggevende van [eiser] op 14 februari 2017 een ziek- en herstelmeldingsformulier toegestuurd dat hij heeft opgemaakt. Op dat formulier heeft de leidinggevende bij de vraag: “Het verzuim heeft relatie tot het werk”: “ja” ingevuld, bij “Het verzuim heeft relatie tot privé”: “nee” en bij “Ongeval”: “nee”. Op het formulier is ook het verloop gedurende de dagen 11 tot en met 13 februari 2017 opgenomen en de dagelijkse contactmomenten die er zijn geweest met [eiser] . Uit niets blijkt dat namens de werkgever kenbaar is gemaakt dat er werd getwijfeld over het bestaan en/of de toedracht van het ongeval. Ook is Asta na verzoek van [eiser] overgegaan tot vergoeding van medische kosten onder de mededeling: “Vergoeding ziektekosten i.v.m. bedrijfsongeval”.

5.6.
[eiser] heeft bovendien op 9 februari 2017 filmbeelden gemaakt van de situatie. Daarop is een ruimte zichtbaar met een geïmproviseerde keuken (op de beelden is zichtbaar dat een afzuigkap boven de friteuse is aangebracht en dat voor de afvoer daarvan simpelweg een plafondplaat is weggeschoven zonder het geheel fatsoenlijk af te werken). Voor de friteuse ligt een dunne plastic plaat die, zoals [eiser] op het filmpje voordoet, eenvoudig verschuift. De vloer van de ruimte is voorzien van zeil. De plaat op dit filmpje ziet er heel anders uit dan de plaat waarvan Asta een foto in het geding heeft gebracht. Die foto is niet op 9 februari 2017 gemaakt. Dat blijkt ook uit het feit dat de ruimte op die foto volledig leeg is en alle spullen die in de ruimte en op het aanrecht staan in het filmpje ontbreken. Bovendien ontbreekt er een deur in een van de keukenkastjes. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de plaat op het filmpje de plaat is die ten tijde van het ongeval op de vloer lag en niet de veel dikkere en ruwe plaat die op de door Asta in het geding gebrachte foto zichtbaar is. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Asta om aan aansprakelijkheid te ontkomen een foto heeft gemaakt van een andere plaat dan de plaat die op 9 februari 2017 voor de friteuse heeft gelegen.

5.7.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij zijn collega heeft geroepen en dat die collega hem heeft geholpen met opstaan, omdat hem dat zelf niet lukte. Asta heeft erop gewezen dat in de dagvaarding staat dat [eiser] na de val zijn collega heeft geroepen, maar dat die niet is gekomen. Daar blijkt volgens Asta uit dat de verklaring van [eiser] onbetrouwbaar is. De inconsistentie tussen de dagvaarding en de verklaring van [eiser] leidt niet tot een ander oordeel. De verklaring van [eiser] ter zitting was veel gedetailleerder dan de beknopte beschrijving in de dagvaarding. Bovendien is de dagvaarding opgesteld door de gemachtigde van [eiser] en niet door [eiser] zelf, hetgeen dergelijke inconsistenties kan veroorzaken. Bovendien doet deze inconsistentie niet af aan het feit dat [eiser] tijdens zijn werkzaamheden ten val is gekomen en dat is het enige dat [eiser] voldoende aannemelijk moet maken.

5.8.
Gezien het voorgaande staat vast dat [eiser] een bedrijfsongeval is overkomen. De kantonrechter vindt het onder de gegeven omstandigheden kwalijk dat Asta – op het moment dat duidelijk wordt dat het herstel minder voorspoedig verloopt dan verwacht – plotseling betwist dat sprake is van een arbeidsongeval. Dat is geen goed werkgeverschap.

5.9.
Vervolgens is de vraag aan de orde of Asta haar zorgplicht heeft geschonden. Die vraag laat zich eenvoudig beantwoorden. De werkplek voldeed volstrekt niet aan de daaraan te stellen veiligheidseisen en de geldende Arbo richtlijnen: er is in een geïmproviseerde keuken een losse plastic plaat gelegd op een vloer die al niet voldoet aan de daaraan te stellen Arbo-eisen. Bovendien erkent Asta dat er frituurvet is gemorst op de vloer en dat daarom de plaat over die gemorste olie is geplaatst. Als dat al is gedaan, is daarmee een situatie in het leven geroepen waarbij de plastic plaat op een door de frituurolie zeer gladde vloer is gelegd. Het verbaast dan niet dat die plastic plaat is weggegleden toen [eiser] daar overheen wilde lopen.

5.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een zeer ernstige schending van de zorgplicht door Asta. Dat Asta niet beschikte over een horecavergunning, zodat op 9 februari 2017 helemaal geen snacks mochten worden bereid, maakt dit alles nog kwalijker. Asta is dan ook aansprakelijk voor de door [eiser] ten gevolge van het bedrijfsongeval geleden schade. De kantonrechter zal Asta dan ook veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, op te maken bij staat. Waar Asta nog een eigen schuld verweer heeft gevoerd, faalt dat nu Asta in het geheel niet heeft onderbouwd – zoals vereist voor eigen schuld in het kader van artikel 7:658 BW – dat en op welke wijze [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid.

5.11.
Voor een verwijzing naar een schadestaatprocedure is volgens vaste jurisprudentie voldoende dat er een kans op schade bestaat. Nu Asta ter zitting heeft erkend dat ten minste sprake is van immateriële schade, is ook aan dat vereiste voor toewijzing van de vordering voldaan. Dat Asta stelt dat er op 4 oktober 2017 melding worde gemaakt van “een tweetal ziekteproblematieken en een arbeidsconflict” doet aan het voorgaande niet af.

5.12.
Nu de kantonrechter van oordeel is dat Asta aansprakelijk is voor het ongeval dat [eiser] op 9 februari 2017 is overkomen en Asta veroordeelt om de schade ten gevolge daarvan te vergoeden, heeft [eiser] geen belang (meer) bij de gevorderde verklaring voor recht. De kantonrechter zal deze vordering daarom afwijzen. Ook de gevorderde wettelijke rente over de nader bij staat op te maken schade zal de kantonrechter afwijzen, nu die vertragingsschade in het kader van de schadestaatprocedure dient te worden vastgesteld.

5.13.
Nu Asta tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten geen verweer heeft gevoerd, terwijl [eiser] de schade heeft onderbouwd, zal de kantonrechter de buitengerechtelijke kosten toewijzen, zoals verzocht.

5.14.
Asta zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser] . [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eiser] . Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt Asta slechts veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het – hierna in het dictum vast te stellen – salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding. De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden begroot. ECLI:NL:RBDHA:2020:11628