RBZWB 120325 wg-er aansprakelijk voor val in keuken rondvaartschip; zorgplicht t.z.v. schoeisel geschonden
- Meer over dit onderwerp:
RBZWB 120325 wg-er aansprakelijk voor val in keuken rondvaartschip; zorgplicht t.z.v. schoeisel geschonden
2. De feiten
2.1. Frisia exploiteert het passagiersschip FRISIA, waarmee rondvaarten worden georganiseerd.
2.2. [eiser] werkte als oproepkracht in dienst van Frisia. De werkzaamheden van [eiser] bestonden uit het serveren van drankjes, het brengen van vuile vaat naar de keuken en het schoonmaken en het opruimen van het schip.
2.3. Op 23 augustus 2019 was [eiser] aan het werk op het schip.
2.4. [eiser] heeft Frisia op24 januari2020 per brief aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden doordat hem op 23 augustus 2019 een ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. In reactie daarop is namens Frisia haar aansprakelijkheid afgewezen.
3. Het geschil
3.1 . [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) voor recht te verklaren dat Frisia aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van een arbeidsongeval op 23 augustus 2019;
b) Frisia te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] legt - samengevat - aan zijn vordering ten grondslag dat toen hij werkzaamheden verrichtte voor Frisia in de keuken van het schip een voorval plaatsvond. Als gevolg hiervan is er schade ontstaan aan zijn rechterknie. Frisia heeft niet voldaan aan haar zorgplicht als werkgever om maatregelen te nemen als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat [eiser] schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Zo heeft Frisia geen RI&E uitgevoerd. Het personeel is door Frisia onvoldoende gewezen op de noodzaak om geschikt schoeisel (met een effectieve antislipzool) te dragen. Tijdens het ongeval was de keukenvloer nat en glad, hetgeen heeft geleid tot een verhoogd risico op ongelukken door uitglijden.
3.3. Frisia voert verweer. Kort gezegd, betwist zlj dat [eiser] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Ook stelt zij te hebben voldaan aan de op haar als werkgever rustende zorgplicht. Volgens haar ontbreekt het oorzakelijk verband tussen het door [eiser] gestelde incident op 23 augustus 2019 en de gestelde gezondheidsschade.
3.4. Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW moet - kort gezegd - de werkgever zorgen voor een veilige werkomgeving en zodanige maatregelen treffen en aanwijzingen verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Volgens het tweede lid van dit artikel is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in lid I genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.2. De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden en dat een causaal verband bestaat tussen die schade en zijn werkzaamheden. Dit gaat niet zo ver dat [eiser] de stelplicht of de bewijslast draagt voor de toedracht van de gebeurtenissen die tot het ontstaan van de schade tijdens de uitvoering van de werkzaamheden hebben geleid.
4.3. De kantonrechter oordeelt dat voldoende vaststaat dat [eiser] schade heeft geleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden en dat een causaal verband bestaat tussen die schade en de werkzaamheden. Dit oordeel berust op de volgende gronden. Op verzoek van [eiser] heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgehad. De verklaringen van de gehoorde getuigen houden voor zover nu van belang het volgende in.
- partijgetuige [eiser]: op 23 augustus 2019 ben ik gevallen op de keukenvloer. Ik heb lichamelijke klachten aan de val overgehouden. De orthopeed heeft geconcludeerd dat het kraakbeen in de knie kapot/beschadigd is en dat er een losse botsplinter zit. Als ik lang sta of lang loop heb ik er extreem veel last van.
- getuige V.: ik was aanwezig ten tijde van het ongeval van [eiser]. Ik stond tijdens de val met mijn rug naar hem toe, maar ik hoorde hem vallen en toen ik mij omdraaide lag hij op de grond. Ik ging ervan uit dat het een val was, want hij lag op de grond. We zagen dat het niet goed was omdat de knie opzwol. [eiser] lag te kermen van de pijn.
- getuige H.: ik kreeg een melding dat [eiser] op de grond in de keuken zat, maar wat de letterlijke melding was, weet ik niet meer. Ik heb wel gehoord dat hij last had van zijn knie.
- getuige H.-P.: ik ben geroepen om naar de keuken te komen. In de keuken vond ik [eiser] op de grond. Hij had last van zijn knie en we hebben ijs gepakt om de knie te koelen. Daarna hoorde ik dat het toch niet goed met hem ging.
- getuige H2: ik kreeg op een gegeven moment te horen dat N. (met wie de getuige [eiser] bedoelt) was gevallen in de keuken. Het leek aanvankelijk niet zo erg te zijn maar later bleek hij wel meer pijn te hebben en zijn we uiteindelijk naar een huisarts gegaan.
- bericht Spoedeisende hulp van ziekenhuis Bergen op Zoom van 23 augustus 2019: geringe zwelling mediale zijde rechterknie. Niet te belasten. Extensiebeperking tot 160 graden. Geen flexie tot 70 graden mogelijk. Exorotatie zeer pijnlijk.
- verslag van poliklinisch onderzoek op 7 november 2019 door een orthopedisch chirurg van ziekenhuis Bergen op Zoom: het kraakbeen in de rechterknie van [eiser] is beschadigd en er is een botsplinter in het gewricht.
4.4. Frisia stelt dat [eiser] nadat hij klaar was met zijn eigen werkzaamheden naar de keuken is gegaan om daar zijn vriend, de al genoemde getuige V., te zien. voor zover Frisia daarmee wil betwisten dat [eiser] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is die betwisting ongegrond. Volgens de jurisprudentie moet het vereiste dat de schade de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is overkomen, ruim worden uitgelegd.
4.5. In het licht van de aangehaalde getuigenverklaringen en medische informatie gaat ook de betwisting door Frisia van het causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden niet op. Het staat voldoende vast dat [eiser] als gevolg van het voorval tijdens de werkzaamheden pijn ondervond, evenals beperkingen in de rechterknie die hij daarvoor niet of niet in dezelfde mate ondervond. Gelet op de omschrijving van de vordering kan nu in het midden blijven of voor het voorval tijdens het werk op 23 augustus 2019 - kort gezegd - al enige schade bestond aan de rechterknie.
4.6. Aangezien [eiser] heeft aangetoond dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden, is Frisia in beginsel aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. Dit is niet het geval indien Frisia kan aantonen dat zij haar zorgplicht is nagekomen. De kantonrechter is van oordeel dat Frisia dit onvoldoende heeft gedaan. In dit geval gaat het om een horecakeuken op een varend schip. Dat betekent dat naast gebruikelijke' gevaren in een horecakeuken (zoals bijvoorbeeld water en/of vet op de vloer), er ook rekening moet worden gehouden met de deiningen van het schip. Deze combinatie zorgt voor een niet-verwaarloosbare kans op uitglijden. Schoenen met zolen die uitglijden kunnen voorkomen, zijn dan ook noodzakelijk. Frisia is ten aanzien van het door
het pérsoneel te dragen schoeisel in haar zorgplicht tekort geschoten. Zo is niet gebleken dat Frisia haar personeel adequaat heeft geïnstrueerd over geschikt schoeisel, noch dat Frisia met enige regelmaat heeft gecontroleerd of het schoeisel van haar personeel voldeed aan de daaraan gestelde eisen. Daarnaast is door Frisia erkend dat zij geen RI&E heeft uitgevoerd. Het uitvoeren van een RI&E is verplicht en had mogelijk ongevallen - zoals dat van [eiser] - kunnen voorkomen. Uit een RI&E zou kunnen volgen dat extra aandacht noodzakelijk is voor het schoeisel van het personeel. Aan het verweer van Frisia dat ander schoeisel geen effect zou hebben gehad, wordt voorbij gegaan. Weliswaar heeft getuige V. verklaard dat hij met zijn 'antislip-schoenen' nog steeds over de vloer gleed, maar niet gesteld of gebleken is dat deze schoenen voldeden aan de daarvoor gestelde eisen. Daar komt bij dát geschikt schoeisel het risico op uitglijden wellicht niet kan uitsluiten, maar wel aanzienlijk kan verkleinen.
4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat Frisia niet heeft voldaan aan haar zorgplicht. Zij stelt niet dat de schade van [eiser] in belangrijke mate het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Frisia is daarom aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade die is ontstaan in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Met dank aan mw. mr. C.A. (Corina) Pors, Arcus Letselschade voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2025/RBZWB 120325