Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A'dam 100507 wn valt van dak A'dam CS; wg niet aansprakelijk; geen speciale waarschuwing nodig

Hof A'dam 100507 wn valt van dak A'dam CS; wg niet aansprakelijk; er hoefde niet speciaal gewaarschuwd te worden
3.1 (werknemer) was op vrijdag 26 mei 1995 als werknemer van (werkgever) werkzaam op en bij het dak van het Centraal Station te Amsterdam. (werkgever) voerde werkzaamheden uit in opdracht van (opdrachtgever). De dag ervoor had (uitvoerder) van (opdrachtgever) opdracht gekregen onderzoek in te stellen naar een lekkage in de dakgoot - ook wel genoemd smalle goot, bovengoot of zinken goot - die zich bevindt in de bolle kap op de plaats waar het dichte dak overgaat in het glazen gedeelte. (uitvoerder) heeft (werknemer) aangegeven in welke sectie de lekkage was (memorie van grieven in het principaal appèl sub 2.4) . De dakgoot staat door middel van valgoten die verticaal naar beneden lopen, in verbinding met de brede verzamelgoot - ook wel brede goot, loopgoot, ondergoot of stalen goot genoemd - die zich onderaan de bolle kap, iets lager dan waar het glazen gedeelte eindigt, bevindt. (werknemer) verrichtte op 26 mei 1995 werkzaamheden aan het dak ter hoogte van de dakgoot vanuit een rolsteiger. Hij is uit die rolsteiger gestapt en is door de dakgoot naar de sectie waar de lekkage zich bevond, gelopen (memorie van grieven in het principaal appèl sub 2.4). Ter hoogte van een van de valgoten (rapport van de Arbeidsinspectie van 24 juli 1995, pagina 2, overgelegd als productie 1 bij de conclusie van eis; conclusie van antwoord van (werkgever) sub 12 en 13) is hij ten val gekomen en via de valgoot vrijwel rechtstandig circa vijf meter naar beneden gevallen (memorie van grieven in het principaal appèl sub 2.4). Hij is terechtgekomen in de verzamelgoot en wel zodanig dat zijn hielbeen daarbij (gedeeltelijk) verbrijzeld werd.

3.2 (werknemer) heeft aan zijn vordering totschadevergoeding ten grondslag gelegd dat (werkgever) en (opdrachtgever) hun zorgplicht uit hoofde van het bepaalde in artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben geschonden. Blijkens de grieven en de toelichting daarop meent (werknemer) in het bijzonder dat hij geïnstrueerd had moeten worden om:
a. niet zonder veiligheidsmiddelen door de dakgoot telopen, en
b. bij werkzaamheden aan de goot een ladder te gebruiken

Hij verwijt (werkgever) en (opdrachtgever) dat zij hem die instructies niet hebben gegeven en stelt dat zij daardoor hun vorenbedoelde zorgplicht hebben verzaakt, met het ongeval tot gevolg.

3.3 Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen gaat het bij de beoordeling van de vraag, of (werkgever) en (opdrachtgever) aan hun zorgplicht hebben voldaan, om de inredelijkheid te treffen veiligheidsmaatregelen en te geven instructies ter voorkoming van een val van het dak of de overkapping van het Centraal Station waaraan moest worden gewerkt. Partijen zijn het er over eens - ook in hoger beroep - dat aan veiligheidsmateriaal voorhanden was: rol - en hangsteigers, veiligheidslijnen, houten en aluminium ladders,kabels, valtouwen, heup - en broekgordels en de staalconstructie van de kap zelf. Met betrekking tot de vraag of de werknemers werden geïnstrueerd over het gebruik van veiligheidsmateriaal, is door de in eerste aanleg gehoorde getuigen het volgende verklaard:

De getuige X., geïntimeerde sub 2, getuigt: "Toen ik begon was (werknemer) de voorman die mij op het centraal station uitleg heeft gegeven over de veiligheidsmaatregelen tijdens het werk aan het dak van het CS."

De getuige (getuige 1) verklaart “ Ik heb daar toen ook meegewerkt aan onderhoud en reparatie van het dak en de goot van het CS. (werknemer) was toen mij [lees: mijn, hof] voorman. De mensen van de fa (werkgever) hebben mij gezegd dat de aanwezige gordels en lijnen door de NS ter beschikking waren gesteld. De heer (getuige 3) van de NS heeft mij uitgelegd hoe die gordels en lijnen moesten worden gebruikt."
en
"De uitvoerders van de NS letten goed op of wij de gordels en lijnen goed gebruikten. Ook de mensen van de fa. (werkgever) pakten dit serieus aan. Dit waren de heren X., (werknemer) en (getuige 4)."

De getuige (getuige 2) legt de volgende verklaring af:
"Mij is bekend dat daar [het dak van het CS, hof] veiligheidsmaatregelen golden, in het bijzonder de valbeveiliging. De bouwkundigen van NS stelden daarvoor materialen beschikbaar en gaven instructies hoe deze te gebruiken. Iedereen die bij NS kwam werken had een bewijs van toegang tot de werkplaats nodig en kreeg daarbij de schriftelijke en mondelinge instructies die nodig waren voor de werkzaamheden die hij kwam verrichten. Ik denk dat bouwkundige (getuige 3) de veiligheidsinstructies aan (werknemer) heeft gegeven."

(getuige 3) getuigt:
"De bouwkundigen die bepaalde werken aan het dak moesten begeleiden gaven uitleg over de veiligheid en da [lees: de, hof] materialen aan de voorman die het werk ging doen. Ik heb in mijn hoedanigheid van bouwkundige die uitleg ook aan (werknemer) gegeven. In de praktijk ging het zo dat bij iedere klus werd gezegd welke veiligheidsmaatregelen moesten worden genomen. Die instructies gaf de betreffende bouwkundige. Deze zag er ook op toe dat deze instructies werden gevolgd."

Verder blijkt uit de hiervoor geciteerde verklaringen van X. en (getuige 1) dat (werknemer) zelf hen geïnstrueerd heeft over de veiligheidsmaatregelen. (werknemer) geeft in zijn getuigenverklaring immers tevens aan:
"Ik was wel altijd alert of de jongens goed stonden en ik waarschuwde hen als ik vond dat zij het niet goed deden."

3.4 Ofschoon de bewijsopdracht van de kantonrechter zich beperkt tot het gebruik van veiligheidslijnen, blijkt uit de verklaringen van de getuigen X., (getuige 3), (getuige 4) en (getuige 5) en uit de bij conclusie van antwoord door (werkgever) overgelegde schriftelijke verklaringen van (getuige 3), (getuige 4), (werkgever), (getuige 1) en (getuige 6), dat bij een lekkage in de dakgoot de reparatie geschiedde vanuit een rolsteiger die bij de dakgoot stond of vanaf een ladder die tegen de dakgoot werd gezet. (werknemer) bevestigt dat zelf als getuige door te verklaren:
"Vanuit die steiger werkten wij aan de zinken goot."
En
"Wijzelf hadden die gordels niet nodig, omdat wij vanuit de steiger werkten."
En
"Ik had daartoe wel een ladder bij kunnen halen ... Als ik had geweten dat de lekkage zover van mij vandaan was had ik wel een ladder gehaald."

3.5 Uit de getuigenverklaringen die X, (getuige 1), (getuige 2) en (getuige 3) hebben afgelegd, volgt dat de Nederlandse Spoorwegen, (werkgever) en (opdrachtgever) de genoemde voorzieningen ter beschikking hebben gesteld en dat over het gebruik daarvan aan hen die werkzaamheden moesten uitvoeren aan het dak de nodige instructie werd gegeven, alsmede dat erop werd toegezien dat voorzieningen goed werden gebruikt. Ook (werknemer) zelf heeft als getuige verklaard over de aanwezigheid en het gebruik van de verschillende veiligheidsvoorzieningen. Uit dit een en ander moet worden afgeleid dat (werkgever) en (opdrachtgever) ervoor zorgden dat de werknemers die aan het dak/de overkapping werkten ervan doordrongen waren dat zij dit niet mochten doen zonder zich met behulp van de aanwezige materialen tegen vallen te beveiligen. Daarmee hebben (werkgever) en (opdrachtgever) voldaan aan de in het algemeen ten aanzien van de werkzaamheden aan het dak/de overkapping redelijkerwijs te stellen eisen ter voorkoming van valincidenten.

3.6 Toen (werknemer) van (uitvoerder) opdracht had gekregen om de lekkage op te zoeken en te herstellen, waarbij deze hem het nummer van de sectie waar de lekkage zich bevond had meegedeeld (memorie van grieven 3.1,4) , had (werknemer), volgens zijn stellingen, in beginsel twee mogelijkheden om dat veilig te doen: ofwel hij werkte vanuit een rolsteiger ofwel hij deed dat vanaf een ladder. De eerste mogelijkheid viel af omdat de rolsteiger al voorbij de desbetreffende sectie was en niet kon terugrijden. Wel had (werknemer) de mogelijkheid om te werken vanaf een ladder. Aluminium ladders waren beschikbaar op het zesde perron van het Centraal Station of bij de auto van (werkgever) die achter het Centraal Station bij de pont stond, zo verklaart (werknemer) zelf. Desgewenst was ook een houten ladder beschikbaar, zoals de getuige (getuige 3) verklaart ("Er waren altijd houten ladders beschikbaar want anders mocht er niet gewerkt worden. (werknemer) wist waar die ladders te vinden waren en gebruikte ze ook als dat nodig was."). Aangezien een sectie 25 meter lang is (memorie van grieven sub 3.1.4) kon (werknemer) met behulp van die ladder de lekkage opsporen, desnoods na het enige malen verschuiven van de ladder waarbij hij zonodig de hulp van een andere medewerker kon inroepen (zie de getuigenverklaring van (getuige 5)). Dat de aluminium ladders zich in een opslagplaats op het zesde perron aan de andere kant van het station bevonden, doet hier niet aan af. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de houten ladders zich bevonden in de auto van (werkgever), die achter het station bij de pont stond. Er is immers niet gesteld of gebleken dat die afstand te groot was om een ladder te halen en deze voor het opsporen en repareren van de lekkage te gebruiken. Bovendien had (werknemer) op 25 mei al opdracht gekregen tot het opsporen en repareren van de lekkage en had hij dus aan het begin van het werk, de dag daarop, direct een ladder kunnen meenemen. Verder heeft (werknemer) nog aangevoerd dat hij een ladder niet overal tegen de dakgoot kon plaatsen, omdat deze door zijn gewicht van 120 kg zover zou doorbuigen dat deze tegen de ramen van de overkapping aan zou komen. In dat geval had (werknemer) een collega kunnen vragen om met een ladder de goot te inspecteren.

3.7 De stellingen van (werknemer) in hoger beroep werpen voorts nog de vraag op of (werkgever) en (opdrachtgever) hem daarnaast apart hadden moeten waarschuwen om niet zonder valbeveiliging door de dakgoot te lopen. Er is onvoldoende grond om deze vraag bevestigend te beantwoorden. Uit de foto's die van de dakconstructie zijn overgelegd en de tekening die (werknemer) bij zijn getuigenverhoor heeft gemaakt (en die aan het proces-verbaal daarvan is gehecht), blijkt dat de dakgoot zich in het dak/de overkapping bevindt en daarvan onderdeel uitmaakt. Niet valt in te zien dat de beveiligingsinstructie die voor het dak als geheel gold, niet voor die goot zou gelden. In het bijzonder valt niet in te zien dat een werknemer als (werknemer), die reeds 20 jaar op en aan het dak van het Centraal Station te Amsterdam werkzaam was en de situatie en beveiligingsvoorzieningen uit dien hoofde goed kende, hiervoor speciaal had moeten worden gewaarschuwd.

3.8 Op grond van de voornoemde feiten en omstandigheden kan niet gezegd worden dat (werkgever) en (opdrachtgever) hun zorgplicht jegens (werknemer) geschonden hebben. De grieven falen. (werknemer) heeft bewijs aangeboden. Het eerste bewijsaanbod wordt gepasseerd als te algemeen. Zo wordt niet aangegeven over welke tekortkoming van (werkgever) of (opdrachtgever) de genoemde getuigen kunnen verklaren. Het tweede bewijsaanbod passeert het hof omdat dit vanwege het falen van de grieven 1 tot en met 3 geen zelfstandige betekenis meer heeft. Het hof zal de vonnissen waarvan beroep bekrachtigen. PIV-site