RBLIM 270324 Wg-er aansprakelijk voor polsfractuur na val van treinwagon; taalbarièrre voor rekening wg-er
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 270324 Wg-er aansprakelijk voor polsfractuur na val van treinwagon; taalbarièrre voor rekening wg-er
in vervolg op:
RBLIM 140222 arbeidsongeval staat vast, schade ook; voor beoordeling zorgplicht is nader bewijs nodig; niet geschikt voor deelgeschil
kosten begroot, niet toegewezen cf verzoek, maar zonder kantoorkosten 11,25 x € 260,00 + 21% = € 3.539,25
2De feiten
2.1.
Op 12 november 2018 is [eiser] bij Maasterminal een ongeval overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden bestaande uit het losmaken en verplaatsen van zekeringspaaltjes op treinwagons. [eiser] heeft daarbij letsel opgelopen.
2.2.
De verzekeraar van Maasterminal heeft onderzoek (naar de toedracht van het ongeval) laten uitvoeren door Cordaet (productie 1 conclusie van antwoord). Daarvan is op
7 juni 2019 een rapport opgemaakt, waarin voor zover relevant staat:
“(…) Visie verzekerde
(…) De heer [naam 1] zelf stond op de wagon om spanbanden los te maken. De heer [naam 1] gaf aan dat hij het daadwerkelijke ongeval niet heeft zien gebeuren maar dat hij, toen hij op de wagon stond, wel een paaltje op de grond hoorde kletteren. (…)
Voor zover de heer [naam 1] weet, zijn er verder geen getuigen geweest van het ongeval. Op de desbetreffende plek waar de wagon stond, hangen ook geen beveiligingscamera’s. (…)
Op de dag van het ongeval stond de desbetreffende wagon met stalen platen er en was de heer [eiser] in dat kader gekoppeld aan de heer [naam 1] , een zeer ervaren medewerker. De heer [naam 1] gaf aan dat hij de heer [eiser] , die geen Nederlands spreekt, in het Engels heeft uitgelegd wat hij moest doen en hoe de paaltjes verplaatst moesten worden. Verzekerde gaf aan dat dit ook is neergelegd in een schriftelijke instructie laden en lossen (…) maar dat deze schriftelijke instructie niet aan de heer [eiser] is gegeven omdat deze in het Nederlands is opgesteld.
Nadat de heer [naam 1] de heer [eiser] een mondelinge instructie had gegeven, heeft de heer [naam 1] ook zelf het verplaatsen van twee tot drie paaltjes voorgedaan. Vervolgens heeft de heer [naam 1] de heer [eiser] zelf vier tot vijf paaltjes laten verplaatsen om te bezien of dit goed ging.
Toen dit goed ging en bleek dat de heer [eiser] dit volgens de gegeven instructie kon uitvoeren, is de heer [naam 1] boven op de wagon geklommen om spanbanden los te maken. Vervolgens hoorde de heer [naam 1] dus een paaltje op de grond kletteren en heeft het ongeval zich voorgedaan. (…)
Ervaring met de werkzaamheden
Omdat het een proefdag was en het ongeval waarschijnlijk gebeurde bij het eerste paaltje dat de heer [eiser] niet meer onder toezicht van de heer [naam 1] verplaatste, had de heer [eiser] slechts enkele minuten ervaring met de werkzaamheden voordat het ongeval plaatsvond. (…)
Toezicht
Zoals reeds genoemd, heeft de heer [eiser] voordat hij alleen werd gelaten door de heer [naam 1] , eerst vier tot vijf paaltjes onder toezicht van de heer [naam 1] moeten verplaatsen. Vervolgens is de heer [naam 1] op de wagon geklommen om de spanbanden los te maken en heeft het ongeval zich voorgedaan. De direct leidinggevende van de heer [naam 1] , is teamleider de heer [naam teamleider] . De heer [naam teamleider] is meewerkend voorman en was op het tijdstip van het ongeval elders in hal 1 werkzaamheden aan het verrichten. De heer [naam teamleider] hield dus geen toezicht op de werkzaamheden van de heer [eiser] .
Persoonlijke beschermingsmiddelen
(…) Ten tijde van het ongeval droeg de heer [eiser] eigen veiligheidsschoenen. De overige persoonlijke beschermingsmiddelen had hij van verzekerde gekregen. De handschoenen die de heer [eiser] ten tijde van het ongeval droeg, zijn normale werkhandschoenen met aan de binnenzijde een aantal rubberen noppen voor meer grip. (…)
Visie betrokkene
(…) Instructies
De heer [eiser] gaf aan dat op het moment dat hij op de dag van het ongeval rond 06.00 uur bij verzekerde is gestart, hij werd gekoppeld aan een werknemer van verzekerde. (…) Deze desbetreffende werknemer heeft de heer [eiser] één keer, ongeveer dertig seconden, laten zien wat hij moest doen, zonder verdere uitleg hoe het veilig moest gebeuren en waarom het zo moest gebeuren. Vervolgens is deze desbetreffende medewerker naar een andere wagon gelopen en heeft hij de heer [eiser] ook niet in de gaten gehouden, waarna het ongeval is gebeurd. De dertig seconden uitleg die de heer [eiser] heeft gehad in het Engels, hield enkel in: “dit zijn de paaltjes en je moet ze op deze manier verplaatsen naar een andere opening en succes ermee”. (…)”
2.3.
Op 22 februari 2019 heeft (de gemachtigde van) [eiser] Maasterminal op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. In reactie daarop heeft Maasterminal aansprakelijkheid afgewezen en later op 13 oktober 2020 - zonder erkenning van aansprakelijkheid - zich bereid verklaard te bezien of een pragmatische regeling mogelijk is.
2.4.
Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.5.
[eiser] is bij deze rechtbank een deelgeschilprocedure gestart. Bij beschikking van 14 februari 2022 heeft de kantonrechter de verzoeken afgewezen omdat voor de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag van belang zijnde feiten en omstandigheden onvoldoende konden worden vastgesteld.
2.6.
[eiser] heeft een medisch adviseur verzocht om op basis van zijn medisch dossier een medisch advies uit te brengen (productie 5 dagvaarding). De medisch adviseur oordeelt op 24 maart 2022:
“(…) Bij cliënt is sprake van een zogenaamde galeazzi fractuur waarbij zowel het spaakbeen (radius) als ellepijp (ulna) gebroken zijn en het polsgewricht ontwricht hebben. De verwondingen ontstaan gebruikelijk na een val met gestrekte arm waarbij het volle gewicht in de lengte van de gestrekte arm wordt opgevangen waarbij de pols/hand naar binnen of naar buiten gedraaid is. Dit verklaart de gefragmenteerde breuk. (…) Distale radiusfracturen ontstaan na bijvoorbeeld een val op de uitgestrekte onderarm, een val van grote hoogte of betrokkenheid bij een verkeersongeval. (…)
Samenvattend.
Client is slachtoffer geworden van een val van grote hoogte waarmee hij met gestrekte arm waarbij de pols/hand naar binnen gedraaid is geweest. Het kleinere letsel aan de knie ondersteund het verhaal dat dit van behoorlijke hoogte moet zijn geweest. (…)”
2.7.
Maasterminal heeft zich eveneens tot een medisch adviseur, werkzaam bij Sedgwick, gewend die op 2 juni 2022 een medisch advies heeft uitgebracht (productie 16 conclusie van antwoord). Daarin staat voor zover relevant:
“(…) Bij een val van hoogte zou verwachten, waarbij betrokkene zich heeft opgevangen met zijn hand zou ik schaafwonden aan de hand verwachten. (…) de fractuur zelf past bij een val met een gestrekte arm. Een val van hoogte kan dus verklarend zijn voor de polsfractuur. (…) Wat tegen een val pleit, is de afwezigheid van verwondingen aan hand en knie. De fractuur zelf maakt een val aannemelijk, maar een andere oorzaak is zeker niet uit te sluiten. (…)”
3Het geschil
3.1.
Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven vaststaande feiten vordert [eiser] dat - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - :
- -
voor recht verklaard wordt dat Maasterminal aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het hem op 12 november 2018 overkomen arbeidsongeval,
- -
Maasterminal veroordeeld wordt tot betaling van de door [eiser] geleden en nog te lijden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval voor het smartengeld en voor de overige schade vanaf het ontstaan hiervan,
- -
Maasterminal veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van € 25.000,00 dan wel een naar redelijkheid door de kantonrechter vast te stellen bedrag, als voorschot op de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het ongeval op 12 november 2018, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid,
- -
Maasterminal veroordeeld wordt tot betaling van een voorschot op de buitengerechtelijke advocaatkosten van € 12.500,00 dan wel een naar redelijkheid door de kantonrechter vast te stellen bedrag,
- -
Maasterminal veroordeeld wordt tot betaling van het door de kantonrechter begrote bedrag van € 3.624,25, vermeerderd met de wettelijke rente, conform beschikking van 14 februari 2022,
- -
Maasterminal veroordeeld wordt tot betaling van de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Maasterminal op de voet van artikel 7:658 BW wegens schending van de zorgplicht aansprakelijk is voor de door [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade.
3.3.
Maasterminal voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
De kantonrechter laat in het midden of er tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat en artikel 7:658 lid 1 BW rechtstreeks van toepassing is. Op grond van artikel 7:658 lid 4 BW is hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is met partijen van oordeel dat op hun verhouding in ieder geval artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing is. Vervolgens dient beoordeeld te worden of Maasterminal op grond van artikel 7:658 leden 1 tot en met 3 BW met succes door [eiser] kan worden aangesproken. Met andere woorden: aan de orde is de vraag of Maasterminal aansprakelijk is voor schade die [eiser] stelt te hebben geleden en te lijden als gevolg van een ongeval dat hem overkomen is in de uitoefening van zijn werkzaamheden op 12 november 2018.
4.2.
Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in artikel 7:658 lid 1 genoemde verplichtingen nagekomen is of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7:658 BW beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen gevaar, maar een werkgever dient ingevolge dit artikel wel die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid verwacht mag worden, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet rekening gehouden worden met het ervaringsfeit dat werknemers tijdens het werk niet steeds de vereiste zorg in acht nemen. Er moeten voldoende instructies worden gegeven, een algemene opdracht om toe te zien op de veiligheid is niet voldoende. Er wordt rekening gehouden met de ervaring, opleiding en functie van de getroffen werknemer. Stelplicht en bewijslast voor de zorgplicht liggen bij de werkgever. De werkgever dient dus niet alleen deugdelijke veiligheidsmaatregelen te treffen en instructie te geven, maar dient ook toezicht te houden op de naleving van de door hem verstrekte instructies. Dit toezicht moet toegesneden zijn op de omstandigheden van het geval.
Toedracht
4.3.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen discussie bestaat over de exacte toedracht van het ongeval. [eiser] stelt dat hij op de treinwagon is geklommen en daar vervolgens vanaf is gevallen. Maasterminal betwist dat [eiser] van de treinwagon is gevallen. Op het moment dat [naam 1] iets hoorde en keek stond [eiser] immers op de grond naast de wagon. Volgens Maasterminal is er een ijzeren paaltje op de pols van [eiser] gevallen.
4.4.
Ingevolge vaste jurisprudentie (zie HR 4 mei 2011, ECLI:NL:HR2001:AB1430 en HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432) geldt dat op de werknemer aan wie een bedrijfsongeval is overkomen, niet de gemotiveerde stelplicht rust betreffende de precieze toedracht van het ongeval. Wanneer die toedracht onduidelijk blijkt, komt dat niet voor rekening en risico van de werknemer, maar van de werkgever.
4.5.
Vaststaat dat niemand het ongeval heeft zien gebeuren. De kantonrechter acht het door Maasterminal geschetste scenario dat [eiser] niet op de wagon heeft gestaan c.q. niet van de wagon is afgevallen onwaarschijnlijk. [naam 1] heeft immers bij het onderzoek verklaard dat hij het ongeval niet heeft zien gebeuren (r.o. 2.2.). Het verhaal van [eiser] is consistent met het opgelopen letsel, te weten de polsbreuk en knie (r.o. 2.6. en 2.7.). Maasterminial heeft verder niet toegelicht hoe de breuk in haar toedrachtscenario dan had kunnen ontstaan (door het eenvoudig vallen van het door [eiser] te verplaatsen paaltje). Dat er geen schaafwonden zijn valt te verklaren door het feit dat [eiser] ten tijde van het ongeval handschoenen droeg. De precieze toedracht van het ongeval kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding een bewijsopdracht te verstrekken naar de exacte toedracht van het ongeval.
4.6.
Vaststaat in ieder geval dat [eiser] op 12 november 2018 een ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat hij (in ieder geval enige) schade heeft geleden. Dat betekent dat Maasterminal in beginsel aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als gevolg van het ongeval, tenzij Maasterminal stelt en zo nodig bewijst dat zij zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werk schade lijdt (voldoen aan de zorgplicht) of wanneer zij aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. Gesteld noch anderszins is gebleken dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. Kern van het geschil vormt dan ook de vraag of Maasterminal kort gezegd voldaan heeft aan de op haar als werkgever rustende zorgplicht.
Zorgplicht
4.7.
Maasterminal heeft gesteld dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan en niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Daarbij heeft Maasterminal erop gewezen dat [eiser] bij de aanvang van de werkzaamheden een deugdelijke Engelstalige mondelinge instructie (die qua inhoud overeenkwam met de binnen Maasterminal bestaande Nederlandstalige schriftelijke werkinstructie) heeft gekregen, de werkzaamheden door een ervaren medewerker, de heer [naam 1] , zijn voorgedaan en [naam 1] de werkzaamheden door [eiser] zelf heeft laten uitvoeren ter controle of hij de instructie goed had begrepen, waarna [eiser] de werkzaamheden zelfstandig mocht uitvoeren. Voorts stelt Maasterminal dat zij [eiser] persoonlijke beschermingsmiddelen (PMB’s) ter beschikking heeft gesteld. Ten slotte voert Maasterminal aan dat zij voldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van de verstrekte instructies. Ter onderbouwing van haar stelling dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, heeft Maasterminal schriftelijke verklaringen overgelegd van een aantal medewerkers ( [naam 1] , de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] ) waarin onder meer staat dat instructies zijn gegeven aan [eiser] en PMB’s zijn verstrekt aan [eiser] .
4.8.
[eiser] betwist dat er een deugdelijke instructie heeft plaatsgevonden ten aanzien van het verplaatsen van zekeringspaaltjes op treinwagons. Hij heeft een zeer korte en summiere uitleg van [naam 1] gekregen en was niet ermee bekend dat hij niet op de wagon mocht klimmen. Verder betwist [eiser] dat er voldoende toezicht was. [naam 1] was met zijn eigen werkzaamheden bezig en had geen zicht op [eiser] .
Instructies
4.9.
Op Maasterminal rust de verplichting om haar werknemers te voorzien van goede instructies, zodat werknemers weten hoe zij op een veilige manier dienen te werken. Maasterminal stelt dat de aan [eiser] opgedragen werkzaamheden, het verplaatsen van zekeringspaaltjes op treinwagons, naar hun aard zeer eenvoudig, simpel en ongevaarlijk zijn. De kantonrechter volgt Maasterminal hier niet in. Uit de op de usb stick getoonde beelden, waarop de uit te voeren werkzaamheden worden gedemonstreerd, blijkt dat - anders dan Maasterminal stelt - de handeling niet eenvoudig is en dat de te verplaatsen palen zwaar zijn (15 kilo). Het betreffen bepaald geen eenvoudige huis-, tuin-, keukenwerkzaamheden.
4.10.
De plicht tot het geven van goede, heldere instructies geldt te meer nu vaststaat dat [eiser] in het geheel niet bekend was met deze werkzaamheden en deze voor het eerst uitvoerde. Verder is in dit kader relevant dat zowel [naam 1] als [eiser] laagopgeleid zijn, [eiser] de Nederlandse taal niet machtig is en er enkel een Nederlandstalige en geen Engelstalige schriftelijke instructie voorhanden was. Door Maasterminal is weliswaar gesteld dat bij aanvang van de werkzaamheden door [naam 1] mondeling in het Engels instructies zouden zijn verstrekt aan [eiser] en dat [eiser] er daarbij op gewezen is dat hij niet op de wagon mocht klimmen, maar gelet op het verweer van [eiser] is dit niet komen vast te staan. Evenmin is komen vast te staan of [eiser] is gewezen op de risico’s en de gevaren die de werkzaamheden met zich meebrengen.
Toezicht
4.11.
Indien er al vanuit zou worden gegaan dat de betreffende instructies daadwerkelijk zijn gegeven, dan nog heeft Maasterminal onder de gegeven omstandigheden volstrekt onvoldoende toezicht gehouden op het opvolgen van die instructies door [eiser] .
De begeleidend medewerker [naam 1] is naar eigen zeggen immers elders op de wagon werkzaamheden gaan verrichten, nadat hij mondeling (in het Engels) de werkinstructies aan [eiser] had gegeven. Het ongeval vond vrijwel direct na zijn vertrek plaats en hij, [naam 1] , heeft het ongeval niet zien gebeuren. De meewerkend voorman [naam teamleider] was ook elders aan het werk en had evenmin zicht op [eiser] . Daarmee komt vast te staan dat er - na het vertrek van [naam 1] - geen enkel toezicht werd gehouden op [eiser] .
4.12.
Maasterminal had onder deze omstandigheden (een laagopgeleide werknemer die de Nederlandse taal niet machtig is en volstrekt onbekend is met de hem voor het eerst opgedragen werkzaamheden en omstandigheden) adequaat en langer visueel toezicht dienen te houden op de naleving van de instructies op de werkvloer (zoals in het bijzonder het niet verrichten van die werkzaamheden, staande op de wagon), te meer om er zeker van te zijn dat [eiser] die instructies daadwerkelijk had begrepen en ook daarnaar handelde. Maasterminal heeft verder niet gesteld dan wel toegelicht dat het verantwoord zou zijn om [eiser] vrijwel direct alleen (zonder verder toezicht) de werkzaamheden te laten verrichten. Een bewijsopdracht in dat kader is dan ook niet aan de orde.
Dat [eiser] de Nederlandse taal niet machtig is, is een omstandigheid die voor rekening en risico van Maasterminal dient te komen. Zij kiest er immers voor om een buitenlandse werknemer te werk te stellen, zodat een taalbarrière niet aan die werknemer mag worden tegengeworpen. Zeker niet indien het gaat om verplichtingen die op een werkgever rusten in het kader van haar zorgplicht.
4.13.
Voor zover Maasterminal onder 3.7 van haar conclusie van antwoord nog heeft betoogd dat de betreffende handeling niet als risico is aangemerkt in de uitgevoerde Risico Inventarisatie & Evaluatie (hierna: RI&E), zodat hier ook geen nadere instructies over hoeven te worden gegeven, passeert de kantonrechter dit betoog. De omstandigheid dat een bepaald risico niet is voorzien in een RI&E brengt immers niet met zich dat er dus geen sprake kan zijn van aansprakelijkheid indien zich een gevaar verwezenlijkt, met schade tot gevolg. Een RI&E helpt een werkgever met het treffen van veiligheidsmaatregelen, maar pretendeert niet uitputtend te zijn.
4.14.
Op grond van het vorenstaande concludeert de kantonrechter dat Maasterminal haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW heeft geschonden. Voorts is er voldoende reden om aan te nemen dat er sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de schending van de zorgplicht. Maatregelen als (veiligheids)instructies en adequaat toezicht op de naleving daarvan strekken er immers mede toe om ongevallen als deze te voorkomen.
4.15.
Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, kan onbesproken blijven.
Verklaring voor recht
4.16.
Nu hiervoor is geoordeeld dat Maasterminal de op haar als werkgever rustende zorgplicht heeft geschonden, ligt de daarop betrekking hebbende gevorderde verklaring voor recht voor toewijzing gereed.
Verwijzing naar de schadestaatprocedure
4.17.
De kantonrechter acht de gevorderde verwijzing naar de schadestaat eveneens toewijsbaar. Het enkele feit dat [eiser] is gevallen en als gevolg daarvan lichamelijk letsel heeft opgelopen, is voldoende om aan te nemen dat hij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval. Dat [eiser] schade heeft geleden en lijdt door het ongeval is voldoende aannemelijk gemaakt. Meer is voor verwijzing naar de schadestaat niet nodig. De kantonrechter ziet in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om de schadevergoeding in deze procedure definitief te kunnen vaststellen, zodat tot verwijzing naar de schadestaatprocedure moet worden overgegaan.
Voorschot schadebedrag
4.18.
Maasterminal acht het gevorderde voorschotbedrag van € 25.000,00 niet redelijk. De kantonrechter oordeelt dat op basis van de overgelegde medische informatie voldoende aannemelijk is dat [eiser] door het ongeval schade heeft geleden. In ieder geval valt op grond van de thans beschikbare stukken niet uit te sluiten dat sprake is van aanzienlijke materiële en immateriële schade en is een voorschot (op de in de schadestaatprocedure definitief vast te stellen schadevergoeding) van € 25.000,00 gerechtvaardigd.
Voorschot buitengerechtelijke kosten
4.19.
Ten aanzien van de gevorderde bevoorschotting buitengerechtelijke kosten is de kantonrechter met Maasterminal van oordeel dat dubbeltelling met de kosten van het deelgeschil voorkomen dienen te worden. Verder heeft Maasterminal zich, evenals in de deelgeschilprocedure, verzet tegen het door de advocaat gehanteerde uurtarief van € 260,00 en om matiging daarvan verzocht. De kantonrechter ziet geen aanleiding om het uurtarief te matigen. Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter een voorschot toekennen van
€ 6.000,00.
Het door de kantonrechter in de deelgeschilprocedure begrote bedrag van € 3.624,25
4.20.
In de tussen partijen alhier gevoerde deelgeschilprocedure stond de aansprakelijkheid (nog) niet vast, waardoor een proceskostenveroordeling achterwege is gebleven. De kantonrechter zal Maasterminal veroordelen tot betaling van het door de kantonrechter in deelgeschil begrote bedrag van € 3.624,55. ECLI:NL:RBLIM:2024:1494