Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 160823 geluidhinder door Aldi-supermarkt; materiële (€ 100,00 per mnd) en immateriële schade (€ 5000,00) bovenburen

RBZWB 160823 geluidhinder door Aldi-supermarkt; materiële (€ 100,00 per mnd) en immateriële schade (€ 5000,00) bovenburen

3Wat vinden partijen?

3.1.

[eiser01] vordert, samengevat:

I. te verklaren voor recht dat Aldi onrechtmatige geluidhinder heeft toegebracht aan Aldi;

II. Aldi te veroordelen om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 682,50, voor iedere maand vanaf 1 juli 2015 tot en met de datum van het vonnis wegens materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van voldoening;

III. Aldi te veroordelen om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 15.000,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot dag van voldoening;

IV. Aldi te verbieden om de geluidwaarden zoals omschreven in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit te overschrijden, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag of gedeelte van de dag dat Aldi hieraan niet voldoet, tot een maximum totaalbedrag van € 100.000,00 te betalen aan [eiser01] ;

V. Aldi te verbieden om de maximale geluidnormen conform de NSG-richtlijn en de Vercammen-curve te overschrijden, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag of gedeelte van de dag dat Aldi hieraan niet voldoet, tot een maximum totaalbedrag van € 100.000,00 te betalen aan [eiser01] ;

VI. te bepalen dat bij samenloop van overschrijdingen als genoemd onder IV. en V. per dag of gedeelte van een dag eenmaal een dwangsom verschuldigd wordt;

VII. Aldi te veroordelen om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot dag van voldoening;

VIII. Aldi te veroordelen om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 11.336,45 aan kosten voorlopig deskundigenbericht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot dag van voldoening;

IX. Aldi te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

3.2.

[eiser01] stelt dat Aldi onrechtmatige geluidhinder veroorzaakt. [eiser01] ervaart geluidoverlast van de Aldi-supermarkt vanaf het moment dat hij op 1 september 2015 in zijn appartement is komen wonen. Het gaat hierbij om uit de Aldi-supermarkt afkomstige loopgeluiden, rolgeluiden, stootgeluiden tegen wand, vloer en plafond, geluid van de papierpers en laagfrequente geluiden van de koelinstallatie. Uit het rapport van [deskundige01] en de memo’s van [naam02] blijkt dat er stelselmatig sprake is van een overschrijding van de decibelnormen. Meer specifiek worden zowel de maximale geluidniveaus als de langtijdgemiddelde geluidniveaus uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer overtreden. De koelinstallatie van Aldi overschrijdt bovendien de normen uit het Bouwbesluit en de niet-wettelijke NSG-richtlijn en Vercammen-curve. [eiser01] vordert daarom een verklaring voor recht dat Aldi onrechtmatige geluidhinder aan hem toebrengt. Ook vordert [eiser01] Aldi te verbieden om de geluidwaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit en de maximale geluidnormen van de NSG-richtlijn en de Vercammen-curve te overschrijden. Daarnaast vordert [eiser01] een schadevergoeding. Als gevolg van de geluidhinder is [eiser01] namelijk aangetast in het ongestoord genot van zijn woning. De materiële schade hiervoor begroot [eiser01] vanaf 1 september 2015 op € 682,50 per maand. Ook heeft de geluidsoverlast tot gevolg dat [eiser01] in zijn persoon is aangetast, waardoor sprake is van immateriële schade. [eiser01] begroot die schade op € 15.000,00. [eiser01] maakt tot slot aanspraak op de kosten die hij heeft moeten maken voor het voorlopig deskundigenbericht, de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

3.3.

Aldi voert verweer. Aldi betwist dat zij onrechtmatige geluidhinder veroorzaakt. Volgens Aldi heeft [eiser01] – kort gezegd – onvoldoende gesteld om de onrechtmatigheid van de hinder aan te tonen. Aldi vindt daarom dat de vorderingen van [eiser01] moeten worden afgewezen en dat [eiser01] in de kosten van deze procedure moet worden veroordeeld.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna verder ingegaan.

4Wat vindt de rechtbank?

Juridisch kader onrechtmatige geluidshinder

4.1.

De wet bepaalt 1 dat een eigenaar van een erf geen onrechtmatige (geluids)hinder mag toebrengen aan eigenaars van andere erven. Niet elke overschrijding van bepaalde geluidsniveaus is onrechtmatig, omdat het in grote mate subjectief is wanneer sprake is van geluidsoverlast. Buren moeten tot op zekere hoogte hinder van elkaar accepteren. Waar de grens ligt tussen wat buren van elkaar moeten accepteren en wat onrechtmatige hinder is, is in algemene zin moeilijk te duiden. Of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder, de daardoor veroorzaakte schade en de verdere omstandigheden van het geval 2 . Daarbij is van belang of degene die de hinder ervaart, zich ter plaatse heeft gevestigd vóór of ná het tijdstip waarop de hinder is begonnen. In dat laatste geval zal diegene een zekere mate van hinder eerder hebben te accepteren 3 . Niet doorslaggevend is het antwoord op de vraag of wordt voldaan wordt aan de geldende publiekrechtelijke regelgeving 4 .

4.2.

De rechtbank zal daarom allereerst beoordelen of sprake is van objectieve geluidsoverlast en daarna beoordelen of die geluidshinder op grond van bovengenoemd toetsingskader onrechtmatig is.

4.3.

Het is aan [eiser01] om te stellen en te bewijzen dat Aldi onrechtmatige geluidshinder veroorzaakt 5 . [eiser01] is namelijk degene die zich op de rechtsgevolgen van de onrechtmatige hinder beroept.

Is er sprake van objectieve geluidshinder?

4.4.

Voor de rechtbank staat voldoende vast dat [eiser01] en zijn gezin geluiden van Aldi horen die voor hen hinderlijk zijn en die hen zeer bezighouden. Naar het oordeel van de rechtbank kan die geluidshinder deels worden geobjectiveerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

4.5.

[eiser01] heeft ter onderbouwing van zijn stellingen verwezen naar de inhoud van de rapporten van deskundigen [deskundige01] en [naam02] . De rechtbank zal enkel het rapport van [deskundige01] als uitgangspunt nemen. Van belang is namelijk wat [deskundige01] als onafhankelijk door de rechtbank benoemde deskundige heeft vastgesteld. Bovendien heeft [deskundige01] in zijn rapportage ook aandacht besteed aan de bevindingen van [naam02] en [naam01] .

 Activiteitenbesluit

4.6.

Tussen partijen staat vast dat Aldi-supermarkt een type-B inrichting is op grond van het Activiteitenbesluit en dat zij moet voldoen aan de in artikel 2.17 lid 1 onder a van het Activiteitenbesluit neergelegde geluidnormen. Op grond van dit artikel mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in aanpandige gevoelige gebouwen, zoals de woning van [eiser01] die boven de Aldi-supermarkt is gelegen, veroorzaakt door de in die supermarkt aanwezige installaties en toestellen, tussen 07:00 en 19:00 uur niet meer bedragen dan 35 dB(A), tussen 19:00 en 23:00 uur niet meer dan 30 dB(A) en tussen 23:00 en 07:00 uur niet meer dan 25 dB(A). Het maximaal geluidsniveau in aanpandige gevoelige gebouwen mag tussen 07:00 en 19:00 uur niet meer bedragen van 55 dB(A), tussen 19:00 en 23:00 uur niet meer dan 50 dB(A) en tussen 23:00 en 07:00 uur niet meer dan 45 dB(A).

4.7.

[deskundige01] heeft op 6, 7 en 30 september 2021 bemande geluidsmetingen uitgevoerd in de woonkamer van [eiser01] en onbemande geluidsmetingen uitgevoerd in de slaapkamer en op het buitenterras van [eiser01] .

4.8.

Uit het rapport van [deskundige01] blijkt dat hij geen overschrijding van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau heeft vastgesteld. Hoewel [deskundige01] op 6 en 7 september 2021 geluid heeft waargenomen uit de supermarkt, waaronder val-/stootgeluien, het rijden van palletwagens en/of rolcontainers, de papierpers en geluid van de koelinstallatie (compressoren), is geen overschrijding gemeten. Op 6 september 2021 is gedurende de avondperiode ≤ 28 dB(A) gemeten, waarbij 30 dB(A) was toegestaan. Op 7 september 2021 is gedurende de dagperiode ≤ 33 dB(A) gemeten, waarbij 35 dB(A) was toegestaan en gedurende de avondperiode ≤ 29 dB (A), waarbij 30 dB(A) was toegestaan. Op 30 september 2021 is gedurende de dagperiode ≤ 32 dB(A) gemeten, waarbij 35 dB(A) was toegestaan en gedurende de avondperiode ≤ 30 dB(A) waarbij 30 dB(A) was toegestaan. Daarbij is opgemerkt dat sprake is van een overschatting van deze beoordelingsniveaus, omdat gedurende een groot deel van de avondperiode geen werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de Aldi-supermarkt.

4.9.

[deskundige01] heeft evenmin een overschrijding van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van de (compressoren van de) koelinstallatie gemeten. [deskundige01] heeft het geluid van de koelinstallatie gekwalificeerd als een bromtoon. Volgens [deskundige01] kan op momenten dat het geluid van de koelinstallatie goed waarneembaar is, het geluid worden gekarakteriseerd als een geluid met een ‘duidelijk tonaal karakter’. In die gevallen moet volgens [deskundige01] op het langtijdgemiddelde deelgeluidniveau een tonale toeslag worden berekend van 5 dB. Die tonale toeslag moet dus alleen berekend worden over de tijdperioden dat het geluid van de koelinstallatie goed waarneembaar is. [deskundige01] heeft in de nacht van 6 op 7 september 2021 een geluidsniveau van 23 dB(A) gemeten. Uit de berekening van [deskundige01] blijkt dat hij in zijn berekening om tot 23 dB(A) te komen rekening heeft gehouden met de toepassing van de tonale toeslag. Omdat in de nachtperiode een langtijdgemiddeld geluidsniveau van 25 dB(A) is toegestaan, is geen sprake van een overschrijding hiervan. Hoewel [deskundige01] rapporteert dat niet is uitgesloten dat tijdens een warme zomerse nacht een hoger beoordelingsniveau kan optreden (omdat de koelinstallatie dan harder moet werken), kan dit vermoeden op dit moment niet worden geobjectiveerd.

4.10.

Ten aanzien van de maximale geluidsniveaus is dit anders. [deskundige01] heeft zowel op 7 als op 30 september 2021 overschrijdingen van de maximale geluidsniveaus gedurende de dagperiode geconstateerd. Zo is op 7 september 2021 eenmaal een overschrijding van 3 dB(A) gemeten en mogelijk eenmaal een overschrijding van 4 dB(A). Op 30 september 2021 is eenmaal (en mogelijk driemaal) een overschrijding van 4dB(A) vastgesteld en eenmaal een overschrijding van 6 dB(A). Voor de avond- en nachtperiode is geen overschrijding van de maximale geluidsniveaus geconstateerd.

4.11.

Op grond van bovenstaande kan dus worden geconcludeerd dat een deel van de door [eiser01] ervaren geluidsoverlast kan worden geobjectiveerd, namelijk voor wat betreft de overschrijding van de maximale geluidniveaus in de dagperiode.

 Bouwbesluit

4.12.

[deskundige01] heeft in zijn onderzoek de door [eiser01] ondervonden geluidsoverlast van de koelinstallatie nader geobjectiveerd, door het installatiegeluidniveau van de koelinstallatie te beoordelen aan de hand van het Bouwbesluit 2012. [deskundige01] concludeert dat op basis van de metingen rekening moet worden gehouden met een installatiegeluidniveau van ten minste 34 dB. Op basis van artikel 3.8 lid 1 van het Bouwbesluit 2012 is (in geval van nieuwbouw en verbouwsituaties na 1 april 2021) een installatiegeluid van maximaal 30 dB toegestaan. Gelet op deze grenswaarde is het geluidsniveau van de koelinstallatie naar hedendaagse maatstaven dus te hoog.

4.13.

De grenswaarde van 30 dB uit het Bouwbesluit 2012 is in onderhavig geval echter bestuursrechtelijk niet van toepassing, omdat deze grenswaarde alleen geldt voor installaties in nieuwbouw- of verbouwsituaties gebouwd ná 1 april 2021. In de situatie van Aldi is sprake van bestaande bouw, waarbij de koelinstallatie is gebouwd vóór 1 april 2021. Maar dat de grenswaarde van 30 dB uit het Bouwbesluit 2012 bestuursrechtelijk niet van toepassing is, wil niet zeggen dat de civiele rechter bij de beoordeling van de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder geen aansluiting kan zoeken bij de huidige geldende normen van het Bouwbesluit 2012. Volgens de nota van toelichting bij artikel 3.8 van het Bouwbesluit heeft deze bepaling als doel geluidhinder voor de buren te beperken, zodat tevens sprake is van een civielrechtelijke strekking. Dit betekent dat laagfrequente geluiden die bestuursrechtelijk binnen de normen van het Bouwbesluit 2012 vallen, civielrechtelijk als onrechtmatig kunnen worden gekwalificeerd, afhankelijk van de frequente en de duur waarmee deze geluiden worden geproduceerd. De bevindingen van [deskundige01] dragen privaatrechtelijk dus wel degelijk bij aan de objectivering van de overschrijding van het geluidsniveau van de koelinstallatie volgens de huidige norm uit het Bouwbesluit 2012.

4.14.

Aldi heeft zich nog verweerd met de stelling dat de beoordelingswijze van installatiegeluid volgens het Bouwbesluit afwijkt van die volgens het Activiteitenbesluit en dat het installatiegeluidniveau niet is uitgedrukt in dB(A), maar in dB, waardoor het gemeten geluidniveau niet is gecorrigeerd naar de gevoeligheid voor het menselijk oor. Aan dat verweer gaat de rechtbank voorbij. Uit de nota van toelichting bij artikel 3.8 van het Bouwbesluit 2012 blijkt dat dit een bewuste keuze van de wetgever is geweest. [deskundige01] heeft volgens de regels van het Bouwbesluit gemeten en de meting gerapporteerd, zodat van de juistheid van die meting wordt uitgegaan.

 NSG-richtlijn en Vercammen-curve

4.15.

[deskundige01] heeft voor de objectivering van de door [eiser01] gestelde geluidsoverlast vanwege het laagfrequente geluid van de koelinstallatie tot slot een aantal richtlijnen als uitgangspunt genomen, zijnde de NSG-richtlijn en de Vercammen-curve. De rechtbank zal, vanwege het ontbreken van wettelijke regelgeving voor laagfrequent geluid in Nederland, deze twee richtlijnen als uitgangspunt nemen. Hoewel Aldi daartegen bezwaar heeft gemaakt, heeft Aldi niet aangegeven welke regelgeving of richtlijnen de rechtbank dan wel als uitgangspunt zou moeten nemen.

4.16.

Uit het rapport van [deskundige01] blijkt het volgende. In de NSG-richtlijn is een referentiecurve opgenomen die is bedoeld om een geluidsklacht te kunnen objectiveren. Deze referentiecurve is gebaseerd op de gehoordrempel van een doorsnee groep personen van 50 tot 60 jaar. De NSG-referentiecurve is zodanig opgesteld dat 10% van deze personen nog in staat is een geluid beneden deze curve waar te nemen.

De Vercammen-curve beschrijft de laagfrequente geluidniveaus waarbij hinder kan optreden. Per tertsband is op grond van onderzoek vastgesteld bij welke geluidsniveaudrempel er geluidshinder begint op te treden.

4.17.

De rechtbank begrijpt uit de beschrijving van bovengenoemde richtlijnen dat enkel de Vercammen-curve de hinderlijkheid van geluid aantoont, in tegenstelling tot de NGS-curve waarbij enkel hoorbaarheid het criterium is. Om die reden kan enkel de Vercammen-curve en niet de NGS-curve de geluidshinder van [eiser01] objectiveren. Uit het rapport van [deskundige01] blijkt dat op basis van de Vercammen-curve de geluidsniveaus voor laagfrequent geluid zijn overschreden. Volgens de Vercammen-curve worden namelijk in de 100 Hz-tertsband de geluidniveaus overschreden met 7 dB (gehele meetduur) en met 11 dB (luide momenten).

4.18.

Aldi verweert zich met de stelling dat de Vercammen-curve grenswaarden bevat, waarbij 3 tot 10% van de doorsnee bevolking hinder zou kunnen ondervinden. De Vercammen-curve toont dus niet méér aan dan dat een klein deel van de bevolking dit geluid als hinderlijk zal ervaren en een substantieel deel niet. Een overschrijding van de Vercammen-curve brengt dus niet met zich dat per definitie sprake is van hinder.

4.19.

De rechtbank volgt dit verweer van Aldi niet. Zoals hiervoor overwogen kan de rechtbank, gelet op het ontbreken van wetgeving in Nederland voor laagfrequent geluid, niet anders dan de Vercammen-curve als uitgangspunt nemen. Dat slechts een relatief klein gedeelte van de doorsnee bevolking door [deskundige01] onderzochte geluid als hinderlijk zal ervaren, doet niets aan de geldigheid van dat onderzoek of de Vercammen-curve af. Voor het percentage van 3 tot 10% van de doorsnee bevolking zal het laagfrequente geluid wel degelijk als hinderlijk worden ervaren, wat – wederom afhankelijk van de frequentie en de duur van dit geluid – ook onrechtmatig kan zijn.

Is de geluidshinder onrechtmatig?

4.20.

De conclusie op grond van bovenstaande is dat de door [eiser01] ervaren geluidshinder deels kan worden geobjectiveerd. De vervolgvraag is of die geobjectiveerde geluidshinder ook onrechtmatig is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.

4.21.

[eiser01] stelt dat de hierboven geobjectiveerde overlast onrechtmatig is, omdat sprake is van ernstige, structurele en objectief aangetoonde geluidsoverlast.

4.22.

Aldi heeft hiertegen allereerst aangevoerd dat [eiser01] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht, omdat [eiser01] zijn vorderingen niet heeft onderbouwd aan de hand van de onder 4.1 genoemde criteria van a) de aard, b) de ernst en c) de duur van de hinder en d) de daardoor veroorzaakte schade in verband met e) de overige omstandigheden van het geval. [eiser01] wijst enkel op het feit dat wettelijke en niet-wettelijke normen zijn overschreden, terwijl uit de onder 4.1 genoemde rechtspraak volgt dat dit enkele feit niet zonder meer bepalend is.

4.23.

De rechtbank passeert dit verweer van Aldi. Van degene die hinder ervaart mag worden verwacht dat hij feiten stelt waaruit de onrechtmatige hinder blijkt. Dat heeft [eiser01] gedaan. Dat [eiser01] die feiten bij dagvaarding niet direct aan de onder 4.1 genoemde criteria heeft verbonden, kan niet leiden tot de conclusie dat [eiser01] reeds daarom niet aan zijn stelplicht heeft voldaan.

4.24.

Uit het rapport van [deskundige01] blijkt dat de geluidsoverlast bestaat uit zowel inpandige geluiden uit de Aldi-supermarkt (val- en stootgeluiden, het rijden van palletwagens, rolcontainers en papierpers) als uitpandige geluiden (een lage bromtoon van de koelinstallatie aan de buitenzijde van de Aldi-supermarkt). Hoewel de (aard van de) deze geluiden passen binnen wat verwacht kan worden bij de normale exploitatie van een supermarkt, vrijwaart dat Aldi niet om normen te overschrijden die juist dienen ter bescherming van geluidshinder afkomstig van die normale exploitatie. En hoewel de overschrijding van de inpandige geluidshinder slechts een paar dB(A) betreft, is van belang dat onbetwist heeft gesteld dat deze overschrijding meerdere keren per dag en al gedurende een periode van jaren plaatsvindt. Ook [deskundige01] onderschrijft dat de overschrijdingen vaker plaatsvinden dan hij nu heeft gemeten, omdat hij slechts gedurende een beperkt deel van de dagperiode heeft gemeten. Daarnaast voldoet de lage bromtoon van de koelinstallatie niet aan de huidige eisen van het Bouwbesluit en de Vercammen-curve, terwijl [eiser01] eveneens onbetwist heeft gesteld dat de lage bromtoon al sinds meerdere jaren aanwezig is. Daar komt bij dat volgens [deskundige01] niet is uitgesloten dat bij een hogere koelvraag tijdens een warme zomernacht een hoger beoordelingsniveau kan optreden, waardoor ook de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus uit het Activiteitenbesluit worden overschreden. Bovengenoemde omstandigheden tezamen onderschrijven de ernst en duur van de geluidshinder.

4.25.

Vaststaat dat [eiser01] per 1 september 2015 in de woning verblijft, terwijl de Aldi-supermarkt daar op dat moment al gevestigd was. [eiser01] heeft daarom een zekere mate van hinder van Aldi te accepteren. Maar de woonfunctie die boven de supermarkt is gebouwd, impliceert dat wonen boven een supermarkt mogelijk moet zijn, zonder dat door die supermarkt een overschrijding van de geluidsnormen plaatsvindt, ongeacht het moment waarop die woonfunctie wordt benut. Daarnaast voert Aldi terecht aan dat haar supermarkt een maatschappelijke functie vertegenwoordigt, maar deze omstandigheid vrijwaart Aldi niet om ten opzichte van [eiser01] geluidshinder te veroorzaken. Aldi moet namelijk ook rekening houden met ongeschreven zorgvuldigheidsnormen.

4.26.

Het argument van Aldi dat zij reeds al het mogelijk heeft gedaan om geluidsreducerende maatregelen te treffen en daarvoor al flink heeft geïnvesteerd, maakt dit niet anders. [eiser01] heeft die geluidsreducerende investeringen betwist. Aldi heeft tegenover die betwisting haar investeringen onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft te gelden dat, voor zover Aldi de geluidsreducerende maatregelen zou hebben getroffen, die maatregelen kennelijk niet afdoende zijn geweest.

Vorderingen I, IV, V en VI: verklaring voor recht en verboden

4.27.

De conclusie op grond van bovenstaande is dat Aldi tegenover [eiser01] onrechtmatige hinder veroorzaakt. De vordering van [eiser01] onder I. zal daarom worden toegewezen. De vordering van [eiser01] onder IV. zal worden toegewezen, voor zover de overschrijding van de geluidniveaus zien op de maximale geluidniveaus in de dagperiode. De vordering van [eiser01] onder V. zal worden toegewezen, voor zover de overschrijding van de geluidniveaus ziet op de maximale geluidniveaus uit de Vercammen-curve.

4.28.

De door [eiser01] gevorderde dwangsommen zullen eveneens worden toegewezen, als prikkel voor Aldi tot nakoming van voornoemde veroordelingen. Het verweer van Aldi dat een prikkel tot nakoming niet nodig is, omdat de gemeente op het Activiteitenbesluit handhaaft, volgt de rechtbank niet. Een eventuele prikkel vanuit de gemeente ziet namelijk niet op de directe verhouding tussen [eiser01] en Aldi. Daarnaast is van belang dat [eiser01] heeft betwist dat de gemeente daadwerkelijk handhaaft, ondanks verzoeken van [eiser01] daartoe.

4.29.

Los hiervan en ten overvloede overweegt de rechtbank dat Aldi ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn haar broodleverancier erop aan te spreken dat er vóór 07.00 uur in de ochtend niet gelost en geladen mag worden. De rechtbank gaat ervan uit dat Aldi haar broodleverancier hierop aanspreekt.

Vordering II: materiële schade

4.30.

[eiser01] vordert een schadevergoeding wegens verminderd woongenot. [eiser01] stelt dat door de toegebrachte onrechtmatige hinder zijn recht op ongestoord genot van zijn woning is aangetast. Dat verminderd woongenot levert vermogensschade op die voor vergoeding in aanmerking komt. Volgens [eiser01] moet voor het berekenen van die vermogensschade worden aangesloten bij de richtlijn die de Hoge Raad heeft gegeven in zijn uitspraak over de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen 6 . Daarbij wordt uitgegaan van het verschil tussen de marktconforme huur die een huurder voor de woning zou hebben betaald in de situatie waarin bodembewegingen (kunnen) plaatsvinden en de marktconforme huur die een huurder voor de woning zou hebben betaald in de situatie waarin dat niet het geval is. [eiser01] verwijst in dit kader ook naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 8 april 2020 7 , waarin bij deze richtlijn is aangesloten. [eiser01] schat de marktconforme huurprijs voor zijn woning in de situatie dat geen geluidshinder zou worden ondervonden op minimaal € 1.950,00 per maand en hij schat de schade wegens gederfd huurgenot op 35% van die marktconforme huurwaarde. [eiser01] vordert daarom dat Aldi wordt veroordeeld om vanaf 1 juli 2015 voor iedere maand tot en met de dag van de uitspraak een bedrag gelijk aan 35% van de marktconforme huur ad € 682,50 aan [eiser01] te vergoeden.

4.31.

Aldi betwist dat voor de schadebegroting van het gederfd woongenot van [eiser01] kan worden aangesloten bij de systematiek van de Hoge Raad in de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen. Daarnaast heeft [eiser01] zijn schadebegroting onvoldoende onderbouwd. [eiser01] heeft niet onderbouwd dat de marktconforme huurprijs € 1.950,00 zou bedragen en dat een vermindering van deze marktconforme huurprijs van 35% gerechtvaardigd zou zijn, zo stelt Aldi.

4.32.

De rechtbank overweegt dat door de toegebrachte onrechtmatige hinder het recht van [eiser01] op ongestoord genot van zijn woning is aangetast. Het door [eiser01] verminderd woongenot levert vermogensschade op die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank sluit in deze zaak niet aan bij de richtlijn van de Hoge Raad voor afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen. Die richtlijn is daarvoor in deze zaak niet geschikt. De aard en hinderbeleving van geluidshinder is namelijk een ander vorm van hinder dan de trillingshinder die in Groningen en in voornoemde zaak van 8 april 2020 wordt ervaren. De rechtbank zal daarom de vermogensschade van [eiser01] schatten. De rechtbank schat de schade van [eiser01] op € 100,00 per maand vanaf 1 september 2015 tot en met de datum van het vonnis. Hoewel [eiser01] een vergoeding van de schade heeft gevorderd vanaf 1 juli 2015, staat vast dat [eiser01] pas per 1 september 2015 in de woning is komen wonen. Aldi heeft niet betwist dat [eiser01] de geluidshinder vanaf 1 september 2015 ervaart, zodat de rechtbank van die datum zal uitgaan.

4.33.

De wettelijke rente kan niet geheel als gevorderd worden toegewezen. Immers, over de schadevergoeding die valt in de periode na datum van de dagvaarding is niet met terugwerkende kracht vanaf datum dagvaarding wettelijke rente verschuldigd. Voor de periode van 1 september 2015 tot 1 augustus 2022 bedraagt de schadevergoeding € 8.300,00. De wettelijke rente zal worden toegewezen over dit bedrag vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 11 augustus 2022, tot de dag van volledige betaling.

Vordering III: immateriële schade

4.34.

[eiser01] vordert daarnaast een vergoeding voor immateriële schade ter hoogte van € 15.000,00. [eiser01] stelt veel stress door de geluidsoverlast te ervaren, slecht te slapen en regelmatig hoofdpijn te hebben. De hinder heeft dus een negatieve invloed op zijn gezondheid en de gezondheid van zijn gezin. Door dit geestelijk letsel is [eiser01] in zijn persoon aangetast 8 . Het gaat om ernstige en langdurige geluidsoverlast. Het is een feit van algemene bekendheid dat langdurige blootstelling aan (laagfrequente) geluidsoverlast leidt tot de door [eiser01] ervaren klachten. Ter onderbouwing van die stelling verwijst [eiser01] naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 29 mei 2019 9 , waarin zou aangenomen dat het een vanzelfsprekendheid is dat geluidsoverlast leidt tot psychische klachten, zo stelt [eiser01].

4.35.

Aldi voert verweer. Volgens Aldi heeft [eiser01] zijn psychische schade onvoldoende onderbouwd. De Hoge Raad 10 heeft geoordeeld dat een vordering die ziet op persoonsaantasting kan worden toegewezen als in rechte kan worden vastgesteld dat geestelijk letsel bestaat waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, wat in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. [eiser01] heeft daartoe onvoldoende concrete gegevens aangevoerd: [eiser01] heeft zijn psychische klachten niet onderbouwd door een verklaring van een arts. Het is bovendien geen feit van algemene bekendheid dat (laagfrequente) geluidsoverlast psychische klachten kan veroorzaken.

4.36.

De rechtbank overweegt dat volgens het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad onderscheid moet worden gemaakt tussen een vergoeding voor geestelijk letsel en een vergoeding van nadeel voor ‘aantasting in zijn persoon op andere wijze’. Degene die zich beroept op geestelijk letsel, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. [eiser01] heeft onvoldoende aan de hand van concrete gegevens onderbouwd dat sprake is psychisch letsel. [eiser01] heeft geen verklaring van een arts overgelegd of met gegevens uit bijvoorbeeld zijn medisch dossier aangetoond dat hij zich in verband met geluidsoverlast tot een zorgverlener heeft gewend. Naar objectieve maatstaven kan het bestaan van geestelijk letsel niet worden vastgesteld.

4.37.

Voor zover [eiser01] vergoeding van nadeel vordert wegens aantasting in zijn persoon op andere wijze, geldt het volgende. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Uit het rapport van [deskundige01] en de betekenis die de rechtbank daaraan heeft toegekend, volgt dat sprake is van schending van normen waardoor sprake is van jarenlange geluidsoverlast. Het ligt voor de hand dat [eiser01] daarvan psychisch onbehagen en stress heeft ondervonden en dat nog steeds ondervindt. Dit levert een aantasting in zijn persoon op. De rechtbank begroot de immateriële schade op een naar billijkheid vast te stellen bedrag van € 5.000,00. De gevorderde wettelijke rente zal over dit bedrag worden toegewezen, vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling.

Vordering VII: buitengerechtelijke kosten

4.38.

[eiser01] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Voldaan dient te worden aan het vereiste 11 dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding aan buitengerechtelijke kosten van € 925,00 zal toewijzen.

Vordering VIII: kosten voorlopig deskundigenbericht

4.39.

[eiser01] vordert tot slot de kosten die hij voor het voorlopig deskundigenbericht heeft betaald, zijnde een bedrag van € 11.336,45 te vermeerderen met wettelijke rente 12 . Aldi heeft hiertegen geen verweer gevoerd, reden waarom de rechtbank deze vordering zal toewijzen.

Vordering IX: proceskosten

4.40.

Aldi is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:

- kosten van de dagvaarding

131,18

 

- griffierecht

1.301,00

 

- salaris advocaat

1.532,00

(2,00 punten × € 766,00)

- nakosten

173,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

3.137,18

 

ECLI:NL:RBZWB:2023:5713