Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof A.dam 030408 vrachtwagen staat op stopstreep trekt op bij groen en rijd bromfietser aan; aanspr.

Hof A.dam 030408 vrachtwagen staat op stopstreep trekt op bij groen en rijd bromfietser aan; aansprakelijk
3.4. Het hof stelt (...) het volgende vast:
- [B] en haar collega stonden met hun bromfietsen opgesteld voor het rode verkeerslicht. Niet geheel duidelijk is waar zij precies hebben gestaan, of voor of op de stopstreep voor de vrachtwagen van [A], of rechts voor/langszij de vrachtwagen, mogelijk deels op de dubbele scheidingsstrepen (zich bevindende tussen het rijvak voor het rechtdoorgaande verkeer, waarin de vrachtwagen van [A] stond opgesteld, en het rijvak voor het rechtsafslaande verkeer). In dit verband is van belang dat, in verband met wegwerkzaamheden, (vanuit de kruising gezien) zich voor de stopstreep een strook bevond, met (aan de zijde van de kruising) een geel onderbroken stippellijn en dat ook mogelijk is dat [B] geheel of gedeeltelijk op die strook heeft gestaan. Als zeker kan in ieder geval ervan worden uitgegaan dat [B] en haar collega zeer dicht in de nabijheid van de vrachtwagen van [A], voor het verkeerslicht, stonden opgesteld, met de bedoeling de Europaweg rechtdoor, in zuidelijke richting, te vervolgen;
- de door [A] bestuurde vrachtwagen is een zeswielig motorrijtuig, merk Man, type 33 DFA-G, ingericht als asfaltkipper, met een ledig gewicht van 16.820 kg., voorzien van de voorgeschreven buitenspiegels (aan de linkerzijde was een buitenspiegel gemonteerd, aan de rechterzijde een buitenspiegel, een breedtespiegel en een trottoirspiegel; de spiegels waren schoon en stonden goed afgesteld);
- fietsers en/of bromfietsers die in de naaste nabijheid (vlak voor of schuin voor de vrachtwagen) stonden opgesteld, waren voor de chauffeur van de vrachtwagen, door in de aan de vrachtwagen aangebrachte spiegels te kijken, soms geheel niet en soms slechts zeer gedeeltelijk waarneembaar;
- Allianz heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat [A] anders dan door zittend in zijn stoel door de ruit en de buitenspiegels te kijken zich ervan heeft vergewist dat hij zonder gevaar voor andere verkeersdeelnemers kon wegrijden.

3.5. Het door Zilveren Kruis aan [A] gemaakte verwijt is dat hij [B] met zijn vrachtwagen van achteren heeft aangereden, nadat hij, nadat het verkeerslicht op groen gesprongen was, zich er niet deugdelijk van had vergewist dat dit optrekken geen gevaar voor anderen met zich bracht.

3.6. Naar het oordeel van het hof heeft [A] (inderdaad) jegens [B] onrechtmatig gehandeld. Het hof overweegt hiertoe het volgende.

3.7. [A] heeft zich ervan bewust behoren te zijn dat hij een grote vrachtwagen bereed, derhalve een in het verkeer gevaarlijk voertuig waaraan bijzondere risico’s kleven, waardoor extra oplettendheid en zorgvuldigheid moeten worden betracht. Voorts heeft [A] zich behoren te realiseren dat hij in de vrachtwagen, ondanks de aangebrachte spiegels, deels tevens door op het dashboard van de vrachtwagen geplaatste objecten, over beperkte waarnemingsmogelijkheden beschikte, zowel aan de voorzijde als aan de rechter voor-/zijkant, en heeft hij zich bewust moeten zijn van het daarmee gepaard gaande gevaar dat fietsers en/of bromfietsers zich voor een verkeerslicht opstellen op een voor hem - bij het optrekken - niet zichtbare plaats. In een zodanige vrachtwagen met zodanige (beperkte) waarnemingsmogelijkheden in een zodanige positie had [A] zich ervan moeten vergewissen of hij vrij baan had en had hij derhalve die maatregelen behoren te treffen om er voor te zorgen dat hij, bij het optrekken, geen gevaar opleverde voor andere verkeersdeelnemers. Daarbij is niet van belang de wijze waarop [B] en haar collega de plaats, waar zij voor het verkeerslicht wachtten, hebben bereikt. Voor het nemen van maatregelen bestond in het onderhavige geval temeer reden nu ter plaatse wegwerkzaamheden werden verricht en (zoals [A] had behoren te zien) zich achter de stopstreep een met gele stippellijnen afgezette strook bevond, die verwarring kon wekken over de plaats waar fietsers/bromfietsers zich voor het verkeerslicht mochten opstellen. Niet, althans onvoldoende, is komen vast te staan dat [A], door bijvoorbeeld sterk naar voren te buigen en/of te gaan staan dan wel even met het optrekken te wachten totdat eventueel (brom-)fietsverkeer zich in beweging had gezet, alvorens op te trekken (de bromfiets van) [B] niet had kunnen waarnemen. Zou hij dit wel hebben gedaan dan had hij, zo moet worden aangenomen, zijn rijgedrag op de aanwezigheid van (de bromfiets van) [B] kunnen afstemmen. Nu [A] door zijn gevaarzettend handelen een situatie in het leven heeft geroepen waarbij de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat handelen zo groot was dat hij zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van zijn gedrag had moeten onthouden, valt [A] derhalve wel degelijk een rechtens relevant verwijt te maken. [A] heeft daarmee een norm geschonden die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, welke schade zich in de onderhavige zaak heeft gerealiseerd. Anders dan Allianz heeft aangevoerd bestaat er geen concrete aanwijzing dat [B] na een aantal meters te hebben gereden met haar bromfiets naar links heeft gestuurd.
LJN BD7043