Rb Arnhem 110412 ongeval bij afrijden remmentestbank; bestuurder aansprakelijk voor letsel garagehouder en schade pand
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 110412 ongeval bij afrijden remmentestbank; bestuurder aansprakelijk voor letsel garagehouder en schade pand
3.3. Op 12 februari 2009 heeft [X] de auto vanaf zijn woonadres in [woonplaats] naar de werkplaats van [garage- en taxibedrijf] in [woonplaats] gereden, alwaar de auto die dag APK gekeurd zou worden. De auto had op die dag geen geldige APK en was niet verzekerd. Conform de tussen [X] en [garage- en taxibedrijf] gemaakte afspraak heeft [X], voordat hij die dag vanaf zijn woonadres weg reed, groene handelskentekenplaten van [garage- en taxibedrijf] op de auto bevestigd.
3.4. De APK keuring werd op 12 februari 2009 verricht door [broer en medevennoot]g in de werkplaats. Op enig moment tijdens de uitvoering van de APK keuring vroeg [broer en medevennoot]g aan [X] om de auto van de remmentestbank af te rijden door een stukje naar voren te rijden. [gedaagde sub 2 in conventie in de vrijwaring] was toen niet aanwezig in de werkplaats. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaring] heeft daarop de auto naar voren gereden waarbij hij [broer en medevennoot]g heeft aangereden. [X] is vervolgens met de auto door de achterwand van de werkplaats heengereden en op de wand van de achterliggende garage ingereden. Als gevolg van de aanrijding heeft [broer en medevennoot]g letsel opgelopen en zijn onder meer de auto, de wand van de werkplaats en de daar achterliggende garage beschadigd.
(...)
In de verklaring van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaring] van 13 maart 2009 staat ondermeer:
“(…) Ik stapte in mijn auto en was op aanwijzing van [broer en medevennoot] voornemens de auto rustig vooruit te rijden. Echter, dit ging helemaal mis. Ik was niet gewend aan een automaat omdat het al heel lang geleden is dat ik in een dergelijke auto heb gereden. Bovendien bleek de bediening van het gaspedaal erg gevoelig te zijn en heel snel te reageren.
Om bij [broer en medevennoot] te komen, moest ik eerst over de blokken van de remmentester, bevestigd langs de zijkanten van de smeerput, rijden. Hoewel ik dacht heel voorzichtig gas te geven en net over deze kleine verhoging was gereden, liep de auto naar mijn mening te hard vooruit waarop ik dacht te remmen. In plaats van het rempedaal trapte ik het gaspedaal in. Daardoor schoot de auto vooruit waardoor ik nog harder wilde remmen, maar ik trapte in paniek nog een keer op de gas in plaats van op de rem. (…)”
(...)
5. De beoordeling in de hoofdzaak
Toerekening
5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanrijding een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW oplevert. Eerst in geschil is de toerekenbaarheid van die onrechtmatige daad. Interpolis stelt dat de onrechtmatige daad te wijten is aan de schuld van [X]. [X] heeft ten verwere aangevoerd dat hij niet aansprakelijk is voor de schade, dat hij handelde in opdracht van [garage- en taxibedrijf] en dat er aan zijn zijde geen sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid, terwijl er wel sprake is van bewuste roekeloosheid en veronachtzaming van de zorgvuldigheidsregels aan de zijde van [garage- en taxibedrijf] Uit hetgeen [X] ten verwere heeft aangevoerd maakt de rechtbank op dat hij zich op het standpunt stelt dat de onrechtmatige daad niet te wijten is aan zijn schuld, zodat het verweer van [X] moet worden beschouwd als een betwisting van de toerekenbaarheid van de onrechtmatige daad aan hem.
5.2. De rechtbank stelt voorop dat een onrechtmatige daad (onder meer) aan de dader kan worden toegerekend als deze te wijten is aan zijn schuld. Voor toerekenbaarheid is derhalve niet vereist dat de dader opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld. Het gaat erom of de dader, rekening houdend met zijn persoonlijke kenmerken zoals zijn kennis, kunde, ervaring en capaciteiten, een verwijt van zijn gedraging kan worden gemaakt. Verwijtbaar is zijn gedraging als de dader anders had kunnen en moeten handelen. Wanneer iemand niet gedwongen wordt te handelen en handelt zonder dat hij de voor die handeling benodigde capaciteiten bezit, valt aan deze persoon een verwijt te maken. Gesteld noch gebleken is dat [X] gedwongen is om de auto te besturen. Aangezien [X] zelf de omstandigheid aanvoert dat hij niet de benodigde capaciteiten had om de auto op een deugdelijke wijze (van de remmentestbank af) te besturen, het in zijn macht lag om al dan niet aan het verzoek van [garage- en taxibedrijf] te voldoen en hij de auto op het moment van het ongeval ook daadwerkelijk op een ondeugdelijke wijze bestuurde (zie r.o. 3.7.), valt de aanrijding en de daardoor ontstane schade [X] zelf te verwijten. [X] had het verzoek van [garage- en taxibedrijf] om de auto van de remmentestbank af te rijden, kunnen en moeten weigeren en kan om deze reden niet tegenwerpen dat hij in opdracht van een ander handelde. De onrechtmatige daad kan dan ook aan [X] worden toegerekend.
Aansprakelijkheidstelling
5.3. Ten aanzien van het verweer van [X] dat Interpolis ten onrechte en in strijd met de redelijkheid en billijkheid hem en niet [garage- en taxibedrijf] dan wel Bovemij voor de schade aansprakelijk heeft gesteld, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals in r.o. 5.2. is overwogen, is de onrechtmatige daad in ieder geval aan [X] toe te rekenen en kan hij door de benadeelde (in dit geval door Interpolis bij wijze van subrogatie ex artikel 7:962 BW) op grond van artikel 6:162 BW worden aangesproken voor de daardoor ontstane schade. [X] stelt dat [garage- en taxibedrijf] dan wel Bovemij op grond van de artikelen 6:162 en/of 6:171 BW dan wel verzekering van die aansprakelijkheid (ook) verplicht zijn tot vergoeding van de schade. Indien dat al zou worden aangenomen, hetgeen nog maar de vraag is, zijn er verschillende personen verplicht tot vergoeding van dezelfde schade. In dat geval geldt namelijk dat [X] en [garage- en taxibedrijf] dan wel Bovemij hoofdelijk aansprakelijk zijn. Uit artikel 6:7 lid 1 BW volgt dan dat zij ieder tot vergoeding van de gehele schade jegens de benadeelde zijn gehouden. Gelet hierop staat het Interpolis dan ook vrij om slechts één van de aansprakelijke partijen voor de gehele schade aan te spreken en [X] kan Interpolis dan ook niet tegenwerpen dat hij een verhaalbare vordering heeft op een medeaansprakelijke of dat de medeaansprakelijke, in tegenstelling tot [X], verzekerd is. De door [X] aangevoerde omstandigheid dat de fout van [garage- en taxibedrijf] ernstiger is dan zijn fout, is tevens geen grond voor afwijking van de hoofdelijke aansprakelijkheid van ieder voor de gehele schade, maar is (mogelijk) alleen van belang voor de beoordeling van het onderlinge interne regresrecht. Daar [garage- en taxibedrijf] en Bovemij in deze geen partij zijn, is die onderlinge schuldverhouding hier niet aan de orde. [X] kan dan ook niet in zijn verweer worden gevolgd.
Schade en causaal verband
5.4. Voorts is in geschil het - voor een geslaagd beroep op artikel 6:162 BW vereiste -causale verband tussen het ongeval en de schade en de omvang van de geleden schade. Interpolis kan [X] alleen aanspreken voor de gestelde schade voor zover er tussen de aanrijding en de geleden schade een causaal verband bestaat. Tussen de onrechtmatige daad en de schade bestaat alleen causaal verband als aannemelijk is dat zonder die onrechtmatige daad de schade niet zou zijn ontstaan en de schade tevens in een zodanig verband met de aanrijding staat dat zij aan de daarvoor aansprakelijke persoon, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van deze gebeurtenis kon worden toegerekend. Interpolis kan ook alleen vergoeding van de schade vorderen van de werkelijk door [betrokkene] geleden schade en niet van de door haar aan [betrokkene] uitgekeerde schadevergoeding, voor zover deze de werkelijk geleden schade te boven gaat. Bij vaststelling van de omvang van de schade gaat het erom dat de benadeelde bij vergoeding van de schade zoveel mogelijk in de toestand zou worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis achterwege was gebleven.
Garage
5.5. Interpolis stelt dat de garage als gevolg van de aanrijding zodanig beschadigd was dat deze gesloopt en herbouwd moest worden. Interpolis heeft daartoe aan de hand van het rapport van 13 juli 2009 (zie r.o. 3.9.) aangevoerd dat er door de aanrijding geen verband was in het metselwerk van de garage en dat er instortingsgevaar bestond. Op aangeven van de politie is de garage om deze reden gestut. Na de stut bestond er echter nog steeds instortingsgevaar en was er sprake van een gevaarlijke situatie, waardoor de garage gesloopt moest worden. [X] betwist (zonder nadere onderbouwing) dat de garage gesloopt en herbouwd moest worden. De enkele betwisting van [X] is, in het licht van hetgeen Interpolis heeft gesteld, onvoldoende. Daar [X] de stelling van Interpolis onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, komt thans vast te staan dat de garage als gevolg van de aanrijding gesloopt en herbouwd diende te worden.
5.6. Met het oordeel dat vaststaat dat de garage gesloopt en herbouwd moest worden, staat de omvang van de schade aan de garage nog niet vast, aangezien dit voorts tussen partijen in geschil is. Interpolis stelt dat de schade aan de garage € 30.000,- bedraagt. Zij voert hiertoe aan dat deze schade door de schade-expert is vastgesteld op basis van de herbouwwaarde van de garage en dat de dagwaarde gelijk stond aan de herstelkosten (zie r.o. 3.9.). [X] betwist dat de schade aan de garage € 30.000,- bedraagt en voert daartoe eerst aan dat de dagwaarde van de garage - die voor het vaststellen van de omvang van de schade bepalend is - lager is dan de herbouwwaarde, omdat de garage al oud was. Voorts voert [X] aan dat delen van de garage nog herbruikbaar waren en dat [X] zelf bij de vergunningsaanvraag voor de herbouw van de garage slechts een bedrag van € 12.000,- aan herbouwkosten heeft opgegeven (zie r.o. 3.8.). [X] heeft daarmee de stelling van Interpolis gemotiveerd betwist. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv dient Interpolis dan ook te bewijzen dat schade aan de garage € 30.000,- bedraagt.
Leges en kosten stutwerk
5.7. De vordering tot vergoeding van de schade ten bedrage van € 204,- voor een vergunning voor de herbouw van de garage (zie r.o. 3.8.) is, nu vast is komen te staan dat de garage als gevolg van het ongeval herbouwd diende te worden en deze vordering voor het overige niet door [X] is weersproken, voor toewijzing vatbaar. Dat de garage als gevolg van de aanrijding gestut diende te worden en de omvang van de stutkosten is niet door [X] betwist. De vordering tot vergoeding van de schade voor het stutwerk van € 303,45 zal dan ook worden toegewezen.
Vijver en tuinbestrating
5.8. [X] betwist dat er causaal verband bestaat tussen de schade aan de bestrating in de tuin en het ongeval. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit de rapportage van de schade-expert blijkt dat de schade veroorzaakt is door degene die de garage gesloopt heeft (zie r.o. 3.9.) en daarmee niet het gevolg is van het ongeval. Interpolis heeft in het licht van deze betwisting onvoldoende onderbouwd gesteld dat er sprake is van (indirect) causaal verband tussen het ongeval en de schade aan de tuinbestrating, aangezien zij niet heeft gesteld dat deze schade het onvermijdelijke gevolg van de aanrijding is. De gevorderde schadevergoeding zal, zover deze ziet op de tuinbestrating, dan ook worden afgewezen.
5.9. [X] betwist (zonder nadere onderbouwing) verder dat er causaal verband bestaat tussen de aanrijding en de schade aan de vijver. [X] betwist echter niet de - aan de hand van het rapport van 13 juli 2009 (zie r.o. 3.9.) onderbouwde - stelling van Interpolis dat het voor de sloop van de garage noodzakelijk was om ook de vijver te slopen. Nu vast staat dat de garage als gevolg van de aanrijding gesloopt moest worden en - bij gebreke aan (nadere) betwisting door [X] - ook vast staat dat daardoor de vijver daarom gesloopt moest worden, staat het causaal verband tussen de aanrijding en de schade aan de vijver vast. Aangezien in het rapport van 13 juli 2009 de omvang van de schade aan de vijver en aan de tuinbestrating niet afzonderlijk van elkaar is begroot (zie r.o. 3.9.) en de vordering ten aanzien van de schade aan de tuinbestrating zal worden afgewezen, zal de rechtbank de schade aan de vijver schatten. Aan de hand van de bijlage van het schadeformulier (zie r.o. 3.6.) schat de rechtbank de schade aan de vijver wegens het slopen en herstellen daarvan op € 250,-. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Gereedschappen
5.10. Interpolis stelt aan de hand van het rapport van 13 juli 2009 dat de in de garage aanwezige gereedschappen door het ongeval onherstelbaar zijn beschadigd (zie r.o. 3.9.). De enkele (niet onderbouwde) betwisting van [X] van de stelling dat er sprake is van causaal verband tussen de aanrijding en de schade aan de gereedschappen is in het licht van hetgeen Interpolis heeft gesteld onvoldoende. [X] heeft tevens de omvang van de gevorderde schadevergoeding aan de gereedschappen - door enkel aan te voeren dat de schade gebaseerd is op de nieuwwaarde van alle gereedschappen en dat schade moet worden vastgesteld op basis van dagwaarde - onvoldoende gemotiveerd betwist. De bij de comparitie van partijen en aan de hand van het rapport van 13 juli 2009 onderbouwde stelling van Interpolis dat de schade-expert de schade van de gereedschappen deels en enkel voor zover de gereedschappen nog nieuw waren op nieuwwaarde heeft vastgesteld, heeft [X] namelijk verder onweersproken gelaten. De vordering ten aanzien van de vergoeding van de schade aan de gereedschappen ad € 925,- is dan ook voor toewijzing vatbaar.
Bewijslevering
5.11. Gelet op hetgeen is overwogen in r.o. 5.6. zal de rechtbank Interpolis opdragen het bewijs te leveren zoals omschreven is in r.o. 6.1. en zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. LJN BW4876