Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zutphen 140508 eiseres verrast door stilstaande auto en botste tegen boom; causaal verband

Rb Zutphen 140508 eiseres verrast door stilstaande auto en botste tegen boom; causaal verband onvoldoende aannemelijk in k.g.
4.2.  [eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd, dat [naam verzekerde] onrechtmatig heeft gehandeld door te handelen in strijd met de wet en een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden door in het verkeer een gevaar voor anderen te veroorzaken. Ter ondersteuning hiervan heeft [eiseres] het volgende aangevoerd.
[naam verzekerde] heeft een gevaarlijke situatie in het leven geroepen door op die plek in strijd met de wettelijke voorschriften in het donker met een geheel onverlichte zwarte auto aan de kant van de weg op de rijbaan stil te gaan staan zonder het in werking stellen van de alarmlichten van die auto en zonder het plaatsen van een gevarendriehoek. Door deze nalatigheid van [naam verzekerde] werd [eiseres] door de aanwezigheid van de auto van [naam verzekerde] verrast, als gevolg waarvan zij krachtig ging remmen, naar links uitweek en tot stilstand kwam tegen een boom. (...)

4.6.  Het enkele feit, dat de door [naam verzekerde] bestuurde auto in het donker na het tot stilstand komen op de rijbaan van de Mheneweg-Noord niet de wettelijk voorgeschreven verlichting voerde en evenmin de alarmlichten in werking had, is op zich onvoldoende om de conclusie te kunnen dragen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het [eiseres] overkomen ongeval en het verzuim van [naam verzekerde]. Daarvoor is nodig dat [eiseres] de in het donker op de rijbaan stilstaande auto van [naam verzekerde] als gevolg van dat verzuim niet tijdig heeft kunnen zien.

4.7.  Dienaangaande staat het volgende vast.
De Mheneweg-Noord te Oldebroek is een kilometers lange, rechte en overzichtelijke weg. Ten tijde van het ongeval was het wegdek droog, het was donker en de weg was spaarzaam verlicht door straatlantaarns. In de directe nabijheid van het ongeval brandde geen straatlantaarn.
[eiseres] heeft zowel direct na het ongeval tegenover de politie als nadien in het kader van het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat de door haar bestuurde auto groot licht voerde.
Onder deze omstandigheden had, mede gelet op het proces-verbaal van bevindingen, zoals hiervoor onder 2.5 weergegeven, [eiseres] een vóór haar in het donker op de rijbaan van de weg stilstaande personenauto, welke was voorzien van reflectoren aan de achterzijde, zodanig tijdig kunnen en moeten waarnemen, ook als die stilstaande auto niet de wettelijk voorgeschreven verlichting voerde en geen alarmlichten in werking had gesteld, dat zij het door haar bestuurde voertuig tot stilstand had kunnen brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien, zelfs als zij enigszins harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur.

4.8.  Op grond van het vorenstaande is voorshands onvoldoende aannemelijk, dat de bodemrechter – later oordelend – het vereiste oorzakelijk verband tussen het verzuim van [naam verzekerde] en het [eiseres] overkomen ongeval bewezen zal achten. Daarmee is tevens het bestaan van een vordering op [eiseres] op Interpolis als de verzekeraar van [naam verzekerde] voorshands onvoldoende aannemelijk. De vordering van [eiseres] moet reeds hierom worden afgewezen, zodat de overige verweren van Interpolis geen bespreking meer behoeven.
LJN BD1351