RBLIM 020621 Aansprakelijkheid na botsing. Geen causaal verband tussen keren over doorgetrokken streep en ongeval.
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 020621 Aansprakelijkheid na botsing. Geen causaal verband tussen keren over doorgetrokken streep en ongeval.
2
De feiten
2.1.
Op 15 oktober 2018 heeft er op de N276 Hasseltsebaan in Sittard een aanrijding plaatsgevonden, waarbij de door [naam onderbewindgestelde] bestuurde Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] (verder te noemen: de Golf) was betrokken, alsmede twee andere voertuigen.
2.2.
ASR was de WAM-verzekeraar van de Golf. De schade aan de andere twee voertuigen bedroeg volgens de schade-expert van ASR in totaal € 2.274,32, welk bedrag door ASR aan de andere twee partijen is uitbetaald.
2.3.
ASR heeft vervolgens [naam onderbewindgestelde] aansprakelijk gesteld voor genoemd schadebedrag en hem meermaals vruchteloos aangemaand tot betaling.
2.4.
Een verbalisant van de politie heeft de toedracht van de aanrijding als volgt omschreven:
“Toedracht
1 Volkswagen Golf, [kenteken 1] , bestuurder: [naam onderbewindgestelde]
2 Fiat 500, [kenteken 2] , bestuurster: [naam bestuurder 1] ;
3 Seat Leon, [kenteken 3] , bestuurder: [naam bestuurder 2] .
1 reed op de Hasseltsebaan, in de richting van Echt.
2 en 3 reden ook op de Hasseltsebaan, in de richting van Echt.
1 keerde op de Hasseltsebaan en overschreed daarbij een witte doorgetrokken streep die zich links van hem bevond op de rijbaan. 1 was bezig met een bijzondere manoeuvre.
Uit getuige verklaringen blijkt dat het overige verkeer moest remmen om een aanrijding met 1 te voorkomen.
2 zag de hiervoor vertragende rij auto’s voor haar te laat. 2 stuurde haar voertuig naar de linker, tegemoet komende, rijbaan. Hierdoor kwam 2 met haar voertuig in botsing met het voertuig van 1.
Door deze botsing werd het voertuig van 2 naar rechts geduwd en kwam het voertuig van 2 in botsing met de zijkant van het voertuig van 3.
Het voertuig 3 bevond zich in de rij auto’s die vertraagde voor 1. Door de gedraging van 1 ontstond gevaar voor het overige verkeer.”
3
De vordering
3.1.
ASR vordert de veroordeling van Bonafizo, in haar hedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] , tot betaling van € 2.763,29, te vermeerderen met de wettelijke rente (volgens ASR ‘consumentenrente’) over € 2.274,32 vanaf 13 juli 2020 tot aan de dag van voldoening en onder verwijzing van Bonafizo in de proceskosten.
Het bedrag van € 2.763,29 is als volgt opgebouwd:
€ 2.274,32 hoofdsom (schade)
€ 76,18 van 14 november 2018 tot 13 juli 2020 vervallen wettelijke rente
€ 412,79 vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Volgens ASR is [naam onderbewindgestelde] zonder toestemming en zonder geldig rijbewijs met het voertuig van haar verzekerde de weg opgegaan. Daarmee heeft hij in strijd met art. 11 en art 107 Wegenverkeerswet 1994 gehandeld (‘joyriding’ respectievelijk de rijbewijsplicht). [naam onderbewindgestelde] is tegen ‘de voertuig van de Rijkswaterstaat gebotst’, aldus ASR onder punt 2.4. van haar exploot. De schade is volgens ASR het gevolg van het handelen van [naam onderbewindgestelde] en te wijten aan zijn schuld.
3.3.
Bonafizo heeft bij antwoord gemotiveerd verweer gevoerd. De Golf is eigendom van de vader van [naam onderbewindgestelde] , wiens toestemming [naam onderbewindgestelde] wel degelijk had om de Golf te rijden. Bovendien beschikte [naam onderbewindgestelde] ten tijde van de aanrijding wel degelijk over een rijbewijs.
[naam onderbewindgestelde] heeft inderdaad gekeerd op de weg waar dat niet mocht (er loopt ter plaatse een doorgetrokken streep over het midden van de rijbaan), maar hij betwist dat de aanrijding door die manoeuvre is ontstaan. Zoals ook uit het proces-verbaal blijkt, is de aanrijding ontstaan doordat bestuurder 2 de rij vertragende auto’s vóór haar te laat heeft gezien en toen is uitgeweken naar de linker, tegemoetkomende rijbaan. Daardoor is zij met haar voertuig tegen de Golf aangereden, waarna voertuig 2 door die aanrijding weer (terug) richting de rechter rijbaan ging en daarbij voertuig 3 aanreed. Het is dus niet zo dat [naam onderbewindgestelde] met zijn Golf tegen voertuig 2 en 3 is aangereden, zoals Bonafizo aanvoert. Indien bestuurder 2 had opgelet, zoals de bestuurders vóór haar, dan had zij tijdig kunnen remmen en stoppen.
Dat [naam onderbewindgestelde] de doorgetrokken streep heeft genegeerd klopt, maar dat regardeert ASR niet en is niet de oorzaak geweest van de schade aan voertuigen 2 en 3, aldus Bonafizo bij antwoord.
4
De beoordeling
4.1.
Wat opvalt is dat ASR bij repliek de door Bonafizo bij antwoord geschetste toedracht van de aanrijding op geen enkele wijze ook maar tracht te weerleggen. In plaats daarvan blijft ASR er maar op hameren dat [naam onderbewindgestelde] – volgens haar – zonder geldig rijbewijs en zonder toestemming van zijn vader in de Golf is gestapt en ermee is gaan rijden (terwijl Bonafizo bij antwoord beide aspecten gemotiveerd en deels met stukken onderbouwd had betwist). Die omstandigheden zijn evenwel – wat daar ook verder van zij – op zichzelf irrelevant voor de beoordeling van de vraag of [naam onderbewindgestelde] aansprakelijk is voor de ontstane schade aan voertuig 2 en 3. Dat geldt evenzeer voor het gegeven dat [naam onderbewindgestelde] de doorgetrokken streep heeft overschreden.
4.2.
Wat wel relevant is, is de vraag of de (verboden) manoeuvre die [naam onderbewindgestelde] uitvoerde in voldoende causaal verband staat met de ontstane schade, en juist ten aanzien dáárvan is de precieze toedracht van de aanrijding van doorslaggevend belang.
Uitgaande van de uitleg die Bonafizo geeft over die feitelijke toedracht (die ondersteund wordt door het door ASR in het geding gebrachte proces-verbaal en die door ASR zoals gezegd onweersproken is gelaten) staat geenszins vast dat de aanrijding en de daaruit ontstane schade aan voertuig 2 en 3 zodanig in causaal verband staat met de manoeuvre van [naam onderbewindgestelde] dat daaruit zonder meer enige (laat staan volledige) aansprakelijkheid van [naam onderbewindgestelde] voortvloeit. Als onweersproken staat immers vast dat meerdere voertuigen die nog vóór voertuig 2 reden wél op tijd konden afremmen en dat voertuig 2 zelf (ook) over de doorgetrokken streep is gereden en vervolgens eerst tegen de Golf en daarna tegen voertuig 3, dat zich op dat moment op de rechterrijbaan bevond, is aangereden. Wat ASR bedoelt met haar stelling dat [naam onderbewindgestelde] tegen ‘de voertuig van de Rijkswaterstaat is gebotst’, blijft overigens volstrekt onduidelijk.
Dat [naam onderbewindgestelde] met de Golf tegen voertuig 2 en 3 is gebotst, zoals ASR blijft aanvoeren, is derhalve gelet op de onweersproken feiten evident onjuist, en het heeft er bovendien alleszins de schijn van dat de bestuurster van voertuig 2 de op haar rustende verplichting ex art. 19 Rvv niet is nagekomen. Wat daar ook verder van zij, aansprakelijkheid van [naam onderbewindgestelde] voor de aan voertuig 2 en 3 ontstane schade is in deze procedure tussen partijen op grond van voorgaande overwegingen niet vast komen te staan. De vordering wordt daarom integraal afgewezen. ECLI:NL:RBLIM:2021:4440