Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 280318 gedaagde niet aansprakelijk voor ongeval met plotseling op zijn rijstrook opdoemende tegenligger

RBLIM 280318 gedaagde niet aansprakelijk voor ongeval met plotseling op zijn rijstrook opdoemende tegenligger

2 De feiten
2.1.
Op dinsdag 13 december 2016 om 17.07 uur reed [eisende partij] met zijn auto van het merk BMW, type 5 serie, met Belgisch kenteken [kenteken 1] , op de A76 in Geleen in de richting Heerlen, ter hoogte van de afslag naar Geleen/Beek, toen de voorligger van [eisende partij] begon te remmen en vervolgens een noodstop maakte. [eisende partij] kon een botsing met deze auto niet vermijden en is vervolgens naar de links van hem gelegen rijstrook uitgeweken, waarna de heer [X] (verder: “ [X] ”), die op deze rijstrook reed in een Renault, type Megane, met Nederlands kenteken [kenteken 2] , naar links is uitgeweken en zich vervolgens heeft klem gereden tussen de vangrail en de stilstaande auto van [eisende partij] .

2.2.
De door [X] bestuurde auto is verzekerd bij ASR.

3 Het geschil
3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat en na vermindering van eis – veroordeling van ASR tot betaling van in totaal een bedrag van € 11.044,49, vermeerderd met rente en kosten.

[eisende partij] stelt daartoe - samengevat - dat [X] jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld doordat hij zijn auto niet tijdig tot stilstand heeft weten te brengen en aldus in strijd heeft gehandeld met artikel 5 van de Wegenverkeerswet (verder: “WVW”) en artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (verder: “RVV”), wat aan [X] kan worden toegerekend.

Op grond van de wet heeft [eisende partij] een rechtstreekse aanspraak tot schadevergoeding op ASR.

3.2.
ASR voert - samengevat - het volgende verweer. Er is geen sprake van een fout van [X] . Het is juist [eisende partij] zelf die een fout heeft gemaakt door van rijstrook te veranderen zonder aan [X] voorrang te verlenen. [eisende partij] handelt daarmee in strijd met artikel 54 RVV.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
[eisende partij] stelt naar aanleiding van het verweer van ASR dat hij weliswaar van rijstrook is veranderd, maar dat hij daar al enkele seconden stilstond voordat [X] kwam aanrijden, wat te zien is op de door [eisende partij] overgelegde camerabeelden. Indien [X] de in het verkeer geldende “twee tellen-regel” had gevolgd, had hij zijn auto nog op tijd tot stilstand kunnen brengen. Nu [X] deze regel kennelijk niet heeft gevolgd moet hem dat worden toegerekend.

4.2.
ASR handhaaft bij conclusie van dupliek haar verweer, stellende dat uit de camerabeelden is af te leiden dat [eisende partij] hooguit twee seconden stil stond voordat de aanrijding tussen [eisende partij] en [X] plaatsvond.

4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.

Uit de camerabeelden volgt dat [eisende partij] naar schatting anderhalve seconde stil stond toen de aanrijding tussen [eisende partij] en [X] plaatsvond. De camerabeelden kunnen dan ook niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat [X] had kunnen stoppen indien hij de “twee tellen-regel” had gevolgd, daargelaten de vraag of het uitgangspunt van twee seconden afstand houden aan de orde is ingeval een auto plotseling stil staat nadat deze zelf in aanrijding met een voorganger is gekomen. Op basis van de camerabeelden kan in ieder geval niet worden vastgesteld dat [X] te hard heeft gereden en/of onvoldoende afstand heeft gehouden. Nu ook overigens iedere verdere onderbouwing voor het gestelde ontbreekt, leidt dit tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat [X] heeft gehandeld in strijd met artikel 19 RVV en/of artikel 5 WVW. De vordering zal dan ook worden afgewezen. ECLI:NL:RBLIM:2018:2824