Hof Den Bosch 111207 whiplash; Hof wenst nieuw ad. onderzoek naar mate van arb. ongeschiktheid
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 111207 whiplash; Hof wenst nieuw arbeidsdeskundig onderzoek naar mate van arb. ongeschiktheid
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Op vrijdag 17 maart 1995 vond een verkeersongeval plaats waarbij de door [geïntimeerde] bestuurde personenauto van achteren werd aangereden door een andere auto. De bestuurder van de andere auto was ingevolge de WAM verzekerd bij Winterthur. Winterthur heeft haar aansprakelijkheid voor de schadelijke gevolgen van dit ongeval erkend.
b. Ten tijde van het ongeval was [geïntimeerde] 25 jaar oud (geboren op [1969] en vanaf 1994 samenwonend met een partner in een vrijstaande boerderij te [plaats].
Na het ongeval is [geïntimeerde] op 5 juni 1998 met haar partner gehuwd. Op [2000] heeft zij een dochter gekregen en inmiddels ook een tweede kind.
c. [geïntimeerde] was ten tijde van het ongeval van beroep Desktop Publishing medewerkster (DTP-er) en werkte full-time bij Multicopy in Oss (destijds, volgens de rechtbank, 38 uur per week).
d. Na het ongeval heeft [geïntimeerde] gedurende een maand niet gewerkt en vervolgens gepoogd op arbeidstherapeutische basis te blijven werken. Dit heeft niet tot gehele of gedeeltelijke werkhervatting geleid.
Sinds 19 maart 1996 ontvangt [geïntimeerde] een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
4.2. Op 21 juli 1999 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op verzoek van Winterthur een voorlopig deskundigenonderzoek bevolen met benoeming van de neuroloog prof. dr. J.C. Koetsier tot deskundige. (...)
4.14. In de principale grief 6 stelt Winterthur dat blijkens de rapportage van Van Hek [geïntimeerde] niet arbeidsongeschikt is en dat er geen sprake is van enig tekort in de verdiensfeer. Winterthur acht daarom het door de rechtbank in het vonnis van 24 augustus 2005 bevolen onderzoek door een deskundige van het NRL naar de schade wegens verlies van arbeidsvermogen niet nodig.
4.15. Nu het hof een nieuw onderzoek door een arbeidsdeskundige gewenst acht naar de (mate van) arbeidsongeschik-heid van [geïntimeerde] en de rapportage van Van Hek niet tot uitgangspunt neemt, heeft deze grief zijn belang verloren. Overigens blijkt uit het rapport van Van Hek niet dat [geïntimeerde] volledig arbeidsgeschikt is.
Afhankelijk van de uitkomst van dat deskundigenbericht, zal het hof oordelen over de vraag of een onderzoek nodig is door een deskundige van het NRL ter berekening van de schade wegens verlies van verdienvermogen.
4.15.1. Winterthur stelt dat reïntegratie van [geïntimeerde] geen reële optie is omdat [geïntimeerde] zichzelf volledig arbeidsongeschikt acht, terwijl zij dat feitelijk niet is; volgens Winterthur lijdt [geïntimeerde] geen schade en levert het ongeval haar zelfs voordeel op omdat zij een volledige WAO-uitkering ontvangt als gevolg van het ongeval terwijl zij feitelijk niet arbeidsongeschikt is. Deze stellingen kunnen onbesproken blijven omdat er niet van kan worden uitgegaan dat [geïntimeerde] feitelijk niet arbeidsongeschikt is.
4.16. In de principale grief 8 stelt Winterthur dat, indien een schadeberekening wegens verlies van arbeidsvermogen nodig is, de rechtbank in de vraagstelling in het vonnis van 24 augustus 2005 (dictum 3.3.) had dienen te vermelden
a. of, en zo ja op welke wijze, met betrekking tot perioden dat [geïntimeerde] geen loonvormende arbeid zou hebben verricht rekening moet worden gehouden met het feit dat [geïntimeerde] een WAO-uitkering heeft ontvangen en zal ontvangen;
b. of, en zo ja op welke wijze, rekening moeten worden gehouden met het feit dat [geïntimeerde] kosten van kinderopvang moet maken in de perioden dat zij zou hebben gewerkt.
4.17. Grief 8 faalt. Omtrent genoemde punten a. en b. behoeft de deskundige niet geïnstrueerd te worden, omdat ervan mag worden uitgegaan dat de deskundige uit hoofde van zijn deskundigheid in staat is vast te stellen of en in hoeverre daarmee bij de schadeberekening rekening moet worden gehouden.
Overigens wijst het hof erop dat de vraagstelling van de rechtbank aan de deskundige van het NRL inhield de schade wegens geleden en nog te lijden verlies aan arbeidsvermogen te berekenen, rekening houdend met de door rechtbank aangegeven uitgangspunten. Tot die uitgangspunten behoort dat rekening diende te worden gehouden met de WAO-uitkering, zoals volgt uit hetgeen in rov. 2.14. en 2.15. (slotzin eerste alinea) van het vonnis van 24 augustus 2005 is overwogen.
4.18. In de incidentele grieven 4 en 5 stelt [geïntimeerde] dat de rechtbank met betrekking tot het verlies aan arbeidsvermogen ten onrechte oordeelt
a. dat [geïntimeerde] in de periode 1 januari 2005 tot september 2012 voor slechts 15% arbeidsongeschikt is (grief 4) en
b. dat [geïntimeerde] met ingang van 1 januari 2010 geen schade meer lijdt wegens verlies van arbeidsvermogen omdat zij dan moet worden geacht in het arbeidsproces te zijn ge-reïntegreerd (grief 4 en 5).
4.19. Het hof houdt het oordeel over deze grieven aan in afwachting van de rapportage van de nieuw te benoemen arbeidsdeskundige.
4.19.1. Het hof zal de arbeidsdeskundige tevens vragen of [geïntimeerde] naar de inschatting van de deskundige in staat moet zijn (geweest) binnen redelijke reisafstand van haar woonplaats een functie als DTP-er op de arbeidsmarkt te verwerven, dan wel een andere haar passende functie, en zo ja, op welke datum? LJN BC1116