Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 140916 schadebegroting op basis van urenverlies in eigen werk: van 40 naar 32,5 uur bij ernstig beenletsel

Rb Oost-Brabant 140916 hoofdelijke aansprakelijkheid voor schoppen van weerloos, op de grond liggend slachtoffer en door dader niet van dit handelen te weerhouden; eigen schuld 20%. 
- smartengeld bij zeer complexe beenbreuk met 5 operaties, een jaar in een rolstoel,en 8 % blijvende invaliditeit: € 15.000,00 

schadebegroting op basis van urenverlies in eigen werk: van 40 naar 32,5 uur bij ernstig beenletsel
- huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid onvoldoende aangetoond bij ernstig beenletsel

5.8. Verlies aan arbeidsvermogen

5.8.1.
[A] heeft gesteld dat hij als gevolg van de mishandeling zeer ernstig letsel heeft opgelopen, dat hij lange tijd arbeidsongeschikt is geweest en niet meer volledig in zijn eigen werk heeft kunnen re-integreren.
Volgens [A] is hij vanaf de derde maand van zijn arbeidsongeschiktheid 5% gekort op zijn bruto maandsalaris, hetgeen een schade oplevert van € 431,62 netto. Voorts stelt hij dat hij vanaf oktober 2011 10% werd gekort en vanaf april 2012 tot 1 januari 2013 15% werd gekort, hetgeen een netto schade oplevert van respectievelijk € 1035,02 en € 2.328,75.

5.8.2.
[B] en [C] hebben de door [A] gestelde kortingen op zijn brutosalaris over de periode tot 1 januari 2013, verband houdende met zijn arbeidsongeschiktheid als gevolg van de mishandeling, niet betwist zodat er van kan worden uitgegaan dat [A] schade heeft geleden tot het totaal van die inhoudingen.

5.8.3.
Ter onderbouwing van de medische gevolgen van de mishandeling heeft [A] verwezen naar het orthopedisch chirurgisch expertiserapport van Van Laarhoven (zie hiervoor onder 3.13) en de daarin weergegeven conclusie. [B] en [C] hebben niet, althans niet gemotiveerd weersproken dat het in het rapport genoemde letsel het gevolg is van de schoppen die [C] aan [A] heeft uitgedeeld zodat daarvan kan worden uitgegaan.

5.8.4.
Ter onderbouwing van de door hem gestelde beperkingen en zijn resterende verdiencapaciteit, in verband waarmee hij over de periode vanaf 1 januari 2013 tot zijn 67e levensjaar aanspraak maakt op een schadevergoeding van € 79.819,00, heeft [A] verwezen naar de rapporten van [verzekeringsarts] (zie hiervoor onder 3.14) en [arbeidsdeskundige] (zie hiervoor onder 3.15) en naar de door hem in het geding gebrachte NRL Contante Waarde Personenschadeberekening (bijlage 6 van productie 6, hierna: de NRL-berekening)).

5.8.5.
[C] heeft betwist dat er een medische dan wel andersoortige noodzaak is op grond waarvan [A] beperkt is in het verrichten van arbeid. Ter onderbouwing van dit verweer heeft hij verwezen naar een door [A] in het geding gebrachte rapportage van de arbeidsdeskundige van het UWV van 5 maart 2013, waarin onder het kopje ‘Belastbaarheid volgens de verzekeringsarts’ is vermeld: ‘De toegestane arbeidsduur bedraagt ongeveer 40 uur per week.’ Uit die vermelding in het UWV rapport, waarin [A] nog als 35-45% arbeidsongeschikt is aangemerkt, volgt niet dat [A] geen beperkingen zou ondervinden die tot verlies van verdienvermogen leiden, zoals weergeven in de rapporten van [verzekeringsarts] en [arbeidsdeskundige] . [C] heeft dat uitvoerig door [arbeidsdeskundige] gemotiveerde verlies aan verdienvermogen door die enkele verwijzing naar het UWV-rapport, dat niet is opgemaakt om in een civiele procedure het verlies aan verdienvermogen te onderbouwen maar enkel ten behoeve van de vaststelling van WAO-aanspraken, onvoldoende gemotiveerd weersproken.

5.8.6.
[C] heeft verder gesteld dat er gelet op eerdere rug- en knieklachten bij [A] , sprake is van medische predispositie aan de zijde van [A] die eveneens van invloed kan zijn geweest en mogelijk van invloed is geweest en nog is op de beperkingen die [A] thans nog stelt te ondervinden. Voorts heeft [C] gesteld dat hij het aannemelijk acht dat er aan de zijde van [A] reeds sprake was van een zeker percentage blijvende invaliditeit en dat hij niet uitsluit dat de beperkingen die [A] stelt te ondervinden zich zonder de mishandeling ook zouden hebben voorgedaan. Ook [B] heeft gewezen op de omstandigheid dat [A] vanwege rugklachten voor werkzaamheden in de bouw werd afgekeurd en dat hij sinds 2000 last heeft van arthroscopische nettoyage, in verband waarmee hij ten tijde van de mishandeling arbeidsongeschikt was. [B] acht in verband daarmee de rapportage van Van Laarhoven en [verzekeringsarts] onvolledig. Volgens [B] is het niet aannemelijk dat [A] , gelet op bij hem bestaande preexistente klachten, tot 67-jarige leeftijd zijn huidige werkzaamheden inclusief overwerk, zomaar zou hebben kunnen uitvoeren.

5.8.7.
De rugklachten van [A] waar [B] en [C] op doelen dateren van 2001. [A] heeft vanaf 2004 bij - de rechtsvoorganger van - MSD gewerkt. Hij was daar voor 40 uur per week werkzaam en voor zover er al sprake was van rugklachten, stonden die daaraan klaarblijkelijk niet in de weg. Uit niets is gebleken dat rugklachten [A] in de toekomst, zonder mishandeling, wel zouden hebben verhinderd zijn werkzaamheden gedurende 40 uur per week te verrichten. In zijn rapport heeft [verzekeringsarts] de arbeidsongeschiktheid uit het verleden wegens rugklachten genoemd en aangegeven dat er geen aanleiding wordt gezien om in verband met klachten van de heupen en de rug méér beperkingen aan te nemen, daar de fysiek meest belastende activiteiten reeds beperkt zijn vanwege de rechterbeenproblematiek. Voor wat betreft de rechterknie van [A] staat vast dat [A] na zijn knieoperatie en een daaropvolgend opbouwschema medio februari 2011 zijn werkzaamheden weer volledig zou hervatten. Van Laarhoven heeft aangegeven dat er op zijn vakgebied bij [A] voor de mishandeling geen klachten en afwijkingen bestonden die [A] ten tijde van het onderzoek door Van Laarhoven nog steeds had, waaruit volgt dat er geen rug- en knieklachten meer bestonden bij [A] . [B] en [C] hebben deze bevindingen van Van Laarhoven en [verzekeringsarts] , enkel door de mogelijkheid aan te stippen dat [A] ook zonder de mishandeling door rug- en knieklachten beperkingen bij het verrichten van werkzaamheden zou kunnen ondervinden en te stellen dat eerdere klachten onvoldoende aandacht hebben gekregen, zonder enige onderbouwing, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Er bestaat daarom geen aanleiding om bij de bepaling van het verlies verdienvermogen met rug- en knieklachten rekening te houden. Nu [B] en [C] voor het overige niet, althans niet voldoende gemotiveerd hebben weersproken dat de door [verzekeringsarts] genoemde beperkingen het gevolg zijn van het letsel dat [A] door de mishandeling heeft opgelopen en dat [A] vanwege dit letsel nog slechts in staat is 32,5 uur per week zijn werkzaamheden te verrichten terwijl hij zonder de mishandeling 40 uur per week zou hebben gewerkt, zoals [arbeidsdeskundige] gemotiveerd heeft aangegeven, zal daarvan worden uitgegaan. Dit brengt mee dat er sprake is van schade door verlies van verdienvermogen.

5.8.8.
[C] heeft gesteld dat de bij de berekening van de schade in aanmerking genomen kans dat [A] in aanmerking zou zijn gekomen voor schaal 5 met bijbehorend salaris fors lager is dan de 10% die [arbeidsdeskundige] heeft genoemd en [B] heeft aangevoerd dat gezien de in het rapport van [arbeidsdeskundige] genoemde geringe kans op doorgroei naar operator level 5 en de inkrimping van personeel bij de werkgever van [A] , promotie niet reëel lijkt.
Op grond van de door [arbeidsdeskundige] berekende, deugdelijk onderbouwde kans dat [A] zonder mishandeling promotie zou hebben gemaakt, is het redelijk om daarmee rekening te houden bij de bepaling van de schade van [A] als gevolg van het verlies arbeidsvermogen. [B] en [C] hebben hiertegen geen voldoende onderbouwd verweer gevoerd. Er zal daarom van worden uitgegaan dat er 10% kans is dat [A] zonder mishandeling op termijn in aanmerking zou zijn gekomen voor schaal 5 met bijbehorend salaris. Die termijn zal gelet op hetgeen [arbeidsdeskundige] daarover heeft opgemerkt worden gesteld op 7½ jaar.

5.8.9.
[B] en [C] hebben verweer gevoerd tegen door [A] gestelde schade voor zover deze verband houdt met het feit dat hij niet langer in staat zou zijn overwerk te verrichten. Dit verweer slaagt. [A] heeft deze schadepost niet voldoende onderbouwd. Zo heeft hij volstaan met de stelling dat hij voor de mishandeling gemiddeld per week op zaterdag drie uur overwerkte, zonder dit - voldoende - concreet te onderbouwen. Daarnaast heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij zonder mishandeling ook in de toekomst overwerk zou hebben verricht terwijl voorts uit niets blijkt dat hij daartoe niet meer in staat zou zijn. In het rapport van [arbeidsdeskundige] is geen beperkingen ten aanzien van het verrichten van overwerk vermeld. Deze schadepost komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

5.8.10.
De NRL-berekening is door [B] en [C] niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken zodat daarvan in beginsel kan worden uitgegaan. De NRL-berekening is kennelijk echter mede gebaseerd op een inkomen zonder mishandeling gerelateerd aan een kans van 10% op een salaris als operator 5 per 1 januari 2013 terwijl die kans zich pas 7½ jaar na de mishandeling zou kunnen voordoen, zoals hiervoor onder 5.8.8 is overwogen. In verband daarmee kan de NRL-berekening niet worden gevolgd.
Bovendien heeft [A] ter comparitie verklaard dat het UWV zijn inkomen heeft aangevuld. Hij heeft zich daarover echter niet verder uitgelaten zodat niet duidelijk is geworden of [A] na 1 januari 2013 een WAO-uitkering heeft ontvangen en tot welke datum hij daarop aanspraak kan maken. Voor zover [A] over de periode vanaf 1 januari 2013 een WAO-uitkering heeft genoten moet daarmee rekening worden gehouden bij de bepaling van de inkomensschade van [A] .
Gelet op het voorgaande zal [A] een nieuwe, aangepaste NRL-berekening moeten laten maken waarbij er in afwijking van de door [A] in het geding gebrachte NRL-berekening van moet worden uitgegaan dat [A] zonder mishandeling gedurende 7½ jaar na 19 februari 2011 een salaris als operator level 4 zou hebben ontvangen en dat er daarna 10% kans zou zijn dat hij een salaris als operator level 5 zou ontvangen. [A] dient voorts aan NRL de gegevens omtrent zijn WAO-uitkering ter beschikking te stellen zodat NRL die voor zover relevant bij de berekening van zijn inkomensschade kan betrekken. [A] zal in de gelegenheid worden gesteld die aangepaste NRL-berekening, onder bijvoeging van de gegevens betreffende zijn WAO-uitkering, bij akte in het geding te brengen.

ECLI:NL:RBOBR:2016:5083