Rb Utrecht 020610 comateuze patient, afwezigheid van bewustzijn staat niet in de weg aan aanspraak op vergoeding materiële schade.
- Meer over dit onderwerp:
 
Rb Utrecht 020610 comateuze patient, afwezigheid van bewustzijn staat niet in de weg aan aanspraak op vergoeding materiële schade.
 
Over deze zaak ook al :Netwerk dd  070709 Daniël  Haroutiounian zit in een auto die met 200 km per uur  tegen een   boom  botst. Hij overleeft de crash, maar raakt in coma. Nu,  bijna zes   jaar  later, is zijn familie wanhopig omdat de aansprakelijke    verzekeraar,  Turien en Co, weigert smartegeld en inkomensschade te    betalen.  Volgens de verzekeraar hebben comapatiënten daar geen recht op,    en  heeft Daniel 'niet of nauwelijks financiële schade'
2.1.  Op 4 oktober 2003 heeft omstreeks 15.37    uur een  eenzijdig auto-ongeval plaatsgevonden op de Amersfoortseweg te    De  Bilt. De politie heeft van het ongeval een proces-verbaal opgemaakt.  
2.2.  De auto werd bestuurd door de heer [A] (hierna: [A]). Rechts     voorin zat de heer [B] (hierna: [B]), rechts achterin zat de heer     [broer] (hierna: [broer]) en links achterin zat de heer [C] (hierna:     [C]). [broer] en [C] hebben beiden na het instappen geen autogordel     omgedaan. 
2.3.  Op de Amersfoortseweg geldt een maximumsnelheid van 80 km/uur.     [A] heeft met de auto met een extreem hoge snelheid over deze weg     gereden. Er was sprake van hevige regenval. [A] heeft licht geremd.     Vervolgens heeft hij de auto onvoldoende onder controle kunnen houden,     waarna deze een drietal bomen in de middenberm heeft geschampt en  tegen    een vierde boom in de middenberm tot stilstand is gekomen. De  auto is    daarbij in tweeën gebroken en heeft vlam gevat. 
2.4.  [A] en [B] zijn ter plaatse overleden. [C] heeft als gevolg    van  het ongeval onder meer rugletsel en een hersenschudding opgelopen.     [broer] heeft ernstig (hersen)letsel opgelopen en verkeert sinds het     ongeval in een comateuze toestand. 
2.5.  Turien & Co heeft namens Zürich     Lebensversicherungs-Gesellschaft, de WAM-verzekeraar, aansprakelijkheid     erkend voor de door [broer] als gevolg van het ongeval geleden schade   en   heeft ter zake een vergoeding van EUR 22.500,00 uitgekeerd. 
3.  Het geschil 
in conventie 
3.1.  Turien & Co vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor    zover  mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 
primair: 
I  voor recht verklaart dat Turien & Co als aansprakelijke    partij  gehouden is 80% van de schade die [broer] heeft geleden en zal     lijden als gevolg van het ongeval waarbij hij op 4 oktober 2003     betrokken is geweest, te vergoeden; 
II  voor recht verklaart dat Turien & Co met de betaling van een     totaalbedrag van EUR 22.500,00 aan al haar uit de aansprakelijkheid     voor het ongeval van 4 oktober 2003 voortvloeiende verplichtingen jegens     [broer] heeft voldaan; 
subsidiair, indien en voor zover de rechtbank van oordeel is dat     medisch onderzoek noodzakelijk is: 
I  voor rekening van Turien & Co een binnenlandse of    buitenlandse  medisch deskundige benoemt, die gespecialiseerd is in het    behandelen  van comapatiënten; 
Primair en subsidiair: 
I  de proceskosten compenseert in die zin dat iedere partij de eigen     kosten draagt. 
3.2.  De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot afwijzing    van  de gevorderde verklaringen van recht. de bewindvoerder vordert, bij     vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Turien & Co in  de    kosten van deze procedure. 
3.3.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van     belang, nader ingegaan. 
in reconventie 
3.4.  De bewindvoerder vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor     zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 
I  voor recht verklaart dat Turien & Co als aansprakelijke    partij  gehouden is 100%, dan wel een door de rechtbank in goede justitie    te  bepalen percentage, te vergoeden van de schade die [broer] heeft     geleden en zal lijden als gevolg van het ongeval van    4 oktober 2003,  een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente    met ingang van     4 oktober 2003, althans met ingang van de dag van dagvaarding,     althans met ingang van de dag waarop de schade van [broer] opeisbaar is     (geworden) tot de dag van volledige voldoening; 
II  voor recht verklaart dat Turien & Co als aansprakelijke     partij gehouden is aan [broer] een vergoeding te betalen ter zake van     nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, een en ander te  vermeerderen    met de wettelijke rente met ingang van 4 oktober 2003,  althans met    ingang van de dag van dagvaarding, althans met ingang van  de dag waarop    de schade van [broer] opeisbaar is (geworden) tot de  dag van volledige    voldoening; 
III  Turien & Co veroordeelt om aan [broer] de door hem als     gevolg van het ongeval van 4 oktober 2003 geleden en nog te lijden     immateriële schade te vergoeden en, vooruitlopend daarop, Turien &     Co veroordeelt om aan [broer] een voorschot te betalen van EUR   10.000,00   ter zake van de immateriële schade die hij heeft geleden en   nog zal   lijden als gevolg van het ongeval van 4 oktober 2003, te   vermeerderen   met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2004; 
IV  Turien & Co veroordeelt om aan [broer] de overige door hem     als gevolg van het ongeval van 4 oktober 2003 geleden en nog te lijden     materiële schade te vergoeden, welke schade nader dient te worden     opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, een en ander te     vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 4 oktober 2003,     althans met ingang van de dag van dagvaarding, althans met ingang van de     dag waarop de schade van [broer] opeisbaar is (geworden) tot de dag   van   volledige voldoening; 
V  Turien & Co veroordeelt in de kosten van deze procedure. 
3.5.  Turien & Co voert verweer en concludeert tot     niet-ontvankelijkheid van de bewindvoerder in haar vorderingen, althans     tot afwijzing daarvan. Turien & Co vordert, bij vonnis  uitvoerbaar    bij voorraad, veroordeling van de bewindvoerder in de  kosten van deze    procedure, waaronder de nakosten. 
3.6.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van     belang, nader ingegaan. 
4.  De beoordeling 
in conventie en in reconventie 
4.1.  De rechtbank stelt vast dat de toedracht van het ongeval, de     aansprakelijkheid van [A] als bestuurder van de auto en de     aansprakelijkheid van Zürich Lebensversicherungs-Gesellschaft, in deze     vertegenwoordigd door Turien & Co, als WAM-verzekeraar van de auto     niet ter discussie staan tussen partijen. 
4.2.  Het geschil van partijen ziet op de omvang van de     schadevergoedingsplicht van Turien & Co. Partijen zijn onder meer     verdeeld over de vraag of er, vanwege het mogelijk niet dragen van de     autogordel door [broer], sprake is van eigen schuld in de zin van     artikel 6:106 BW en over de vraag of er, gelet op de mate van bewustzijn     van [broer], aanspraak gemaakt kan worden op vergoeding van  materiële    en immateriële schade, waaronder verlies aan  arbeidsvermogen. 
4.3.   Zoals in het tussenvonnis van 14 april 2010 reeds is vermeld,     hebben partijen ter gelegenheid van de comparitie naar voren gebracht     dat zij overeenstemming hebben bereikt over een in deze zaak te houden     deskundigenonderzoek alsmede over de te benoemen deskundigen, de     vraagstelling en de opzet van het onderzoek zoals opgenomen in het aan     het proces-verbaal van comparitie gehechte stuk. Partijen hebben de     rechtbank verzocht het door hen beoogde onderzoek te bevelen. De     rechtbank heeft de door partijen voorgedragen deskundigen, prof. dr. S.     Laureys (hierna: Laureys), (zie Wikipedia  EJD) prof.  dr. A. Maas (hierna: Maas) en en       dr. J. Lavrijsen (hierna: Lavrijsen), benaderd. Gezien het feit dat     deze deskundigen zich niet alle drie onverkort bereid hebben verklaard     tot het verrichten van het onderzoek, heeft de rechtbank partijen bij     voornoemd tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich bij akte nader   uit   te laten over de door hen voorgestane opzet van het onderzoek en   het   gewenste aantal en het specialisme van de te benoemen  deskundigen.  
4.4.  Partijen hebben de rechtbank bij aktes met gelijkluidende     inhoud als volgt bericht. Partijen hebben in onderling overleg wederom     overeenstemming bereikt over de te benoemen deskundigen en de door hen     beoogde opzet van het onderzoek. 
Partijen hechten eraan dat twee neurologen - afzonderlijk van elkaar    -  [broer] persoonlijk onderzoeken. Aangezien Laureys zich daartoe     bereid heeft verklaard, maar Maas te kennen heeft gegeven dat dit voor     hem moeilijk wordt, dragen partijen thans    prof. dr. E.F.M. Wijdicks  (hierna: Wijdicks) voor als te benoemen    deskundige naast Laureys.  Wijdicks is als neuroloog verbonden aan de    Mayo Clinic te Rochester  in de Verenigde Staten van Amerika. Wijdicks    heeft zich jegens  partijen bereid verklaard het door hen gewenste    onderzoek uit te  voeren. Nu Lavrijsen heeft bericht niet als deskundige    te kunnen  optreden, zien partijen vooralsnog af van benoeming van een     verpleeghuisarts als derde deskundige. Partijen verwachten dat Laureys     en Wijdicks voldoende expertise hebben om alle door partijen     geformuleerde vragen te kunnen beantwoorden. Indien mocht blijken dat     Laureys en Wijdicks vraag 7 aangaande de behandelmogelijkheden van     [broer] niet dan wel onvoldoende hebben beantwoord en een     verpleeghuisarts in (nadere) beantwoording daarvan zou kunnen voorzien,     dan wensen partijen in de gelegenheid te worden gesteld zich uit te     laten over benoeming van een deskundige met een dergelijk specialisme.     Voor benoeming van een neuropsycholoog, al dan niet in de persoon  van    dr. H. Eilander, zien partijen geen aanleiding. 
4.5.  Partijen achten het wenselijk dat [broer] voor het persoonlijk     onderzoek door Laureys zal worden opgenomen in het Centre Hospitalier     Universitaire de Liège, omdat daar functionele MRI's kunnen worden     gemaakt. Partijen stellen voor dat Wijdicks zijn persoonlijk onderzoek     na dat van Laureys verricht, zodat Wijdicks kennis kan nemen van de     bevindingen van Laureys. Partijen laten het aan Wijdicks over of hij     zijn onderzoek al dan niet in het Centre Hospitalier Universitaire de     Liège verricht. Partijen geven er de voorkeur aan dat Laureys en     Wijdicks ieder voor zich rapporteren en dat zij overleggen om te bezien     of, en zo ja, in hoeverre zij tot gezamenlijke standpunten en/of     conclusies kunnen komen en zij niet gelijkluidende standpunten en/of     conclusies gemotiveerd onderbouwen. Partijen laten de wijze van opname     en onderzoek over aan de deskundigen. 
4.6.  Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat partijen     vooralsnog benoeming van twee deskundigen voorstaan, te weten neuroloog     Laureys en neuroloog Wijdicks. Nu partijen er de voorkeur aan geven   dat   Laureys [broer] eerst persoonlijk onderzoekt en daarover   rapporteert   voordat Wijdicks aanvangt met zijn onderzoek van [broer],   zal de   rechtbank bij dit tussenvonnis een deskundigenonderzoek   gelasten met   benoeming van Laureys tot deskundige en - in afwachting   van de   resultaten van zijn onderzoek - iedere verdere beslissing   aanhouden. Na   ontvangst van het rapport van Laureys zal de rechtbank   partijen in de   gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over het   door hen   gewenste vervolg van het onderzoek. 
4.7.  Laureys is als neuroloog verbonden aan het Centre Hospitalier     Universitaire de Liège te Luik. Nu de rechtbank zal overgaan tot     benoeming van een deskundige in België, zal zij overeenkomstig artikel     17 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei     2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten   op   het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken  (de    Bewijsverordening) formulier I in de bijlage bij de  Bewijsverordening    aan het centraal orgaan in België toezenden. 
4.8.  De rechtbank zal conform het voorstel van partijen de     deskundige de volgende vragen voorleggen: 
1. Heteroanamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR) 
Hoe luidt de heteroanamnese voor wat betreft de aard en de ernst van     het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en     het resultaat van deze behandelingen? 
2. Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR) 
Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een     beschrijving geven van de medische behandeling van het letsel van de     onderzochte en het resultaat daarvan. 
3. Medisch onderzoek (aanbeveling 2.2.5 en aanbeveling 2.2.7 RMSR) 
Wilt u nauwkeurig aangeven waaruit uw onderzoek bestaan heeft en wat     de resultaten daarvan waren en daarbij tevens gebruik maken van de Coma     Recovery Scale Revised. Wilt u tevens aangeven wat de resultaten van     uitgevoerd hulponderzoek en van het eventueel door u gewenste     hulponderzoek waren? 
4. Consistentie (aanbeveling 2.2.8 RMSR) 
Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat     om de informatie die is verkregen uit de heteroanamnese, de feiten zoals     die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij     onderzoek en eventueel hulponderzoek? 
5. Diagnose (aanbeveling 2.2.15 RMSR) 
Kunt u op basis van uw bevindingen, rekening houdende met de     internationaal aanvaarde criteria, aangeven of er sprake is van: 
a. persistent vegetative state? 
b. minimally conscious state? 
c. andere diagnose, zo ja welke? 
Wilt u uw conclusie uitgebreid motiveren en onderbouwen? 
6. Aanvullend onderzoek 
Indien u op basis van uw bevindingen niet tot een zekere diagnose     kunt komen, acht u dan eventueel aanvullend, meer gespecificeerd     onderzoek, bijvoorbeeld (f)MRI, zinvol en wenselijk? 
7. Prognose en behandelmogelijkheden (aanbeveling 2.2.14 RMSR) 
a. Is bij de onderzochte sprake van een stationaire toestand? 
b. Kunt u, uitgaande van de huidige toestand van de onderzochte, een     prognose geven van het ziektebeloop van de onderzochte en een schatting     geven van zijn levensverwachting? 
c. Bestaan er (medische of medicamenteuze) behandelingen,     therapievormen, hulpmiddelen, voorzieningen of aanpassingen die de     kwaliteit van leven, de prognose en de levensverwachting van de     onderzochte kunnen verbeteren, dan wel achteruitgang daarvan kunnen     tegengaan? 
d. Als u de vorige vraag bevestigend beantwoordt, kunt u dan    aangeven  of (en zo ja, in welke mate) deze behandelingen,    therapievormen,  etc. gevolgen kunnen hebben voor: 
- de mate van bewustzijn, het welbevinden en het besef van de     toestand waarin de onderzochte zich bevindt en 
- de prognose en levensverwachting? 
8. Overig 
Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die     relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak? 
4.9.  De deskundige zal gevraagd worden deze vragen mede te     beantwoorden aan de hand van de door Turien & Co aan hem ter     beschikking te stellen processtukken en daarbij behorende producties. De     deskundige zal desgevraagd door partijen dienen te worden voorzien   van   andere relevante in hun bezit zijnde gegevens. 
4.10.  De rechtbank verzoekt de deskundige de door partijen     overeengekomen voorwaarden bij de uitvoering van het onderzoek, zoals     opgenomen in het aan het proces-verbaal van comparitie gehechte stuk,  in    acht te nemen. 
4.11.  Ter gelegenheid van de comparitie heeft de bewindvoerder de     rechtbank verzocht bij tussenvonnis reeds te beslissen over de vordering     tot vergoeding van de overige materiële schade van [broer], in die   zin   dat wordt geoordeeld over de vraag of het ontbreken van enig besef   aan   een verplichting om materiële schade te vergoeden in de weg  staat  en,   indien de rechtbank van oordeel is dat dat niet het geval  is, de  zaak   voor wat betreft de materiële schadeposten te verwijzen  naar een    schadestaatprocedure. Door Turien & Co is niet afwijzend   gereageerd   op dit verzoek van de bewindvoerder. Beide partijen  hebben  de rechtbank   voorts verzocht tussentijds hoger beroep open te  stellen  tegen een   beslissing bij tussenvonnis op dit punt. 
4.12.  Turien & Co heeft zich primair op het standpunt gesteld     dat er geen recht op vergoeding van schade wegens verlies van     arbeidsvermogen bestaat, indien er geen sprake is van enig bewustzijn     bij het slachtoffer. Turien & Co is dan ook van mening dat zij door     betaling van in totaal EUR 22.500,00 aan vergoeding van materiële   schade   waaronder reiskosten, verhuiskosten en eigen bijdrage, heeft   voldaan   aan haar verplichtingen jegens [broer] op dit punt. 
4.13.  De bewindvoerder heeft hier tegenin gebracht dat het in    strijd  is met het aan het schadevergoedingsrecht ten grondslag liggende     beginsel van volledige schadevergoeding om een slachtoffer in geval  van    het ontbreken van bewustzijn aanspraak op vergoeding van materiële     schade, waaronder schade wegens verlies aan verdienvermogen te     onthouden. Volgens de bewindvoerder dient deze schade te worden     vastgesteld op basis van vergelijking van de situaties met en zonder de     schadeveroorzakende gebeurtenis. Aangezien er op dit moment   onvoldoende   inzicht bestaat in de huidige en de toekomstige   gezondheidstoestand van   [broer], kan de omvang van de door hem geleden   en nog te lijden   materiële schade niet exact worden vastgesteld. De   bewindvoerder   verzoekt derhalve om verwijzing naar een   schadestaatprocedure ter   vaststelling van deze schade. 
4.14.  De rechtbank is met de bewindvoerder van oordeel dat het     ontbreken van enig bewustzijn bij een slachtoffer niet in de weg staat     aan zijn aanspraak op vergoeding van zijn materiële schade, waaronder     schade wegens verlies aan arbeidsvermogen. Het recht op vergoeding  van    materiële schade is geen hoogstpersoonlijk recht en er geldt geen     bewustheidseis voor het ontstaan van een aanspraak op vergoeding van     materiële schade. Dat betekent dat als het deskundigenonderzoek naar  de    mate van bewustzijn van [broer] uitwijst dat elk bewustzijn  ontbreekt,    dat op zich niet reeds leidt tot de conclusie dat er geen  sprake is  van   een verplichting tot vergoeding van verlies aan  arbeidsvermogen.  Ook in   dat geval zal nader beoordeeld en begroot  moeten worden wat de  omvang is   van de door [broer] geleden en nog te  lijden materiële  schade, omdat   niet zonder nadere beoordeling  aangenomen kan worden dat  die schade niet   meer kan zijn dan het  bedrag dat reeds is vergoed.  Bij die vaststelling   en/of begroting van  de omvang van de schade kan  de mate van bewustzijn   van [broer] een  rol spelen. Over de omvang van  de materiële schade   hebben partijen  overigens nog geen standpunten  uitgewisseld. Pas nadat   het  deskundigenonderzoek is afgerond en  partijen zich hebben uitgelaten    over de gevolgen van de uitkomsten van  dat onderzoek voor hun    vorderingen, kan beoordeeld worden of voor de  begroting van de omvang    van de materiële schade verwijzing naar een  schadestaatprocedure    aangewezen is, zoals door de bewindvoerder is  gevorderd. De rechtbank    zal de beslissing op dat punt dan ook  aanhouden. De rechtbank stelt  vast   dat tussen partijen nog in geschil  is of Turien & Co  gehouden is om   meer dan 80% van de door [broer]  geleden en nog te  lijden schade te   vergoeden. De rechtbank zal de  beslissing op dat  punt eveneens   aanhouden. Gelet hierop en gelet op  het verzoek van  partijen om hierover   te beslissen op een wijze dat  daarover hoger  beroep kan worden   ingesteld, zal het in reconventie  onder IV  gevorderde worden toegewezen   op de wijze als hierna in het  dictum is  vermeld. 
4.15.  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 
5.  De beslissing 
De rechtbank 
(...)
de kosten 
5.4.  bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot ter     zake van de kosten van de deskundige het volgende: 
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van dit vonnis     een begroting van zijn kosten op te geven aan mr. P. Dondorp,     gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;   
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen; 
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. P. Dondorp     schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting; 
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot ter     zake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op     het door de deskundige te begroten bedrag; 
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden     vastgesteld bij afzonderlijke beslissing; 
5.5.  bepaalt dat Turien & Co het bedrag van het voorschot ter     griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend     betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen, 
(...)
in reconventie 
5.16.  veroordeelt Turien & Co tot vergoeding van (een nog nader     te bepalen deel van tenminste 80% van) de door [broer] als gevolg van     het ongeval van 4 oktober 2003 geleden en nog te lijden materiële     schade, 
5.17.  verstaat dat van dit vonnis tussentijds hoger beroep kan     worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen voor zover het     betreft de beslissing onder nummer 5.16., 
5.18.  houdt iedere verdere beslissing aan.  LJN  BM9253