Rb Limburg 080217 verlies arbeidsvermogen € 48.599,90; deels afgewezen, betrokkene had een “statutory sick pay" moeten aanvragen (£ 30 per week)
- Meer over dit onderwerp:
Rb Limburg 080217 ZZPer valt van verrijdbare vliegtuigtrap en verbrijzelt hielbot.
oordeel over (o.m.)
- kosten verzorging en verpleging, kosten huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid £ 70,00 per week
- medische kosten € 1.824,00 + PM
- verlies arbeidsvermogen € 48.599,90; deels afgewezen, betrokkene had een “statutory sick pay" moeten aanvragen (£ 30 per week)
- reiskosten enkel toewijsbaar voorzover eigen reiskosten van so; afwijzing reiskosten tzv ziekenhuisbezoek moeder en zus.
- smartengeld vanwege verbrijzeld hielbot na val van vliegtuigtrap € 11.000,00
- buitengerechtelijke kosten € 35.365,28; afgewezen; betreft kosten ter voorbereiding en instructie
- wettelijke rente; verweer dat so te lang stilgezeten heeft afgewezen
4 De beoordeling
4.1.
[eiser] vordert in deze procedure vergoeding van de schade die hij heeft geleden ten gevolge van het ongeval van 18 december 2011. Het gaat daarbij om verlies van arbeidsvermogen gedurende de periode dat [eiser] niet in staat was om te werken, reiskosten, kosten van huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid, overige materiële schade en smartengeld. [eiser] stelt zich daarbij op het standpunt dat het causaal verband tussen het ongeval, het letsel en de gevorderde schade voldoende is aangetoond.
4.2.
Samco stelt primair dat [eiser] in strijd met artikel 21 Rv de kantonrechter niet volledig en naar waarheid heeft voorgelicht, door niet te vermelden dat hij heeft deelgenomen aan een triatlon en dat hij op wintersport is geweest.
Subsidiair betwist Samco het door [eiser] gestelde causale verband en zij weigert dan ook de door [eiser] gevorderde schade te vergoeden. Samco heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat [eiser] vrij kort na het ongeval, althans vrij snel aansluitend op de revalidatie, heeft deelgenomen aan een triatlonwedstrijd, terwijl hij ook actief is geweest tijdens een wintersportvakantie.
4.3.
De kantonrechter overweegt – gezien de processtukken en gehoord partijen ter zitting van 12 oktober 2016 – het navolgende.
4.4.
Het primaire verweer dat [eiser] de kantonrechter in strijd met artikel 21 Rv niet volledig en naar waarheid heeft voorgelicht, zal worden gepasseerd. Ter zitting is duidelijk geworden dat de (sport)activiteiten waarop Samco doelt hebben plaatsgevonden in augustus 2013 en de winter van 2014. Dit is geruime tijd na de periode waarover [eiser] schadevergoeding vordert. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een schending van artikel 21 Rv.
Causaliteit
4.5.
Vervolgens ligt ter beoordeling voor de vraag of er causaal verband is tussen het ongeval, het letsel van [eiser] en de gevorderde schade. Op dit punt wordt het navolgende overwogen.
4.6.
Als niet weersproken staat vast dat [eiser] als gevolg van het ongeval schade heeft geleden: hij heeft 51 dagen in het ziekenhuis gelegen en kosten gemaakt voor verzorging en verpleging. Ook heeft hij medische kosten en reiskosten ten behoeve van behandelingen moeten maken. Verder heeft hij geruime tijd niet kunnen werken. Gelet daarop staat het causaal verband tussen het ongeval en de door [eiser] gestelde schadeposten vast.
Samco heeft nog betoogd dat [eiser] zijn herstel heeft belemmerd of vertraagd door deelname aan een triatlon in augustus 2013 en een wintersportvakantie in 2014. Dit betoog wordt echter gepasseerd, nu ter zitting onweersproken door [eiser] is gesteld dat hij pas zes weken voor de triatlon is begonnen met trainen en dit dus (ver) na de periode waarover schade wordt gevorderd, ligt. Nu verder onvoldoende is gesteld of gebleken dat er sprake zou zijn van andere feiten en omstandigheden die de causale keten zouden kunnen doorbreken, staat de causaliteit vast.
4.7.
[eiser] voert bij dagvaarding de navolgende schadeposten op:
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 1.326,00
- kosten verzorging en verpleging € 1.397,47
- kosten huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid PM
- medische kosten € 1.824,00 + PM
- verlies arbeidsvermogen € 48.599,90
- reiskosten € 2.135,14 + PM
- smartengeld € 20.000,00
- buitengerechtelijke kosten € 35.365,28
- wettelijke rente € 7.737,00
4.8.
De kantonrechter zal deze schadeposten hierna puntsgewijs bespreken.
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
4.9.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.326,00 in verband met een verblijf in het ziekenhuis van 51 dagen. Conform de richtlijn ziekenhuisdaggeldvergoeding van de Letselschade Raad komt [eiser] een daggeldvergoeding toe van € 26,00 (normbedrag 2011). Samco heeft het aantal dagen dat [eiser] in het ziekenhuis heeft verbleven niet betwist. Evenmin heeft zij betwist dat van de voormelde richtlijn kan worden uitgegaan. Dat betekent dat de kantonrechter voor de beoordeling van de hoogte van het toe te wijzen bedrag zal uitgaan van de voormelde richtlijn zodat het gevorderde bedrag van € 1.326,00 zal worden toegewezen.
Kosten van verzorging en verpleging
4.10.
[eiser] heeft ter onderbouwing van deze schadepost aangevoerd dat hij na terugkeer uit het ziekenhuis niet in staat was om voor zichzelf te zorgen. Hij heeft daarom gedurende een periode van in totaal 14 weken de hulp ingeroepen van zijn moeder, die daarvoor haar eigen baan heeft opgezegd. [eiser] heeft hiervoor aan zijn moeder een vergoeding betaald van £ 70,00 per week. In totaal heeft [eiser] (omgerekend naar euro’s) aan zijn moeder een bedrag van € 1.397,47 betaald.
4.11.
Samco heeft het standpunt van [eiser] , dat hij gedurende een periode van 14 weken hulpbehoevend was en niet in staat was voor zichzelf te zorgen, niet althans onvoldoende betwist. Subsidiair stelt Samco dat op grond van de Letselschade richtlijn Huishoudelijke Hulp moet worden uitgegaan van een normbedrag van € 65,00 per week.
4.12.
De kantonrechter volgt Samco niet in haar standpunten.
Zij stelt daartoe allereerst vast dat uit de, onweersproken, verklaring van mevrouw [moeder] , zoals opgenomen onder punt 25 van de dagvaarding, blijkt dat zij naast de (persoonlijke) verzorging van [eiser] , zoals hulp bij het baden en bij het aankleden, ook huishoudelijke diensten verrichtte, zoals bijvoorbeeld koken.
Daarbij is van belang dat uit het arrest Rijnstate/Reuvers (ECLI:NL:PHR:2008:BE9998) volgt dat in geval van letselschade de kosten van huishoudelijke hulp door de aansprakelijke persoon aan de benadeelde moeten worden vergoed indien deze ten gevolge van het letsel niet langer in staat is de desbetreffende werkzaamheden zelf te verrichten, voor zover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin het slachtoffer verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dit is niet anders indien die werkzaamheden in feite worden verricht door personen die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen, zoals in dit geval de moeder van [eiser] .
De kantonrechter acht in de kosten voor huishoudelijke hulp – door [eiser] opgevoerd als een nog te begroten PM-post – eveneens begrepen de kosten van verzorging en zelfredzaamheid, die op grond van dezelfde redenering als vermeld in het arrest Rijnstate/Reuvers in aanmerking komen voor vergoeding. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om de kosten voor huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en zelfredzaamheid afzonderlijk te beoordelen.
Nu de kantonrechter het voorts alleszins aannemelijk acht dat [eiser] , in het geval dat zijn moeder hem niet terzijde had kunnen staan, een beroep had gedaan op professionele hulp, kan [eiser] aldus aanspraak maken op een vergoeding van zowel de kosten voor huishoudelijke hulp als de kosten voor verzorging en zelfredzaamheid. Nu de voornoemde richtlijn van de Letselschade Raad enkel ter zake van huishoudelijke hulp een norm (van
€ 65,00 per week) heeft geformuleerd, maar de kosten voor verzorging en zelfredzaamheid ook dienen te worden vergoed, is de kantonrechter van oordeel dat het door [eiser] gevorderde bedrag van £ 70,00 per week alleszins redelijk en daarmee toewijsbaar is. De omstandigheid dat [eiser] zijn vordering heeft gebaseerd op de waarde van de Engelse pond in mei 2016 en dat sindsdien de waarde van de Engelse pond is gedaald, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu de schade dient te worden berekend op het moment dat die daadwerkelijk geleden is. Dat is in dit geval het jaar 2012 geweest en in die periode was de koers hoger dan in mei 2016, zodat dit ten voordele van Samco is.
Medische kosten
4.13.
[eiser] vordert in dit verband een bedrag van € 1.824,00, welk bedrag ziet op de kosten die [eiser] heeft gemaakt vanwege behandelingen door een fysiotherapeut in Duitsland. [eiser] is enkel verzekerd voor medische kosten die in Engeland worden gemaakt en in die verzekering is geen buitenlanddekking opgenomen.
4.14.
Samco werpt aan dit deel van de vordering tegen dat [eiser] de mogelijkheid heeft gehad zich aanvullend te verzekeren voor medische kosten in het buitenland.
4.15.
De kantonrechter zal Samco in dit verweer niet volgen. Het is juist dat de mogelijkheid voor een aanvullende verzekering voor [eiser] open stond, maar daartoe bestaat geen verplichting. Nu als uitgangspunt dient te gelden dat de schadeveroorzaker de kosten draagt voor degene die de schade heeft geleden, dient de vordering voor medische kosten dan ook aan [eiser] te worden toegewezen. Overigens heeft Samco de hoogte van de door [eiser] opgevoerde medische kosten niet betwist, zodat de kantonrechter het door [eiser] gevorderde schadebedrag zal toewijzen.
Verlies arbeidsvermogen
4.16.
[eiser] vordert verder een schadevergoeding voor het tijdelijk verlies aan arbeidsvermogen en wel over de periode van januari 2012 tot en met augustus 2012. [eiser] heeft becijferd dat hij – gedurende acht maanden - 259 dagen niet heeft kunnen werken en dat zijn inkomensverlies £ 147,88 per dag bedraagt. Omgerekend in euro’s stelt [eiser] dat de totale schade door verlies aan arbeidsvermogen € 48.599,90 bedraagt.
4.17.
Samco heeft de stellingen van [eiser] gemotiveerd betwist en voert primair aan dat [eiser] schadebeperkend had kunnen optreden door een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan te vragen. Niet gebleken is dat [eiser] pogingen daartoe heeft ondernomen. Subsidiair stelt Samco dat het onzeker is of [eiser] in 2012 zijn werkzaamheden bij CBS Butler had kunnen voortzetten. Meer subsidiair stelt Samco dat [eiser] blijkens zijn eigen stellingen op 26 juni 2012 bij professor [X] heeft aangegeven weer “fully mobile” te zijn. De periode van niet kunnen werken is aldus aanzienlijk korter volgens Samco.
4.18.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] ter zitting heeft gesteld dat hij om hem moverende redenen heeft afgezien van een zogeheten “statutory sick pay”. Deze arbeidsongeschiktheidsuitkering bedraagt slechts £ 30,00 per week terwijl [eiser] in staat was om met eigen middelen in zijn levensonderhoud te voorzien. Bovendien was [eiser] fysiek niet in staat een dergelijke uitkering aan te vragen. Samco heeft dit niet weersproken en heeft enkel - bij gebrek aan wetenschap - de hoogte van de arbeidsongeschiktheids-uitkering betwist. De kantonrechter is van oordeel dat het tot de vrije keuze van [eiser] behoort om al dan niet een uitkering aan te vragen. [eiser] kan daartoe immers op geen enkele wijze worden verplicht. Dit laat echter onverlet dat [eiser] de arbeidsongeschiktheids-uitkering wél had kunnen aan vragen en aldus de schade deels had kunnen beperken. Dit gaat echter niet zover dat, zoals Samco betoogt, de gehele vordering ten aanzien van het arbeidsvermogen dient te worden afgewezen, zodat het verweer in zoverre zal worden gepasseerd.
4.19.
Ook het subsidiaire verweer zal worden gepasseerd. De vraag of [eiser] zijn werkzaamheden in 2012 bij CBS Butler had kunnen continueren acht de kantonrechter minder relevant, nu immers niet in geschil is dat [eiser] in een gezonde toestand hoe dan ook elders inkomen had kunnen genereren, waartoe hij ten gevolge van het ongeval niet in staat is geweest.
4.20.
Verder zal ook het meer subsidiair gevoerde verweer worden gepasseerd. Samco trekt uit de uitspraak van [eiser] dat hij eind juni 2012 weer “fully mobile” was de gevolgtrekking dat [eiser] op dat moment ook weer in staat was te werken. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij met de term “fully mobile” heeft willen aangeven dat hij op dat punt weer voldoende bewegingsvrijheid had en geen grote beperkingen meer kende. Het voert naar het oordeel van de kantonrechter te ver om uit [eiser] eigen woorden, zonder dat dit verder door zijn arts wordt onderschreven of onderbouwd, volledige belastbaarheid en volledige arbeidsgeschiktheid af te leiden. Daartoe heeft Samco haar verweer onvoldoende onderbouwd. Bovendien staat als onweersproken vast dat [eiser] pas in augustus 2012 weer in staat was auto te rijden. Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat [eiser] pas vanaf dat moment in staat kan worden geacht zijn werkzaamheden weer te hervatten.
4.21.
Samco heeft voorts als verweer aangevoerd dat [eiser] onnodig risico’s heeft genomen door deel te nemen aan een triatlonwedstrijd en op wintersportvakantie te gaan. [eiser] heeft daarmee niet bijgedragen aan zijn herstel en mogelijk dit herstel vertraagd.
4.22.
[eiser] heeft ter zitting zijn deelname aan de sportwedstrijd niet betwist, maar heeft daarbij wel de nodige nuances aangebracht. Zo heeft [eiser] aangevoerd dat zijn artsen hebben aangegeven dat hij proefondervindelijk zou moeten gaan ervaren wat hij nog wel en niet kan met zijn voet. Verder heeft [eiser] toegelicht dat de betreffende triatlonwedstrijd in augustus 2013 door hem zelf is georganiseerd ter nagedachtenis aan zijn overleden vader. [eiser] heeft er een liefdadigheidsevenement van gemaakt en gelden gedoneerd aan het ziekenhuis waar zijn vader is verpleegd. [eiser] heeft aangegeven dat hij in het kader van zijn revalidatie veel heeft gezwommen en gefietst waardoor hij slechts zes weken van te voren is gaan trainen voor de wedstrijd. Bovendien heeft hij de wedstrijd met veel pijn en moeite volbracht en is het bij die ene keer gebleven. Ten aanzien van de wintersport in 2014 heeft [eiser] verklaard dat hij aldaar na een enkele afdaling heeft moeten constateren dat snowboarden onmogelijk voor hem was geworden, zodat het bij die ene afdaling is gebleven. Samco heeft een en ander niet weersproken.
4.23.
De kantonrechter is van oordeel dat in onvoldoende mate is gebleken dat [eiser] moedwillig zijn eigen herstel heeft gefrustreerd. [eiser] heeft met de deelname aan de sportwedstrijd zijn eigen grenzen opgezocht en afgetast en heeft moeten constateren dat het actief deelnemen aan dergelijke evenementen voor hem niet meer is weggelegd. Echter, niet is komen vast te staan dat [eiser] met de deelname aan de triatlon en aan de wintersport zijn herstel heeft vertraagd dan wel het letsel heeft verergerd, nu er immers op dat moment min of meer sprake was van een medische eindtoestand. Evenmin ligt er een medisch advies waaruit blijkt dat het [eiser] nadrukkelijk wordt verboden inspanningen als hier bedoeld te verrichten. De kantonrechter zal dan ook aan het door Samco op dit punt gevoerde verweer voorbij gaan, te meer nu de risicodragende evenementen die Samco aan [eiser] tegenwerpt, hebben plaatsgehad op een tijdstip gelegen ver buiten de schadeperiode.
4.24.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat aan [eiser] enig bedrag aan verlies arbeidsvermogen dient te worden toegekend. Zoals hiervoor reeds onder punt 4.18 is overwogen, had [eiser] een arbeidsongeschiktheidsuitkering kunnen aanvragen en aldus schade beperkend kunnen handelen. Gelet daarop acht de kantonrechter het dan ook redelijk dat het bedrag dat [eiser] bewust heeft laten lopen in mindering moet worden gebracht op het thans gevorderde bedrag.
Hoewel Samco de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering bij gebrek aan wetenschap heeft betwist, bestaat er geen aanleiding om niet van het door [eiser] gestelde bedrag van € 30,00 uit te gaan nu er geen aanknopingspunten zijn waaruit blijkt dat dit niet juist is, terwijl de kantonrechter het gestelde bedrag voorts reëel acht. Dat betekent dat de kantonrechter een bedrag van € 1.332,00 op het door [eiser] gevorderde schadebedrag van € 48.599,90 in mindering zal brengen. De kantonrechter is daarbij, in tegenstelling tot Samco’s betoog dat met de lagere wisselkoers van mei 2016 moet worden gerekend omdat [eiser] toen zijn dagvaarding heeft uitgebracht, uitgegaan van de door [eiser] genoemde wisselkoers in februari 2012 nu op dat moment de schade ook is geleden. Dat betekent dat voor de berekening van de vermindering moet worden uitgegaan van de waarde van 1 Britse Pond van € 1,20 over een periode van 37 weken (259 dagen:7 = 37 weken) x € 36,00 (£ 30 x € 1,20 = € 36,00) = € 1.332,00. Aan [eiser] zal aan verlies arbeidsvermogen worden toegekend een bedrag van € 47.267,90.
4.25.
Dat Samco [eiser] op 8 januari 2014 per e-mail heeft aangeboden om in een administratieve functie bij Samco te werken, kan niet tot een ander oordeel leiden nu [eiser] zijn verlies aan arbeidsvermogen heeft beperkt tot de periode januari 2012 tot en met augustus 2012 en dit aanbod ver buiten die periode is gedaan. Ook de enkele stelling van Samco dat bij de berekening van de hoogte van het verlies aan arbeidsvermogen géén rekening dient te worden gehouden met het Engelse belastingstelsel kan, bij gebreke aan een conclusie wat dit concreet voor de berekening betekent, niet tot een ander oordeel leiden.
Reiskosten
4.26.
[eiser] vordert verder een bedrag aan reiskosten ter hoogte van € 2.135,14. Het betreft hier niet alleen zijn eigen reiskosten, gemaakt voor bezoeken aan de medisch specialist en fysiotherapie, maar ook de reiskosten die zijn moeder en zus hebben gemaakt om hem te komen bezoeken in het ziekenhuis.
4.27.
De kantonrechter is van oordeel dat enkel de reiskosten die [eiser] zèlf heeft gemaakt voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten die moeder en zus hebben gemaakt vallen te kwalificeren als hun eigen schade, welke niet wordt vergoed. Het in dat verband gevorderde bedrag van € 1.062,40 is dan ook niet toewijsbaar.
4.28.
[eiser] stelt daarnaast dat hij zeventien maal voor consulten in het ziekenhuis is geweest. De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de betwisting door Samco, van [eiser] had mogen worden verwacht dat hij zijn vordering op dit punt van een nadere onderbouwing had voorzien. Zo had het op de weg van [eiser] gelegen om door middel van het overleggen van bijvoorbeeld afsprakenkaartjes dan wel delen uit zijn agenda zijn stelling op dit punt van een deugdelijke feitelijke onderbouwing te voorzien. Nu dat niet is gebeurd, ligt zijn vordering op dit punt voor afwijzing gereed. Echter, Samco heeft de vordering van [eiser] erkend voor zover het 5 consulten betreft en de kantonrechter zal het erkende deel van deze schadepost dan ook toewijzen en wel tot een bedrag van € 96,00 (5 x 80 km= 400 km à € 0,24 = € 96,00).
4.29.
Samco heeft de door [eiser] opgevoerde reiskosten met betrekking tot zijn jaarlijkse bezoeken aan de medisch specialist als ook die aan een fysiotherapeut in Duitsland niet betwist. Deze liggen dan ook voor toewijzing gereed. Dat betekent dat aan [eiser] zal in totaal worden toegewezen een bedrag aan reiskosten ter hoogte van € 842,30.
Smartengeld
4.30.
[eiser] vordert voorts een bedrag van € 20.000,00 aan smartengeld. [eiser] voert daartoe aan dat hij nog dagelijks hinder ondervindt van de beperkingen die hij aan het ongeval heeft overgehouden.
4.31.
De kantonrechter stelt voorop dat smartengeld een naar billijkheid vast te stellen vergoeding vormt voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is gelden door de persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, letsel heeft opgelopen. Bij de begroting dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene, in dit geval [eiser] . Tevens dient bij de begroting te worden gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Daarbij dient de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding in aanmerking te worden genomen.
4.32.
Voor de aard van het letsel van [eiser] dient als uitgangspunt te worden genomen dat [eiser] ten tijde van het ongeval 31 jaar oud was. Vast staat verder dat hij na het ongeval ongeveer 20 dagen en kort daarna door infectiecomplicaties aan zijn wond nogmaals voor een periode van ongeveer 31 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen. Niet in geschil is dat bij [eiser] een uitgebreide communitieve fractuur van de calcaneus rechts (een verbrijzeld hielbot) is gediagnosticeerd, dat na het ongeval een koelschoen werd aangebracht en dat [eiser] pijnstillers en tromboseprofylaxe voorgeschreven heeft gekregen. Vast staat verder dat de operatie pas kon plaatsvinden nadar de zwelling verminderd was en dat de wond aan de buitenzijde van de hiel is gesloten met een zogenaamde “gracilisflap”, een spier uit het bovenbeen en dat vervolgens een huistransplantatie heeft plaatsgevonden. Als niet weersproken is verder tussen partijen komen vast te staan dat [eiser] als gevolg van het ongeval blijvende beperkingen in beweeglijkheid en belastbaarheid van zijn voet heeft. Zo is sprake van een rotatiebeperking van het enkelgewricht, kan [eiser] niet lang lopen en staan en kan hij niet lopen op een onregelmatige ondergrond. [eiser] heeft vaak pijn aan zijn voet. Ook is zijn voet vaak stijf waardoor [eiser] mank loopt en zwelt de voet op als [eiser] lang loopt. Verder heeft [eiser] een paar ontsierende littekens op zijn voet. Bovendien bestaat de kans op verslechtering van het letsel in de toekomst, waaronder mogelijk artritis in het gewricht. Ter zitting heeft [eiser] voorts, onweersproken, gesteld dat hij niet meer actief kan deelnemen aan sportwedstrijden waaronder het amateurvoetbal dat hij als hobby bedreef. Tot slot staat vast dat [eiser] als gevolg van het ongeval gedurende acht maanden geheel arbeidsongeschikt is geweest en regelmatig fysiotherapie volgt.
4.33.
Uit uitspraken in vergelijkbare gevallen (Rechtbank Almelo 10-09-1997, nr. 66; Amsterdam 15-12-1999, nr. 73, VR 2000/96, Rechtbank Dordrecht 19-01-2011, nr. 79, ECLI:NL:RBDOR:2011:BP0738; bron: ANWB Smartengeldgids 21e druk 2016) volgt dat een schadevergoeding tussen de € 9.746,00 en € 12.067,00 geïndiceerd is. Gelet op de voornoemde omstandigheden en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters zijn toegekend, komt de kantonrechter tot toewijzing van een bedrag aan smartengeld van € 11.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.34.
[eiser] vordert een bedrag van € 23.292,46, welk bedrag onder meer ziet op de kosten die de Engelse advocaat van [eiser] heeft gemaakt. De totale kosten bedragen € 35.365,28.
4.35.
De door [eiser] opgevoerde buitengerechtelijke kosten zien enerzijds op de kosten die [eiser] aan zijn Engelse advocaat heeft betaald en anderzijds het honorarium van zijn huidige advocaat. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze kosten niet anders te duiden dan kosten die gemaakt zijn ter voorbereiding en instructie van de zaak. Daarnaast passen de door [eiser] gevorderde kosten – integrale voldoening van de facturen van de advocaten – niet binnen het kader van artikel 6:96 BW. Voldoening van kosten van rechtsbijstand liggen besloten in een uit te spreken kostenveroordeling ten gunste van [eiser] en met name in het daarin opgenomen salaris van de gemachtigde. De buitengerechtelijke incassokosten zullen op grond van het vorenstaande worden afgewezen.
Wettelijke rente
4.36.
[eiser] heeft de door hem gevorderde wettelijke rente nader onderbouwd met productie 12 bij dagvaarding. Samco heeft deze renteberekening als zodanig niet betwist, maar wel aangevoerd dat de gevorderde rente dient te worden gematigd nu [eiser] lang heeft stil gezeten voordat hij Samco in rechte heeft betrokken.
4.37.
Vast staat dat het in deze procedure bedoelde ongeval heeft plaats gehad op
18 december 2011. De omvang van de diverse schadeposten was op dat moment nog niet direct vast te stellen. Het ligt dan ook voor de hand dat [eiser] pas tot het nemen van rechtsmaatregelen is overgegaan op een moment dat er sprake was van een medische eindtoestand en er geen nieuwe schadeposten meer zouden opkomen. [eiser] is vervolgens in oktober 2013 tot dagvaarding overgegaan teneinde de aansprakelijkheid van Samco vast te laten stellen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] dus niet onnodig lang gewacht met het instellen van een rechtsvordering. Daarbij speelt het feit dat [eiser] niet in Nederland woonachtig was ook een rol. De kantonrechter acht de wettelijke rente dan ook toewijsbaar.
4.38.
De kantonrechter zal voor de hoogte van de wettelijke rente uitgaan van het door [eiser] geproduceerde overzicht en de rente over de toegekende posten toewijzen vanaf de in het overzicht genoemde rentedata. Dat betekent dat de rente wordt toegewezen vanaf de volgende data:
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 1.326,00 vanaf 7 maart 2012
- kosten verpleging/verzorging € 1.397,47 vanaf 4 juni 2012
- medische kosten 2013 € 883,50 vanaf 31 december 2013
- medische kosten 2014 € 598,50 vanaf 31 december 2014
- medische kosten 2015 € 342,00 vanaf 31 december 2015
- verlies arbeidsvermogen € 47.267,90 vanaf 3 september 2012
- reiskosten 2012 € 96,00 vanaf 31 december 2012
- reiskosten 2013 € 316,80 vanaf 31 december 2013
- reiskosten 2014 € 267,10 vanaf 31 december 2014
- reiskosten 2015 € 162,40 vanaf 31 december 2015
- smartengeld € 11.000,00 vanaf 18 december 2011
4.39.
De slotsom van al het voorgaande is dat de vordering van [eiser] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 63.657,67. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.40.
Samco zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de kant van [eiser] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op:
- kosten exploot € 99,87
- griffierecht 471,00
- salaris gemachtigde 1.400,00
totaal € 1.970,87
4.41.
De kantonrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. ECLI:NL:RBLIM:2017:1058