Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 210911 extra reiskosten woon-werkverkeer,kosten sociale km's: voorheen op de fiets nu per auto; reiskosten tzv therapie

Rb Arnhem 210911 extra reiskosten woon-werkverkeer,kosten sociale km's: voorheen op de fiets nu per auto; reiskosten tzv therapie

2.16.  Ter staving van deze schadepost heeft [eiser] het volgende aangevoerd. Hij ontving van zijn werkgever een forfaitaire reiskostenvergoeding van ongeveer fl. 150,-- per maand, ongeacht of hij kosten van vervoer maakte. Voor het ongeval reisde [eiser] met het openbaar vervoer - hetgeen hem ongeveer fl. 35,-- per maand kostte - of reed hij gratis mee met een collega. Als gevolg van het ongeval was hij aangewezen op eigen vervoer, omdat hij vanwege afwijkende werktijden niet meer met collega’s kon meerijden. Dit kostte hem fl. 22,-- per dag (57 kilometer x fl. 0,40) en na zijn verhuizing naar [woonplaats] in 1997 fl. 32,-- per dag (80 kilometer x fl. 0,40). Uitgaande van 46 werkweken per jaar, dus 230 werkbare dagen, is dat fl. 5.060,--/€ 2.296,13 ([plaats]) respectievelijk fl. 7.360,--/ € 3.339,82 ([plaats]) per jaar. Daarop dient de besparing in verband met het openbaar vervoer in mindering te worden gebracht (12 x fl. 35,-- = fl. 420,--), zodat de jaarschades fl. 4.640,--/€ 2.105,54 ([plaats]) en fl. 6.940,--/€ 3.149,23([plaats]) bedragen. Dit resulteert in een schadepost over de Eibergse periode (van 24 augustus 1992 tot 15 december 1997, afgerond 5 jaar en 4 maanden) van fl. 24.744,--/€ 11.228,34 en over de [plaats]se periode (van 15 december 1997 tot de volledige arbeidsongeschiktheid van [eiser] per 28 november 2001, dus afgerond 3 jaar en 11 maanden) van € 12.332,84. In totaal is dat € 23.561,18. Interpolis voert het verweer dat die post ook fiscale consequenties heeft in het kader van salariëring en reiskosten. Volgens haar valt niet in te zien dat het maken van reiskosten hier als schadepost kan worden beschouwd. Niet is gebleken dat [eiser] na het ongeval niet met een collega kon meerijden. 

2.17.  Het verweer van Interpolis gaat niet op. Onbestreden is dat [eiser] voor het ongeval niet met eigen vervoer naar zijn werk reisde. Daardoor maakte hij toen hooguit kosten voor openbaar vervoer. Niet bestreden is dat [eiser] na het ongeval afwijkende werktijden had, zodat de rechtbank er op grond daarvan vanuit gaat dat het niet (goed) mogelijk was om met collega’s mee te rijden. Voldoende aannemelijk is dat [eiser] na het ongeval genoodzaakt was met eigen vervoer naar het werk te gaan, hetgeen hem meer kostte dan voorheen. Geconcludeerd wordt dat [eiser] als gevolg van het ongeval aldus extra kosten moest maken om naar zijn werk te reizen. Die extra kosten vormen schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Hieraan doet niet af dat de forfaitaire reiskostenvergoeding die [eiser] ontving, (mogelijk) fiscale consequenties kon hebben gehad. Van die fiscale consequenties is uit het dossier niet gebleken. De juistheid van de door [eiser] bij de berekening van deze schadepost gehanteerde variabelen heeft Interpolis niet bestreden, evenmin als de berekening zelf. Het gevorderde bedrag van € 23.561,18 behoort tot de door Interpolis te vergoeden schade. 

(...)

F. Sociale kilometers 

2.19.  [eiser] vordert vergoeding van de ‘sociale’ kilometers – in verband met bezoeken in de privé-sfeer – die hij voorheen met de fiets of het openbaar vervoer aflegde, maar sinds het ongeval met de auto moet afleggen. In het bijzonder heeft hij aangevoerd dat hij gewoon was per fiets zijn familie te [plaats] te bezoeken en dat hij aan die bezoeken in de periode na het ongeval meer behoefte had (twee à drie keer per week). Mede op basis van de afstand [plaats]-[plaats] v.v. (ca. 35 kilometer) heeft hij het aantal kilometers op jaarbasis geschat op 5.000. Tot en met het jaar 1994 maakt deze schadepost deel uit van de hiervoor, onder B. beoordeelde vordering. In zijn laatste akte heeft hij de looptijd van deze schadepost teruggebracht tot het moment waarop hij naar [plaats] is verhuisd en vordert hij € 1.000,-- per jaar over de periode 1995-1997, dus in totaal € 7.000,--. Interpolis handhaaft ook na deze eisvermindering haar verweer dat het sociale verkeer van [eiser] regiogebonden is en dat niet zonder meer valt in te zien dat hij in vergelijking met de situatie voor het ongeval meer kilometers zou rijden dan met ongeval. 

2.20.  Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor, onder 2.15. impliciet is overwogen, acht de rechtbank het aannemelijk dat [eiser] door het ongeval, gezien de aard en ernst van het letsel, meer op vervoer per auto is aangewezen. Niet bestreden is dat hij een aantal keren per week zijn familie in Winterwijk bezocht en dat daarvoor sinds het ongeval per keer 35 kilometers met de auto moesten worden gereden zolang hij in [plaats] woonde. Voor de periode waarin hij in [plaats] woonde, komt het door hem genoemde aantal ‘sociale’ kilometers van 5.000 per jaar de rechtbank daarom niet onredelijk voor. Weliswaar is, omgerekend, de vergoeding per kilometer voor de periode 1995-1997 wellicht aan de hoge kant, maar daar staat tegenover dat voldoende aannemelijk is dat [eiser] in de periode na zijn verhuizing eind 1997 tot op zekere hoogte ook nog ‘sociale kilometers’ per auto aflegde en zal afleggen waar hij die zonder ongeval te voet of per fiets zou hebben afgelegd en waarvoor geen vergoeding meer wordt gevorderd. Het gevorderde bedrag van € 3.000,-- behoort tot de door Interpolis te vergoeden schade. 

G. Kosten bezoek artsen en ziekenhuizen 

2.21.  [eiser] vordert de gemaakte en in de toekomst – tot zijn 80e levensjaar – te maken kosten in verband met het bezoek van artsen en ziekenhuizen. Hiertegen heeft Interpolis het verweer gevoerd dat met de verrichte betalingen die schade, die zij overigens onvoldoende onderbouwd acht, zowel voor het verleden als voor de toekomst is vergoed. 

2.22.  Voldoende aannemelijk is dat [eiser] in verband met behandelingen van (onder andere) pijnbestrijding vervoerskosten heeft gemaakt en zal maken. Met de bij dagvaarding overgelegde overzichten is deze schade voldoende onderbouwd. De vordering zal worden toegewezen zoals bij de voorlaatste akte gevorderd, met dien verstande dat inmiddels de kapitalisatiedatum 1 januari 2012 zal worden aangehouden bij een jaarschade van € 228,-- te berekenen tot het 80e levensjaar van [eiser], dus over de periode 2012 tot en met (afgerond) 2044 met een rekenrente van 3%. De voordien verschenen schade kan worden begroot op basis van de door [eiser] gestelde en door Interpolis niet (concreet) betwiste uitgangspunten. De verschenen schade in de periode van 1995 tot en met 2011 komt dan op in totaal € 3.010,50 (€ 1.481,-- + € 199,50 + (2 x € 209,-) + (4 x € 228,--)).  LJN BT7190