Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 220422 asbestverontreiniging; kosten verwijdering en vervanging asbestdak kunnen tot bereddingskosten behoren

HR 220422 asbestverontreiniging; kosten verwijdering en vervanging asbestdak kunnen tot bereddingskosten behoren

zie ook: https://cassatieblog.nl/aansprakelijkheid-en-schadevergoeding/zijn-de-kosten-van-vervanging-van-asbesthoudende-daken-bereddingskosten/

En voor het vervolg:
GHAMS 171023  kosten verwijdering (100%) en vervanging (70%) asbestdak behoren tot bereddingskosten


2.3
[de V.O.F.] vordert in deze procedure – kort gezegd – nakoming van de verzekeringsovereenkomst door Interpolis, in het bijzonder door vergoeding van de kosten van asbestsanering van de grond en van de vervanging van de aangetaste dakplaten op de stallen.

2.4
De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen.1 Het hof heeft het vonnis gedeeltelijk vernietigd en – kort gezegd – Interpolis veroordeeld tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst door onder de milieuschadeverzekering de kosten van asbestsanering van de bodem te vergoeden en onder de bedrijfsschadeverzekering de schade te vergoeden die derden lijden als gevolg van de asbestverontreiniging van de bodem, en waarvoor [de V.O.F.] jegens die derden aansprakelijk is.2

2.5
Volgens het hof is de verontreiniging van de bodem het rechtstreeks en uitsluitend gevolg van de emissie van asbestdeeltjes als gevolg van een van buiten komend onheil, te weten de weersomstandigheden waardoor de dakplaten verweren en de asbestdeeltjes loslaten. (rov. 5.23)

2.6
De vordering tot vergoeding van de kosten van de vervanging van de dakplaten heeft het hof afgewezen. In cassatie is alleen de afwijzing van deze vordering aan de orde. Aan deze vordering heeft [de V.O.F.] ten grondslag gelegd dat de kosten van het vervangen van de dakplaten bereddingskosten zijn in de zin van de polisvoorwaarden en art. 7:957 lid 1 BW. Het hof heeft daarover het volgende overwogen.

Bij bereddingskosten moet het gaan om kosten voor maatregelen die in zoverre bijzonder zijn dat deze noodzakelijk zijn om onmiddellijk dreigende schade af te wenden. Deze bijzondere maatregelen moeten worden onderscheiden van normale voorzorgsmaatregelen om het intreden van schade te voorkomen. De normale in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid brengt mee dat de verzekerde dergelijke maatregelen op eigen kosten neemt, zodra hij ontdekt dat een gevaarsituatie ontstaat. Slechts indien en voor zover de bijzondere maatregel samenvalt met de normale voorzorgsmaatregelen, kan plaats zijn voor het vergoeden van de kosten daarvan als bereddingskosten. (rov. 5.26)

De daken van de stallen dateren van 1929 en 1965. Onder invloed van weersomstandigheden zijn de daken aan slijtage onderhevig, waardoor geleidelijk asbestdeeltjes vrijkomen en vervolgens op en in de bodem terechtkomen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van [de V.O.F.] om de daken te onderhouden en zo nodig tijdig te vervangen, als deze door de slechte staat tot schade of verdere schade dreigen te leiden. Nu [de V.O.F.] weet dat asbestdeeltjes van de daken van de stallen losraken en schade kunnen veroorzaken, is het aan hem om maatregelen te nemen om de schade te voorkomen. Dit vloeit voort uit zijn verantwoordelijkheid en plicht als eigenaar en heeft niet te maken met beredden ten behoeve van Interpolis. Doordat volgens partijen onderhoud door de geldende regels niet meer mogelijk is, is het vervangen van de daken de normale voorzorgsmaatregel die [de V.O.F.] behoort te treffen. Als [de V.O.F.] de kosten daarvan, die hij begroot op € 160.000,-- niet kan dragen, is dat geen grondslag om deze af te wentelen op Interpolis. In die zin zijn de asbesthoudende dakplaten niet anders dan andere onderdelen van een gebouw, zoals dakpannen. Als dakpannen door ouderdom losraken en schade aan voorbijgangers opleveren of dreigen op te leveren, zullen de kosten van het vervangen van de versleten dakpannen geen bereddingskosten zijn. Het hof laat dan nog in het midden dat [de V.O.F.] eraan voorbijziet dat alleen het verwijderen van de dakplaten nodig is om de verzekerde schade te voorkomen. [de V.O.F.] dient niet het belang van Interpolis door zijn stallen weer functioneel te maken met het plaatsen van nieuwe daken. (rov. 5.27)

Het oordeel dat de kosten van het verwijderen en vervangen van de dakplaten geen bereddingskosten zijn, geldt voor zowel de milieuschadeverzekering als de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. Voor zover [de V.O.F.] nog een beroep heeft willen doen op de eventuele verzekering ‘aansprakelijkheid particulier’ geldt hetzelfde. (rov. 5.28)

3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het voorwaardelijk incidentele beroep

3.1
Het middel in het principale beroep klaagt over het oordeel van het hof dat de kosten van het verwijderen en vervangen van de dakplaten op de stallen van [de V.O.F.] geen bereddingskosten zijn in het kader van de verzekeringen van [de V.O.F.] bij Interpolis. Volgens het middel geeft dit oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting of is het onbegrijpelijk gemotiveerd.

3.2.1
Art. 7:957 lid 1 BW bepaalt dat de verzekeringnemer en de verzekerde, zodra zij van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte zijn, of behoren te zijn, verplicht zijn binnen redelijke grenzen alle maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade kunnen leiden. Lid 2 van de bepaling verplicht de verzekeraar tot vergoeding van de kosten die aan het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen zijn verbonden, en van de schade aan zaken die daarbij worden ingezet. Volgens lid 3 kan, als de verzekerde de in lid 1 bedoelde verplichting niet is nagekomen, de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.

3.2.2
Volgens de rechtspraak komen de kosten die een verzekerde of verzekeringnemer heeft gemaakt ter voldoening aan zijn verplichting het intreden van schade te voorkomen of ingetreden schade te beperken, voor vergoeding in aanmerking als hij in redelijkheid heeft mogen aannemen dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar dat slechts door het treffen van bijzondere maatregelen kon worden weggenomen en als deze maatregelen, die, ook als daartoe een andere verplichting bestond, ten bate van de verzekeraar moeten zijn gemaakt, redelijk en doelmatig zijn. Een en ander moet worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de verzekerde of verzekeringnemer tot het nemen van maatregelen heeft besloten. Hij mag daarbij in beginsel afgaan op het advies van ingeschakelde deskundigen, tenzij hij wist of had behoren te weten dat dit advies niet op deugdelijke gronden berustte.3

3.2.3
De definitie van ‘bereddingskosten’ in de polisvoorwaarden (zie hiervoor in 2.2 onder (iii)) sluit bij de in 3.2.2 weergegeven rechtspraak aan.

3.2.4
In de toelichting op het ontwerp van art. 7:957 BW is opgemerkt dat op de verzekerde de algemene verplichting rust tegen het ontstaan van schade te waken. Zo zal hij zijn huis van goed sluitwerk moeten voorzien. De kosten van deze normale voorzorgen worden door de verzekeraar niet vergoed. Het artikel doelt op buitengewone maatregelen die tot afweer van onmiddellijk dreigend gevaar of tot bestrijding van een acute schadeoorzaak moeten worden genomen. In zoverre geeft het voor deze omstandigheden een speciale regeling van de verplichting tot schadebeperking.

3.3.1
Het oordeel van het hof komt erop neer dat het vervangen van de asbestdaken geen bijzondere maatregel is ter voorkoming van schade, maar een algemene voorzorgsmaatregel waarvan de kosten niet voor rekening van de verzekeraar komen.

3.3.2
Het oordeel van het hof berust klaarblijkelijk op de opvatting dat [de V.O.F.] de kosten van normaal onderhoud of van het achterwege laten daarvan niet voor rekening van zijn verzekeraar zou moeten kunnen brengen. Die opvatting lijkt aan te sluiten bij de hiervoor in 3.2.4 aangehaalde opmerking in de parlementaire toelichting op art. 7:957 BW. Het hof heeft met zijn oordeel evenwel miskend dat de toestand van de daken – die volgens de deskundigenrapporten in matige tot slechte staat van onderhoud verkeren – er volgens zijn eigen oordeel niet aan in de weg staat dat de kosten van sanering van de met asbest verontreinigde bodem gedekt zijn onder de verzekering op de in 2015 geldende polisvoorwaarden. Vast staat dat het verwijderen van de daken de enige mogelijkheid is om het ontstaan van verdere asbestverontreiniging te voorkomen. Daarom is niet uitgesloten dat [de V.O.F.] op grond van art. 7:957 lid 1 BW en de polisvoorwaarden gehouden was de asbestdaken te verwijderen om verdere bodemverontreiniging te voorkomen. Voor zover schade die het gevolg is van deze verdere bodemverontreiniging verzekerd was, diende hij daarmee ook het belang van Interpolis als verzekeraar. Tegenover deze verplichting van [de V.O.F.] staat dan de verplichting van Interpolis om de met deze bereddingsmaatregel verbonden kosten en schade aan zaken te vergoeden. Hieraan doet niet af dat de kosten van onderhoud normaal niet voor rekening van een verzekeraar kunnen worden gebracht. Of kosten bereddingskosten zijn, moet in gevallen van onmiddellijk dreigend gevaar of waarin schade beperkt kan worden na verwezenlijking van het risico, immers worden beoordeeld aan de hand van de daarvoor geldende maatstaven (zie hiervoor in 3.2.1 en 3.2.2). Een maatregel die vereist is om onmiddellijk dreigend gevaar af te wenden of om de schade te beperken, moet in dat verband als een ‘bijzondere’ maatregel worden aangemerkt, ook al zou deze in andere omstandigheden tot het normale onderhoud behoren.

Bij het voorgaande komt dat het middel erop wijst dat [de V.O.F.] heeft aangevoerd dat de dakplaten, afgezien van het recent ontdekte gevaar van asbestverontreiniging, nog functioneel waren, en dat er zonder dit gevaar geen noodzaak tot verwijdering of vervanging bestond. Zonder nadere toelichting is het oordeel van het hof in het licht van die stelling onbegrijpelijk.

3.3.3
De klacht van het principale middel treft in dit opzicht dus doel. Na verwijzing zal alsnog aan de hand van alle hiervoor in 3.2.2 weergegeven criteria moeten worden beoordeeld of het verwijderen van de dakplaten kan worden beschouwd als een maatregel tot voorkoming of vermindering van de schade in de zin van art. 7:957 lid 1 BW. Bij deze beoordeling dient zo nodig ook het standpunt van Interpolis te worden betrokken dat als gevolg van de wijziging van de polisvoorwaarden in 2015, schade door verdere verontreiniging niet is gedekt, zodat met het nadien verwijderen van de daken geen belang van Interpolis meer wordt gediend. [de V.O.F.] heeft dit standpunt bestreden; het hof heeft daarover geen oordeel gegeven. Het middel in het voorwaardelijk incidentele beroep, dat ervan uitgaat dat het hof het standpunt van Interpolis heeft verworpen, kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.

3.4.1
Het middel in het principale beroep betoogt verder dat niet alleen de kosten van het verwijderen van de dakplaten als bereddingskosten zijn aan te merken, maar ook de kosten van vervanging van de platen.

3.4.2
Het hof heeft in rov. 5.27 overwogen dat alleen het verwijderen van de dakplaten nodig is om de verzekerde schade te voorkomen en niet het plaatsen van nieuwe daken. Die constatering brengt echter op zichzelf niet mee dat – aangenomen dat het verwijderen van de dakplaten als een maatregel van beredding kan worden aangemerkt, zie hetgeen hiervoor in 3.3.3 is overwogen – [de V.O.F.] geen aanspraak kan maken op een vergoeding ter zake van de kosten van vervanging van de dakplaten. Voor vergoeding in aanmerking komen immers de kosten van die maatregelen die redelijk en doelmatig zijn (zie hiervoor in 3.2.2). Bij de vaststelling welke maatregelen redelijk en doelmatig zijn dient in aanmerking te worden genomen dat art. 7:957 BW er mede toe strekt te voorkomen dat de verzekerde of verzekeringnemer het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van (verdere) schade achterwege laat. In een geval waarin beredding bestaat in verwijdering van de schadeveroorzakende zaak, kan een en ander, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meebrengen dat niet alleen de kosten van verwijdering, maar ook kosten van vervanging als kosten van beredding moeten worden aangemerkt, omdat de enkele verwijdering weliswaar doelmatig zou zijn, maar het verlies van de functie van die zaak redelijkerwijs niet of niet volledig voor risico van de verzekerde of verzekeringnemer behoort te komen. Ook in dit opzicht is het principale middel dus gegrond. Indien het verwijderen van de dakplaten als beredding kan worden aangemerkt, en als gevolg van die verwijdering de zaak waarvan die dakplaten onderdeel uitmaken in haar functie wordt aangetast, kan, gelet op het voorgaande, een redelijke begroting van de kosten van beredding meebrengen dat ook kosten van het herstel van die functie daarin worden betrokken. Daarbij kan waar dat redelijk is rekening worden gehouden met waardevermeerdering van de betrokken zaak als gevolg van het herstel, overeenkomstig hetgeen geldt voor het begroten van zaakschade (art. 6:97 en 98 BW). ECLI:NL:HR:2022:588