Overslaan en naar de inhoud gaan

PHR 041024 AG Hartlief; geen letsel; cassatie over en weer t.z.v. mededelingsplicht bij feiten omtrent het strafrechtelijk verleden

PHR 041024 AG Hartlief; geen letsel; cassatie over en weer t.z.v. mededelingsplicht bij feiten omtrent het strafrechtelijk verleden

Astarte heeft NN gevraagd om een uitkering onder haar verzekeringen bij NN te doen als vergoeding voor schade die is ontstaan door een brand in het bedrijfspand van Astarte. NN heeft dat geweigerd, kort gezegd omdat Astarte bij het aangaan van de verzekeringen feiten omtrent het strafrechtelijk verleden van haar statutair directeur/bestuurder [betrokkene 1] zou hebben verzwegen.
Astarte heeft NN vervolgens in rechte betrokken. Astarte heeft gevorderd dat de rechtbank NN veroordeelt tot betaling van ruim drie miljoen euro aan Astarte en NN gebiedt registraties met betrekking tot Astarte in het interne incidentregister van NN en in externe registers te verwijderen. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen omdat Astarte volgens de rechtbank in strijd met art. 7:928 lid 1 BW (mededelingsplicht van een verzekeringnemer bij het aangaan van een verzekering) zou hebben verzwegen dat [betrokkene 1] in de acht jaren voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringen in aanraking is geweest met politie of justitie, terwijl NN destijds hierover wel een vraag aan Astarte had gesteld (“Is er sprake geweest van aanraking met politie/justitie terzake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf”?). De rechtbank heeft – na de inhoud van art. 7:928 lid 5 BW voorop te hebben gesteld – geoordeeld dat NN in haar vraag over het strafrechtelijk verleden in niet voor misverstand vatbare termen en in voldoende exacte bewoordingen heeft aangegeven welke feiten en omstandigheden omtrent het strafrechtelijk verleden voor haar relevant zijn, en dat hiermee buiten twijfel is gesteld dat Astarte moest begrijpen dat informatie over feiten en omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt dat de verzekeringnemer in de genoemde periode verdacht werd van het plegen van een misdrijf voor NN van belang was.
Astarte heeft daarna hoger beroep ingesteld. Het hof heeft, ten eerste, in het kader van art. 7:928 lid 5 BW geoordeeld dat de vraag van NN over het strafrechtelijk verleden ruim en algemeen geformuleerd is en onder omstandigheden tot misverstanden kan leiden. Desondanks heeft het hof, ten tweede, geoordeeld dat sprake is geweest van verzwijging in de zin van art. 7:928 lid 1 BW van feiten omtrent het strafrechtelijk verleden en dat de vordering van Astarte daarom moet worden afgewezen op grond van art. 7:930 lid 4 BW (geen uitkering als verzekeraar bij kennis van ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten). Ook als (mogelijk) sprake is van een vraag in voor misverstand vatbare termen, kan art. 7:928 lid 1 BW dus volgens het hof in beeld komen.
In cassatie valt Astarte het tweede oordeel en NN het eerste oordeel aan. ECLI:NL:PHR:2024:1013