Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 011014 AOV; schending mededelingsplicht verzekerde mbt diabetes, geen uitkering verschuldigd

Rb Amsterdam 011014 AOV; schending mededelingsplicht verzekerde mbt diabetes, geen uitkering verschuldigd


De feiten

2.1.
Op 8 oktober 2007 heeft [eiser in conventie] bij DSB Assuradeuren B.V., thans Tadas Verzekeringen, als gevolmachtigde van DSB Schade N.V. een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten met [polisnummer] (hierna: de arbeidsongeschiktheidsverzekering). De arbeidsongeschiktheidsverzekering is geaccepteerd op grond van het door [eiser in conventie] ingevulde aanvraagformulier, inclusief de bijbehorende gezondheidsverklaring gedateerd 8 oktober 2007 (hierna: de gezondheidsverklaring). Op de gezondheidsverklaring is achter vraag 7a (“Heeft u suikerziekte (diabetes millitus)?”) het vakje “Nee” aangekruist. De gezondheidsverklaring is door [eiser in conventie] ondertekend.

2.2.
Op 11 november 2009 is [eiser in conventie] arbeidsongeschikt geworden als gevolg van een oogaandoening. Op 23 februari 2010 heeft [eiser in conventie] de arbeidsongeschiktheid bij Tadas Verzekeringen gemeld. Op 30 augustus 2011, na het verstrijken van een wachttijd en verschillende brieven over en weer, heeft Tadas Verzekeringen van [eiser in conventie] een leesbaar en volledig ingevuld aangifteformulier arbeidsongeschiktheid met bijbehorende machtigingen ontvangen.

2.3.
Op 3 januari 2012 heeft de door Tadas Verzekeringen ingeschakelde medisch adviseur de oogheelkundige medische gegevens van [eiser in conventie] ontvangen van [naam 1], arts bij het behandelend oogziekenhuis. Uit de oogheelkundige medische gegevens blijkt onder meer dat in 2005 bij [eiser in conventie] diabetische retinopathie is vastgesteld, zijnde een oogheelkundige complicatie van suikerziekte.

2.4.
Bij brief van 26 januari 2012 van Tadas Verzekeringen aan [eiser in conventie] heeft Tadas Verzekeringen dekking geweigerd, op grond van een schending van de mededelingsplicht, en de arbeidsongeschiktheidsverzekering beëindigd. Het restant van de vooruit betaalde premie over de rest van de looptijd van de verzekering ad € 3.382.76 is aan [eiser in conventie] terug betaald.


Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat Tadas Verzekeringen [eiser in conventie] ten onrechte dekking ontzegt uit hoofde van de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
II. Tadas Verzekeringen veroordeelt tot uitkering van het bedrag van € 700,-- per maand, vanaf 11 november 2010, tot het moment dat er een eind zal zijn gekomen aan de arbeidsongeschiktheid van [eiser in conventie], maar maximaal tot het eind van de looptijd van de arbeidsongeschiktheidsverzekering op 8 oktober 2021;
III. een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten.

3.2.
Tadas Verzekeringen voert verweer.

in voorwaardelijke reconventie

3.3.
Tadas Verzekeringen vordert, in het geval geoordeeld wordt dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet rechtsgeldig is beëindigd en voortgezet had moeten worden, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie] veroordeelt tot betaling aan Tadas Verzekeringen van € 3.382,76, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten.

3.4.
[eiser in conventie] voert verweer.

3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.


De beoordeling

in conventie

4.1.
Op grond van artikel 7:928 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rust op een verzekeringnemer de verplichting om vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen. Indien niet aan de mededelingsplicht wordt voldaan en de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben afgesloten, dan is de verzekeraar ingevolge artikel 7:930 lid 4 BW geen uitkering verschuldigd.

4.2.
Tadas Verzekeringen beroept zich erop dat [eiser in conventie] niet heeft voldaan aan de op hem rustende mededelingsplicht. Daartoe voert zij aan dat [eiser in conventie] ten tijde van het aanvragen van de arbeidsongeschiktheidsverzekering al leed aan suikerziekte (met complicaties) en dat hij vraag 7a op de gezondheidsverklaring dus ten onrechte met nee heeft beantwoord. Tadas Verzekeringen stelt dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering zou zijn geweigerd indien zij van de ware stand van zaken op de hoogte was geweest en dat zij dus niet gehouden is tot het doen van een uitkering.

4.3.
Vooropgesteld wordt dat niet in geschil is dat [eiser in conventie] al leed aan suikerziekte op het moment dat hij de gezondheidsverklaring heeft ingevuld. Uit de overgelegde oogheelkundige medische gegevens blijkt verder dat al in 2005 bij [eiser in conventie] de diagnose diabetische retinopathie is gesteld. Vast staat dat [eiser in conventie] achter vraag 7a in de gezondheidsverklaring dus ten onrechte het vakje “nee” heeft aangekruist. [eiser in conventie] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat de gezondheidsverklaring te onduidelijk was en dat Tadas Verzekeringen nadere vragen had moeten stellen. De vraag “Heeft u suikerziekte (diabetes millitus)?” is immers maar voor één uitleg vatbaar, evenals het daarachter aankruisen van het vakje “nee”. Gelet op deze expliciet gestelde vraag heeft [eiser in conventie] ook redelijkerwijs moeten begrijpen dat de beslissing van Tadas Verzekeringen of, en zo ja op welke voorwaarden, zij de arbeidsongeschiktheidsverzekering zou sluiten mede afhing van het antwoord op die vraag. Door het aankruisen van het vakje “nee” bij vraag 7a van de gezondheidsverklaring heeft [eiser in conventie] dus de op hem rustende mededelingsplicht in de zin van artikel 7:928 lid 1 BW geschonden.

4.4.
Voor zover [eiser in conventie] zich erop beroept dat Tadas Verzekeringen zich ingevolge artikel 7:929 lid 1 BW niet meer kan beroepen op de gevolgen van de schending van de mededelingsplicht, omdat zij [eiser in conventie] hierop te laat heeft gewezen, geldt het volgende. Tadas Verzekeringen heeft eerst op basis van de oogheelkundige medische gegevens kunnen vaststellen dat al ten tijde van de aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering sprake was van suikerziekte (met complicaties) en dus van schending van de mededelingsplicht. Tadas Verzekeringen heeft de medische gegevens eerst bij brief van 3 januari 2012 ontvangen. Zij heeft vervolgens bij brief van 26 januari 2012 de arbeidsongeschiktheidsverzekering beëindigd en uitkering geweigerd. Dit is binnen de in artikel 7:929 lid 1 BW neergelegde termijn van twee maanden, zodat het beroep van [eiser in conventie] op schending van deze termijn faalt.

4.5.
Beoordeeld dient thans te worden of Tadas Verzekeringen de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij kennis van de ware stand van zaken zou hebben gesloten. Tadas Verzekeringen heeft onweersproken aangevoerd dat een verzekeringsaanvraag altijd werd afgewezen indien sprake was van één van de vijf aandoeningen die zijn opgesomd in de ‘Toelichting op de acceptatie methodiek’. Daarin staat ook opgenomen “diabetes met overgewicht, verhoogde bloeddruk, verhoogd cholesterol of andere complicaties”. Aangezien vast staat dat [eiser in conventie] ten tijde van de aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering leed aan suikerziekte en op dat moment bij hem ook diabetische retinopathie was gediagnosticeerd, staat daarmee vast dat sprake was van een aandoening op grond waarvan Tadas Verzekeringen de aanvraag van [eiser in conventie] bij kennis van de ware stand zou hebben afgewezen. 
Overigens geldt dat Tadas Verzekeringen ook gemotiveerd heeft aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering tevens zou zijn afgewezen op grond van het solidariteitsopslagpercentage (een inschatting van de procentuele kans op arbeidsongeschiktheid). Tadas Verzekeringen heeft uiteengezet dat [eiser in conventie] bij toepassing van de “Richtlijnen medische acceptatie VIB-product DSB” op het opslagpercentage van 450% uit zou zijn gekomen, omdat hij in verband met een glaucoom en rugklachten reeds een opslagpercentage van 100% had en bij suikerziekte een extra opslagpercentage gold van 350%. In dat geval zou volgens Tadas Verzekeringen het digitale acceptatiesysteem Clue zijn geraadpleegd en zou het systeem – mede gelet op de leeftijd van [eiser in conventie] – de aanvraag hebben afgekeurd. [eiser in conventie] heeft dit alles niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken, zodat als vaststaand wordt aangenomen dat Tadas Verzekeringen de arbeidsongeschiktheidsverzekering ook om deze reden niet zou hebben gesloten.

4.6.
Het voorgaande betekent dat Tadas Verzekeringen op grond van artikel 7:930 lid 4 BW geen uitkering is verschuldigd. De vorderingen van [eiser in conventie] zullen reeds hierom worden afgewezen, zodat de overige stellingen van partijen geen bespreking meer behoeven. ECLI:NL:RBAMS:2014:675