Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 100321 Opzettelijke misleiding? Invordering rijbewijs is niet hetzelfde als ontzegging rijbevoegdheid

RBLIM 100321 Opzettelijke misleiding? Invordering rijbewijs is niet hetzelfde als ontzegging rijbevoegdheid

2
De feiten

2.1.
Op 25 november 2014 is het rijbewijs van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in verband met rijden onder invloed ingevorderd. De strafzaak is behandeld op de zitting van de politierechter van 18 november 2016. De politierechter heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft zijn rijbewijs daarna teruggekregen.

2.2.
In 2018 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een motor van het merk K.T.M. gekocht met bouwjaar 2018. Op 2 mei 2018 heeft hij hiervoor via zijn assurantietussenpersoon Voogd & Voogd Diensten en Verzekeringen (hierna Voogd & Voogd) een WA + Beperkte Casco verzekering bij ASR afgesloten. Op de polis zijn de Algemene Voorwaarden Motorverzekering van ASR van toepassing. De slotvraag op het aanvraagformulier van ASR voor het aangaan van de verzekering luidt als volgt:

1. Is de aanvrager of een andere belanghebbende bij deze verzekering, in de laatste 8 jaren in aanraking geweest met politie of justitie?

Kies Ja als de aanvrager of een andere belanghebbende in deze periode:
- Een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid heeft (gehad).
- Verdacht is (geweest) of veroordeeld is voor:
 diefstal, verduistering, bedrog, oplichting, valsheid in geschrifte of poging daartoe;
 vernieling en/of beschadiging van zaken;
 mishandeling, afpersing en afdreiging, bedreiging of een ander misdrijf gericht tegen de vrijheid of het leven van andere personen of poging daartoe;
 overtreding van de Wet wapens en munitie, de Opiumwet of de Wet economische delicten.”

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft op deze vraag door zijn tussenpersoon laten invullen: nee.

2.3.
Op 30 juni 2018 is de motor van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestolen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de schade bij ASR gemeld en om vergoeding van de schade verzocht. ASR heeft naar aanleiding van deze diefstalschade een onderzoek laten instellen door [naam] .

2.4.
In het rapport van 30 juli 2018 rapporteert [naam] aan ASR dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder meer heeft verklaard:

Ik ben in het bezit van een geldig rijbewijs welke 4 tot 5 jaar geleden werd ingevorderd in verband met het rijden onder invloed van alcoholhoudende drank. Ik heb na 2 dagen zelf gevraagd om een alcoholslot, dit in verband met het feit dat ik voor mijn werk moet kunnen rijden. Ik kreeg toen mijn rijbewijs terug, maar deze werd direct door het CBR weer ingevorderd. Ik was deze toen 6 maanden kwijt. Na de terechtzitting waarbij er geen verdere straf volgde, kreeg ik mijn rijbewijs toen direct van het CBR terug.

2.5.
Op grond van dit onderzoek heeft ASR het verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot vergoeding van de schade, die op € 10.600,00 werd bepaald, bij brief van 19 september 2018 afgewezen. ASR vermeldt in haar brief dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de gebeurtenis, vermeld onder overweging 2.4 hierboven, voor het afsluiten van de verzekering verzwegen, toen hij op het aanvraagformulier de slotvraag naar een relevant strafrechtelijk verleden met nee heeft beantwoord. ASR stelt zich in deze brief op het standpunt dat hij bij het invullen van het aanvraagformulier het eerdergenoemde strafrechtelijke incident bewust heeft verzwegen en daarmee zijn mededelingsplicht opzettelijk heeft geschonden en dat de verzekeringsaanvraag afgewezen zou zijn bij kennis van de ware stand van zaken. Tevens deelt ASR [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in deze brief mee dat zijn gegevens zijn opgenomen in het incidentenregister en dat zijn onware opgaaf onder meer een externe registratie tot gevolg heeft.

2.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft nog een voertuig verzekerd bij ASR. Met dit voertuig, een Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] , is op 20 februari 2020 door de bestuurder [naam bestuurder 1] schade veroorzaakt aan de Toyota Aygo bestuurd door ene [naam bestuurder 2] . ASR heeft € 2.171,49 uitgekeerd aan [naam bestuurder 2] . Per e-mailbrief van 8 mei 2020 heeft ASR deze verzekering beëindigd vanwege verzwijging.

3
Het geschil in conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert uitvoerbaar bij voorraad:
I. ASR te veroordelen aan eiser te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting, de somma van € 10.600 te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 881 en de wettelijke rente vanaf datum van verzuim;
II. voor recht te verklaren dat de registratie in het EVR-register onrechtmatig is;
III. ASR te veroordelen om de registratie in het EVR-register binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis met terugwerkende kracht ongedaan te maken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat ASR in gebreke mocht blijven aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 25.000,00, dan wel een ander bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
IV. voor recht te verklaren dat de registratie in het IR-register onrechtmatig is;
V. ASR te veroordelen om de registratie in het EVR binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis met terugwerkende kracht ongedaan te maken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat ASR in gebreke mocht blijven aan het vonnis te voldoen, met een maximum van € 25.000,00, dan wel een ander bedrag dat de kantonrechter redelijk acht;
VI. ASR te veroordelen aan eiser te betalen binnen twee weken na het te dezen te wijzen vonnis de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na de datum van het te dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. ASR te veroordelen aan eiser te betalen binnen twee weken na het te dezen te wijzen vonnis een bedrag aan nasalaris van € 131,00 ingeval van niet-betekening van het vonnis en € 205,00 aan nasalaris ingeval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na de datum van het ten dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2.
ASR voert verweer tegen de vordering.

4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
Het geschil in reconventie

4.1.
ASR vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling aan ASR van een bedrag van € 2.694,82 (te weten € 413,82 ter zake onderzoekskosten Levinson, € 109,51 ter zake expertisekosten CED en € 2.171,49 ter zake uitgekeerde schade) te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de respectievelijke vervaldata van de nota’s, althans met ingang van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen in de proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer tegen de vorderingen.

4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5
De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
ASR heeft verzocht de conclusie van dupliek in reconventie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] buiten beschouwing te laten althans daarop nog bij akte te mogen reageren omdat deze grotendeels betrekking heeft op het geschil in conventie. Meer specifiek doelt hij op de punten 10 tot en met 34 en 40 tot en met 44. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is het daarmee niet eens omdat het geschil in conventie en in reconventie sterk met elkaar zijn verweven en omdat voormelde nummers een antwoord zijn op de in reconventie gevorderde onderzoekskosten vanwege het schenden van de mededellingsplicht.

ASR heeft aan haar vordering in reconventie mede ten grondslag gelegd dat sprake is van opzettelijke verzwijging, wat betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hierop nog mocht reageren in de conclusie van dupliek in reconventie. Echter zijn sommige alinea’s van deze conclusie specifiek gericht tegen de bij conclusie van dupliek in conventie naar voren gebrachte stellingen en verweren, zodat de conclusie van dupliek in reconventie in zoverre de facto een antwoordakte is op de conclusie van dupliek in conventie. Dit is niet toegestaan. Echter is dat niet van belang, nu de kantonrechter bij de beoordeling van de vorderingen in conventie in het geheel geen acht slaat op de conclusie van dupliek in reconventie. De inhoud hiervan wordt enkel meegenomen bij de beoordeling van de vorderingen in reconventie en voor zover bepaalde stellingen en verweren enkel zien op de vordering in conventie zijn ze irrelevant voor deze beoordeling en zullen zij dus geen invloed hebben op de uitkomst. De kantonrechter ziet derhalve geen aanleiding specifieke alinea’s buiten beschouwing te laten dan wel ASR een akte te laten nemen.

in conventie

de vordering tot betaling van de schade als gevolg van de diefstal

5.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert nakoming van de verzekeringsovereenkomst in die zin dat hij betaling vordert van de schade die hij heeft geleden doordat zijn motor is gestolen. Hij stelt dat hij aan alle voorwaarden voldoet om daarvoor in aanmerking te komen.

5.3.
ASR stelt zich op het standpunt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de vraag of hij in de laatste 8 jaren in aanraking geweest met politie of justitie is geweest, in strijd met waarheid met nee heeft beantwoord. Deze vraag laat er volgens ASR geen onduidelijkheid over bestaan dat als de verzekeringnemer een ontzegging van de rijbevoegdheid heeft gehad, deze vraag in ieder geval met ja moet beantwoorden. Dat heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet gedaan. Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze informatie heeft verzwegen heeft hij ASR opzettelijk misleid en daarom is ASR niet gehouden dekking voor de schade te verlenen.

5.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daartegen aangevoerd dat hij de slotvraag niet zelf heeft ingevuld maar dat de vraag is ingevuld door zijn assurantietussenpersoon. Dat ASR hem dus als verzekerde heeft geaccepteerd, komt dus voor haar rekening. Zodoende rustte op hem ook geen mededelingsplicht. Daarnaast voert hij aan dat hij op de slotvraag of hij ooit met politie of justitie in aanraking is geweest vanwege een ontzegging van de rijbevoegdheid, naar waarheid nee geantwoord. Hij heeft nooit een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid gehad. Hij is ter zake namelijk nooit veroordeeld. Het OM is immers niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Zijn rijbewijs is wel ingevorderd maar dat is iets anders dan een ontzegging van de rijbevoegdheid.

- het invullen en ondertekenen van het aanvraagformulier

5.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] werpt aan ASR tegen dat hij persoonlijk nooit een aanvraagformulier heeft ingevuld noch dit ondertekend heeft geretourneerd. Welk rechtsgevolg hij hieraan precies verbindt is de kantonrechter niet duidelijk. Dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen of dat het antwoord van de slotvraag niet aan hem kan worden toegerekend? De kantonrechter zal kort op deze mogelijke rechtsgevolgen ingaan.

5.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet betwist dat hij de verzekering heeft aangevraagd via zijn assurantietussenpersoon Voogd & Voogd en dat deze de aanvraag digitaal voor hem heeft ingediend. Daarbij heeft ASR onbetwist gesteld dat de assurantietussenpersoon Voogd & Voogd aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gevraagd of hij een strafrechtelijk verleden had, waarop hij nee heeft geantwoord en dat hij heeft verklaard dat hij een keer met alcohol was aangehouden maar hier niet voor was bestraft zodat de tussenpersoon daar verder niet op is ingegaan. Of Voogd & Voogd hierop verder had moeten doorvragen is geen vraag die in deze zaak moet worden beantwoord. Dat is een vraag die speelt tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Voogd & Voogd en niet tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en ASR. In ieder geval had [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de informatie over de invordering van het rijbewijs ook op eigen initiatief aan haar tussenpersoon moeten meedelen.

Vaststaat dus dat Voogd & Voogd een aanvraag voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ingediend voor een verzekering, dat op de slotvraag op het aanvraagformulier met nee is geantwoord en dat dit antwoord [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan worden toegerekend. Nu ASR de aanvraag heeft gehonoreerd is een overeenkomst tot stand is gekomen.

- de beantwoording van de slotvraag van het aanvraagformulier van ASR

5.7.
Had [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met ja moeten antwoorden op de slotvraag van het aanvraagformulier waarbij specifiek is gevraagd of hij in de laatste 8 jaren een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid heeft gehad? Naar het oordeel van de kantonrechter niet.

5.8.
De verzekeringnemer moet voor het sluiten van de verzekering alle feiten meedelen die hij kent of behoort te kennen en waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat die van belang kunnen zijn voor de acceptatiebeslissing van de verzekeraar (artikel 7:928 BW lid 1).

Artikel 7:928 lid 5 BW bepaalt echter dat de verzekeringnemer slechts verplicht is feiten mede te delen omtrent zijn strafrechtelijk verleden of omtrent dat van derden, voor zover zij zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen. Dat laatste betekent blijkens de Kamerstukken (NvW I, Kamerstukken II 1999/2000, 19 529, nr. 5, p .21) dat de verzekeraar in exacte bewoordingen moet aangeven welke feiten en omstandigheden omtrent dit verleden voor hem van belang zijn. Alleen met betrekking tot die feiten behoeft de verzekeringnemer mededelingen te doen. De verzekeraar zal in zijn vraag moeten aangeven in welke strafbare feiten hij geïnteresseerd is, en of hij daarbij alleen het oog heeft op strafrechtelijke veroordelingen of wellicht ook in een vrijspraak, een schikking of een maatregel. Zodoende wordt bereikt dat indien de daarover gestelde vragen juist zijn beantwoord de verzekeraar die feiten worden medegedeeld die voor zijn beslissing van belang zijn, en de verzekeringnemer niet later tegengeworpen krijgt dat hij bepaalde feiten omtrent het strafrechtelijk verleden niet heeft medegedeeld. De aspirant-verzekeringnemer is dus niet verplicht om ongevraagd feiten omtrent zijn strafrechtelijk verleden mede te delen bij het sluiten van een verzekering.

Op grond van lid 6 van artikel 7:926 BW kan, indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst, deze zich er niet op beroepen dat vragen niet zijn beantwoord, of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraag onvolledig is beantwoord, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.

5.9.
ASR heeft in haar slotvraag een limitatieve opsomming gegeven van strafbare feiten. Alleen als sprake is (van een) van een van deze feiten moet de aanvrager de slotvraag met ja beantwoorden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft zich niet schuldig gemaakt aan een van deze feiten, althans daarvan is niet gebleken. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geen ontzegging van de rijbevoegdheid gehad. Een ontzegging van de rijbevoegdheid is een straf als bedoeld in artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder WVW) die wordt opgelegd door de strafrechter. Van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is wel het rijbewijs ingevorderd maar dat is een bevoegdheid van het openbaar ministerie op grond van artikel 164 van de WVW. ASR had aan de lijst met misdrijven, waarvan zij op de hoogte wilde worden gesteld, de WVW kunnen toevoegen, maar dat heeft ze niet gedaan. Ze had naast de rijontzegging de invordering kunnen toevoegen, maar ook dat heeft ze niet gedaan. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hoefde de slotvraag dus niet met ja te beantwoorden.

ASR kan zich er niet op beroepen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een feit heeft verzwegen waarnaar ASR niet heeft gevraagd. ASR is dus in beginsel gehouden de schade van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te vergoeden. Dat kan anders zijn als [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het opzet heeft gehad ASR te misleiden.

5.10.
Heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ASR opzettelijk misleid door nee te antwoorden op de slotvraag? De kantonrechter overweegt daarover als volgt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het bij opzet gaat om het opzet de verzekeraar te bewegen een overeenkomst aan te gaan die hij anders in het geheel niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten (zie HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:507).

De vragenlijst van ASR is duidelijk, dus mocht [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ervan uitgaan dat een invordering van zijn rijbewijs door het openbaar ministerie niet van belang was. ASR heeft geen andere argumenten aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat sprake was van opzet van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om ASR te verleiden tot het aangaan van een verzekering die zij anders niet was aangegaan. Dat geen opzet bestond om ASR te misleiden blijkt overigens ook uit het feit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan Voogd & Voogd naar waarheid heeft verklaard dat hij een keer met alcohol was aangehouden en dat hij hiervoor niet was bestraft (productie 8 aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ).

5.11.
ASR was dus niet gerechtigd om op grond van artikel 7:930 lid 5 BW de uitkering geheel te weigeren. ASR moet dus dekking bieden voor de schade van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .

5.12.
De kantonrechter wijst de eerste vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dan ook toe echter minus het door ASR gestelde en door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet betwiste eigen risico van € 150,00. Toegewezen wordt dus een bedrag van € 10.450,00.

- de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betreffende de registratie in het IR-register en het EVR-register

5.13.
ASR heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] laten inschrijven in het zogenaamde Incidentenregister (IR) en in het Extern Verwijzingsregister (EVR). In deze registers worden personen opgenomen die een risico vormen voor de verzekeraar. In het Incidentenregister kunnen gedragingen (en persoonsgegevens) van personen die hebben geleid of kunnen leiden tot benadeling van de verzekeraar worden vastgelegd. Dit register is in beginsel alleen toegankelijk voor de verzekeraar die de gegevens heeft vastgelegd. Aan het interne Incidentenregister is een Extern Verwijzingsregister gekoppeld. De verzekeraar kan de gegevens ook opnemen in dit Extern Verwijzingsregister. Als dat gebeurt, dan zijn deze gegevens beperkt zichtbaar voor andere verzekeraars.

5.14.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert een verklaring dat hij onrechtmatig in betreffende registers is ingeschreven en hij vordert ongedaanmaking van die inschrijvingen omdat geen sprake is van een verzekeringsfraude als bedoeld in het zogenaamde Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem.

5.15.
De kantonrechter heeft hierboven geoordeeld dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen informatieplicht heeft geschonden en ASR niet opzettelijk heeft willen misleiden. Voor de inschrijving in voornoemde registers bestond daarom geen reden en is daarom onrechtmatig. De vorderingen die hierop betrekking hebben, wijst de kantonrechter dan ook toe.

- de kosten

5.16.
ASR zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- explootkosten € 100,89
- griffierecht € 83,00
- salaris advocaat € 746,00 (2,0 punten x tarief € 373,00).

Totaal € 929,89

5.17.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.

in reconventie

5.18.
Volgens ASR kan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook geen rechten meer ontlenen aan de tussen hen overeengekomen verzekeringsovereenkomst voor de Citroën Berlingo, reden waarom ASR de na de aanrijding van 20 februari 2020 uitgekeerde € 2.171,49 (zie 2.6.) terugvordert.

Ook voor deze overeenkomst geldt dat hij geen recht had op uitkering omdat hij heeft gehandeld met de opzet ASR te misleiden, althans ASR bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten. Aldus ASR.

5.19.
ASR vordert de uitgekeerde schade voor de Citroën Berlingo op grond van de verzwijging van de feiten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] terug. Tevens vordert zij de onderzoeks- en expertisekosten die zij in de zaak in conventie heeft moeten maken. Als grondslag voor de vorderingen voert zij wanprestatie (een toerekenbare tekortkoming) dan wel een onrechtmatige daad, bestaande uit verzekeringsfraude, aan.

5.20.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft als eerste verweer gevoerd dat ASR niet kan worden ontvangen in deze vordering omdat zij niet de juiste (rechts)persoon heeft gedagvaard. De verzekering is namelijk niet aangegaan door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in privé maar door de commanditaire vennootschap (verder CV) van hem en zijn medevennoot de heer [naam bestuurder 1] . ASR had dus beide vennoten moeten dagvaarden.

5.21.
ASR heeft hiertegen aangevoerd dat een CV geen aparte entiteit is maar een samenwerkingsverband tussen – in dit geval twee – natuurlijke personen. De verzekering is mede aangevraagd namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zodat ASR een tegenclaim tegen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] kan indienen.

5.22.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Een CV heeft geen rechtspersoonlijkheid maar is een samenwerkingsverband tussen natuurlijke personen. De beherende vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de CV. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft niet betwist dat de verzekering (mede) door hem is aangegaan. Hij kan dan ook worden aangesproken voor de schade. ASR is dus ontvankelijk in haar vordering.

5.23.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. ASR werkt haar stelling niet uit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook hier geen recht op uitkering had. De kantonrechter houdt het ervoor dat zij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dezelfde schending van zijn mededelingsplicht verwijt als in conventie, dat wil zeggen dat voor deze verzekering dezelfde slotvraag gold die hij ook hier met nee heeft beantwoord. In conventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn mededelingsplicht niet heeft geschonden en dat niet is komen vast te staan dat hij ASR opzettelijk heeft willen misleiden. Dat geldt ook voor de vordering in reconventie. Deze wordt dan ook om dezelfde reden afgewezen als de vordering in conventie wordt toegewezen. De gevorderde onderzoeks- en expertisekosten worden daarom ook afgewezen. ECLI:NL:RBLIM:2021:2402