Rb Den Bosch 250707 bestelbus rijdt over linker enkel en -voet voetganger; ass. betwist toedracht
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Bosch 250707 bestelbus rijdt over linker enkel en -voet voetganger; ass. betwist toedracht
4.1. [eiseres] heeft gesteld, dat zij op 19 juli 2001 als voetganger betrokken is geraakt bij een verkeersongeval. Zij was haar marktkraam aan het opzetten, die in een vrij scherpe bocht van een van de aanvoerroutes naar de Markt te Eersel stond. Ze had net de zeilen op de kraam gedaan en was doende deze met klemmen vast te zetten. Op dat moment draaide een bestelbus met aanhanger de Markt te Eersel op. Volgens [eiseres] nam de bestelbus de bocht naar rechts te kort. De bestelbus reed voorlangs haar kraam en op dat moment werd haar rechterschouder geraakt, waardoor zij het evenwicht verloor, maar niet viel. Zij stond met de rug naar de bestelwagen met aanhanger toe en weet dus niet of zij werd geraakt door de bestelbus of door de aanhanger. Daarna reed de aanhanger van de bestelbus over haar linkerenkel en -voet. Zij gilde het uit van de pijn.
[eiseres] heeft verder gewezen op de verklaringen van getuigen, de heer [RH] op 15 2002 en de heer [AP] op 9 januari 2002.
[eiseres] is die ochtend nog naar een huisarts gegaan, die de voet heeft ingetapet. Later in de ochtend is zij naar het ziekenhuis gegaan. Daar zijn foto’s gemaakt van de opgezwollen voet en heeft men verband om de voet gedaan. De dag daarna is de voet in het ziekenhuis in het gips gezet.
De bestelbus met aanhanger was doorgereden en bleek later van [H], een verzekerde bij London, te zijn. (...)
4.6. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat London de stellingen van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Noch [H], noch Van [Hn], noch [M] hebben het ongeval gezien. De stelling van London, dat [eiseres], toen zij het zeil aan het recht trekken was, achteruit is gestapt en zelf onder de aanhanger is gelopen, is dus zuiver speculatief. Andere feiten en/of omstandigheden die dit specifieke verweer ondersteunen zijn door London niet gesteld.
Daar komt nog bij dat de bovengenoemde stelling van London, dat [eiseres], toen zij het zeil aan het recht trekken was, achteruit is gestapt en zelf onder de aanhanger is gelopen, in strijd is met de verklaring van [H], op welke verklaring Londen zich met name baseert. [H] heeft immers verklaard dat hij [eiseres] de kraam zag opbouwen en dat ze op dat moment met haar lichaam min of meer tegen de planken van de tafel stond. Hij is ruim twee meter om haar heengereden. Ook heeft hij verklaard dat de luifel ongeveer één meter breed is. Als de stelling van London echter juist is, moet [eiseres] om het zeil recht te trekken zich niet tegen de tafel van de kraam, zoals [H] heeft verklaard, maar vóór de kraam hebben bevonden. Dat laatste komt overigens ook overeen met de verklaring van [eiseres] zelf, dat zij op dat moment het zeil met klemmen aan het vastzetten was.
4.7. Omdat het verweer van London onvoldoende gemotiveerd is, immers zuiver speculatief, komt de rechtbank niet toe aan een bewijsopdracht voor [eiseres] omtrent de toedracht van het ongeval. De rechtbank gaat bijgevolg op grond van het bovenstaande uit van de toedracht van het ongeval, zoals door [eiseres] gesteld. Haar verklaring is consistent en aannemelijk. LJN BB1808
4.1. [eiseres] heeft gesteld, dat zij op 19 juli 2001 als voetganger betrokken is geraakt bij een verkeersongeval. Zij was haar marktkraam aan het opzetten, die in een vrij scherpe bocht van een van de aanvoerroutes naar de Markt te Eersel stond. Ze had net de zeilen op de kraam gedaan en was doende deze met klemmen vast te zetten. Op dat moment draaide een bestelbus met aanhanger de Markt te Eersel op. Volgens [eiseres] nam de bestelbus de bocht naar rechts te kort. De bestelbus reed voorlangs haar kraam en op dat moment werd haar rechterschouder geraakt, waardoor zij het evenwicht verloor, maar niet viel. Zij stond met de rug naar de bestelwagen met aanhanger toe en weet dus niet of zij werd geraakt door de bestelbus of door de aanhanger. Daarna reed de aanhanger van de bestelbus over haar linkerenkel en -voet. Zij gilde het uit van de pijn.
[eiseres] heeft verder gewezen op de verklaringen van getuigen, de heer [RH] op 15 2002 en de heer [AP] op 9 januari 2002.
[eiseres] is die ochtend nog naar een huisarts gegaan, die de voet heeft ingetapet. Later in de ochtend is zij naar het ziekenhuis gegaan. Daar zijn foto’s gemaakt van de opgezwollen voet en heeft men verband om de voet gedaan. De dag daarna is de voet in het ziekenhuis in het gips gezet.
De bestelbus met aanhanger was doorgereden en bleek later van [H], een verzekerde bij London, te zijn. (...)
4.6. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat London de stellingen van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Noch [H], noch Van [Hn], noch [M] hebben het ongeval gezien. De stelling van London, dat [eiseres], toen zij het zeil aan het recht trekken was, achteruit is gestapt en zelf onder de aanhanger is gelopen, is dus zuiver speculatief. Andere feiten en/of omstandigheden die dit specifieke verweer ondersteunen zijn door London niet gesteld.
Daar komt nog bij dat de bovengenoemde stelling van London, dat [eiseres], toen zij het zeil aan het recht trekken was, achteruit is gestapt en zelf onder de aanhanger is gelopen, in strijd is met de verklaring van [H], op welke verklaring Londen zich met name baseert. [H] heeft immers verklaard dat hij [eiseres] de kraam zag opbouwen en dat ze op dat moment met haar lichaam min of meer tegen de planken van de tafel stond. Hij is ruim twee meter om haar heengereden. Ook heeft hij verklaard dat de luifel ongeveer één meter breed is. Als de stelling van London echter juist is, moet [eiseres] om het zeil recht te trekken zich niet tegen de tafel van de kraam, zoals [H] heeft verklaard, maar vóór de kraam hebben bevonden. Dat laatste komt overigens ook overeen met de verklaring van [eiseres] zelf, dat zij op dat moment het zeil met klemmen aan het vastzetten was.
4.7. Omdat het verweer van London onvoldoende gemotiveerd is, immers zuiver speculatief, komt de rechtbank niet toe aan een bewijsopdracht voor [eiseres] omtrent de toedracht van het ongeval. De rechtbank gaat bijgevolg op grond van het bovenstaande uit van de toedracht van het ongeval, zoals door [eiseres] gesteld. Haar verklaring is consistent en aannemelijk. LJN BB1808