Rb Gelderland 100913 aanrijding met vuilnisman die vanachter vuilniswagen de weg oversteekt; eigen schuld 50%, na correctie 30%
- Meer over dit onderwerp:
Rb Gelderland 100913 aanrijding met vuilnisman die vanachter vuilniswagen de weg oversteekt; eigen schuld 50%, na correctie 30%;
- vanwege betwist causaal verband verzoek voorschot afgewezen;
- kosten gevorderd obv 25,5 uur x € 225,00 + btw; begroot obv 18 uur, totaal € 4.975,50; 70% toegewezen
2 De beoordeling
2.1.
Op 26 oktober 2011, omstreeks acht uur in de ochtend, heeft op de [straat] te [woonplaats 2] een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij [verzoeker] en een ingevolge de WAM verzekerde van Delta Lloyd ([betrokkene]) betrokken waren. De [straat] is ter plaatse van het ongeval een buiten de bebouwde kom gelegen tweebaansweg waarop maximaal 80 km/u mag worden gereden. Aan beide zijden van de straat liggen fietspaden die door een onderbroken lage betonband van de rijbaan zijn gescheiden.
2.2.
[verzoeker] was daar die ochtend aan het werk als vuilnisman. Samen met zijn broer reed hij de vuilniscontainers die aan weerszijden van de straat waren gezet achter de vuilniswagen en weer terug, nadat de inhoud in de vuilniswagen was geleegd. De vuilniswagen werd bestuurd door de heer [bestuurder], voerde zwaailicht en bevond zich tegen de middenstreep van de weg aan. [verzoeker] is bij het terugplaatsen van een container aan de overzijde van de straat, waarbij hij die container voor zich uitduwde, (via de container) aangereden door de bij Delta Lloyd verzekerde, door L.M. [betrokkene] bestuurde personenauto, die de vuilniswagen tegemoet kwam rijden uit de richting van Doornenburg. [verzoeker] heeft bij het ongeval letsel opgelopen.
2.3.
Vast staat dat Delta Lloyd op de voet van artikel 185 WVW aansprakelijk is voor de door het verkeersongeval aan [verzoeker] toegebrachte schade. Evenmin is in geschil dat geen sprake is van overmacht aan de zijde van [betrokkene] of opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van [verzoeker]. De schaderegeling is erop stukgelopen dat volgens Delta Lloyd haar vergoedingsplicht vanwege ‘eigen schuld’ van [verzoeker] is verminderd, terwijl [verzoeker] dat betwist.
2.4.
Het gewijzigde verzoek strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van artikel 1019w Rv:
a. a) voor recht zal verklaren dat Delta Lloyd jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de volledige schade die [verzoeker] ten gevolge van het ongeval heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden, b) Delta Lloyd zal veroordelen deze schade volledig, althans voor dat deel dat de rechtbank in goede justitie juist acht, aan [verzoeker] te vergoeden, en voorts c) Delta Loyd zal veroordelen als voorschot op deze schadevergoeding aan [verzoeker] een bedrag te betalen van € 10.000,00, althans het bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht, met begroting van en veroordeling in de proceskosten.
2.5.
Beoordeeld dient in de eerste plaats te worden of de vergoedingsplicht van Delta Loyd op de voet van artikel 6:101 BW verminderd moet worden en zo ja, in hoeverre. Volgens Delta Lloyd moet haar vergoedingsplicht met 50% worden verminderd. Volgens [verzoeker] dient deze volledig in stand te blijven. In dit verband wordt het volgende vooropgesteld.
2.6.
Wanneer de eigenaar van het motorrijtuig in beginsel krachtens artikel 185 WVW aansprakelijk is, omdat hij niet overmacht aannemelijk heeft gemaakt, doch er wel een fout van de fietser of voetganger is, zonder dat evenwel sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid, eist de billijkheid bij de verdeling van deze schade over de betrokkenen dat tenminste 50 percent van de schade ten last van het motorrijtuig wordt gebracht wegens de verwezenlijking van het daaraan verbonden gevaar. Dit brengt mede dat deze eigenaar in ieder geval aansprakelijk is voor de helft van de schade van de fietser of voetganger. Ten aanzien van de andere helft is in beginsel beslissend in hoeverre de — foutieve — gedragingen van de eigenaar en de fietser of voetganger tot de schade hebben bijgedragen. (HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566.)
2.7.
Ingevolge dat arrest — zoals dit moet worden verstaan — zal vervolgens nog moeten worden nagegaan of wellicht naar de maatstaven van artikel 6:101 BW meer dan 50% van de schade ten laste van (de verzekeraar van) [betrokkene] moet worden gebracht, hetzij omdat haar gedragingen in verhouding tot die van [verzoeker] voor meer dan 50% tot de schade hebben bijgedragen, hetzij omdat de in art. 6:101 lid 1 bedoelde billijkheid, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een zodanige verdeling eist dan wel eist dat de schade geheel ten laste van (de verzekeraar van) [betrokkene] komt. De gevaren die inherent zijn aan het desbetreffende motorvoertuig, zoals massa en remweg, zijn reeds volledig verdisconteerd in de 50%-regel en mogen in het kader van de toepassing van de billijkheidscorrectie op het resterende gedeelte niet nogmaals worden meegewogen. (HR 24 december 1993, NJ 1995, 236.)
2.8.
Kortom, indien [verzoeker] een fout heeft gemaakt dient Delta Lloyd in ieder geval de helft van de schade van [verzoeker] te vergoeden, maar kan dat percentage hoger (tot 100%) zijn indien aan [betrokkene] toe te rekenen omstandigheden, in verhouding tot die welke aan [verzoeker] zijn toe te rekenen, voor meer dan de helft tot de schade hebben bijgedragen, of indien de billijkheid, abstraherend van de aan een motorvoertuig inherente gevaren, dat eist.
2.9.
Delta Lloyd, op wie ter zake van de aanwezigheid van een fout aan de zijde van [verzoeker] stelplicht en eventuele bewijslast rusten, werpt op dat [verzoeker] ten onrechte aan [betrokkene] geen voorrang heeft verleend bij het oversteken van de weg en aldus een verkeersovertreding heeft begaan. Zij acht daarbij van de belang dat [verzoeker] plotseling van achter de vuilniswagen en dus onzichtbaar voor het tegemoetkomende verkeer de weg overstak. [verzoeker] heeft dit en met name het laatste betwist. In dit verband geldt het volgende.
2.10.
[verzoeker] diende aan [betrokkene] voorrang te verlenen bij het oversteken van de straat. Dat heeft hij niet gedaan. Dit is een verkeersovertreding die mede gelet op het volgende aan [verzoeker] kan worden toegerekend. Vast staat dat [verzoeker], terwijl hij een vuilniscontainer voor zich uit duwde, van achter de vuilniswagen de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer wilde gaan oversteken. Aan deze handelwijze is inherent dat [verzoeker] of een obstakel (container) aan dat eventuele verkeer heeft gepresenteerd voordat hij zich ervan kon vergewissen dat er geen verkeer naderde, of zich er onvoldoende van heeft vergewist dat er geen verkeer naderde. In beide gevallen kan [verzoeker] een verwijt worden gemaakt. De rechtbank acht bovendien de causale bijdrage van deze fouten aan de schade niet wezenlijk verschillend. Daarom hoeft niet te worden vastgesteld welke van de twee fouten [verzoeker] daadwerkelijk heeft begaan. Bewijslevering ter zake van de vraag of [verzoeker] [betrokkene] heeft kunnen zien c.q. voor [betrokkene] zichtbaar was is dus niet aan de orde. Dat [verzoeker] niet, zoals gebruikelijk, door de bestuurder van de vuilniswagen met een geluidsignaal is gewaarschuwd voor de tegemoetkomende [betrokkene] maakt het voorgaande niet anders. Dit is namelijk een omstandigheid die aan [verzoeker] (en niet aan [betrokkene]) moet worden toegerekend. Daarbij is van belang dat niet aannemelijk is dat de bestuurder van de vuilniswagen, zoals hij heeft verklaard en Delta Loyd onder meer ter zitting heeft betwist, vanwege de snelheid van [betrokkene] niet in staat was [verzoeker] te waarschuwen. Ook indien [betrokkene] heeft gereden met de door [bestuurder] geschatte snelheid van 60 km/u moet hij de auto van [betrokkene] tijdig hebben kunnen waarnemen. Gelet op de situatie ter plaatse zoals die uit de door [verzoeker] overgelegde foto’s blijkt was de [straat] over een behoorlijke afstand goed te overzien, zeker vanuit de hoge bestuurderspositie in een vuilniswagen.
2.11.
Ter zake van aan [betrokkene] c.q. Delta Lloyd toe te rekenen omstandigheden geldt het volgende. In geschil is of [betrokkene] de vuilniswagen is gepasseerd met een snelheid van 40 à 50 km/u zoals zij zelf heeft verklaard, of met een snelheid van rond ± 60 km/u zoals [bestuurder] heeft verklaard. [betrokkene] heeft dus in ieder geval niet de maximaal toegestane snelheid overschreden. De vraag is wel of zij haar snelheid zodanig heeft aangepast dat zij op een verkeersfout van achter de vuilniswagen werkzame vuilnismannen kon anticiperen.
2.12.
Vast staat dat [betrokkene], zoals zij tegenover Delta Lloyd heeft verklaard, na een bocht in de weg de vuilniswagen op de tegenliggende rijbaan heeft gezien en ook dat zij een vuilnisman heeft zien lopen, voor haar aan de linkerzijde van de vuilniswagen. Vast staat verder dat de vuilniswagen zwaailicht voerde en door [bestuurder] tegen de middenas van de weg was gepositioneerd en voorts dat de rijbaan voor [betrokkene] aan de rechterzijde werd begrensd door een onderbroken lage betonrand. [betrokkene] werd met het zwaailicht opmerkzaam gemaakt op een gevaarlijke verkeerssituatie. Nu zij de vuilniswagen en een vuilnisman heeft waargenomen was voor haar het risico op een onoplettende vuilnisman op de openbare weg achter de vuilniswagen ook concreet voorzienbaar. Zij heeft verklaard in verband met deze onoverzichtelijke, risicovolle situatie haar snelheid te hebben verminderd tot 40 à 50 km/u. Deze snelheid is echter te hoog om bij een fout zoals [verzoeker] die heeft gemaakt en waarop zij, ook indien zij geen overstekende vuilnisman heeft gezien bedacht moest zijn, een ongeval te voorkomen. Ook indien [betrokkene] ter plaatse van het ongeval 40 à 50 km/u heeft gereden heeft zij haar snelheid dus onvoldoende aangepast. Of haar snelheid 60 km/u is geweest zoals [verzoeker] stelt, acht de rechtbank voor de bijdrage van deze fout van [betrokkene] aan de schade van ondergeschikt belang. Ook op dit punt is derhalve bewijslevering niet aan de orde. Dat [betrokkene] met geluidssignalen haar komst had moeten aankondigen volgt de rechtbank, daargelaten of dat is toegestaan, onder de gegeven omstandigheden waaronder de aanpassing van haar snelheid en het feit dat zij voor de chauffeur zichtbaar moet zijn geweest, niet.
2.13.
De rechtbank is van oordeel dat de fouten van [verzoeker] en [betrokkene] in gelijke mate aan de schade hebben bijgedragen. De vraag is vervolgens of de billijkheid, abstraherend van de aan een motorvoertuig inherente gevaren, eist dat meer dan de helft van de schade voor rekening van Delta Lloyd wordt gelaten. In dat verband is het volgende van belang.
2.14.
In de mate van verwijtbaarheid ziet de rechtbank geen aanleiding voor een billijkheidscorrectie. De verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten is van dezelfde orde van grootte.
Hoewel partijen over de precieze ongevalsgevolgen verschillen kan wel worden vastgesteld dat [verzoeker] als voetganger door een auto is aangereden, waarbij hij een verrekte knieband heeft opgelopen en als gevolg waarvan hij in zijn functie van vuilnisman vanwege rug- en knieklachten arbeidsongeschikt is verklaard. Herintegratiepogingen in andere functies zijn op niets uitgelopen. Het bezwaar van [verzoeker] tegen het besluit zijn ziektewetuitkering met ingang van 17 juli 2012 te beëindigen is gegrond verklaard. Volgens het besluit op bezwaar was de verzekeringsarts van mening dat [verzoeker] op 17 juli 2012 nog niet in staat was om zijn arbeid te verrichten. Verder is van belang dat [verzoeker], in ieder geval mede als gevolg van het ongeval, onder behandeling staat van een psycholoog en heeft gestaan van een fysiotherapeut. Ook zonder bewijslevering dient dan geconcludeerd te worden dat de gevolgen van het ongeval voor [verzoeker] duidelijk ingrijpend zijn.
Verder is van belang dat aan de zijde van [betrokkene] een verzekering(splicht) bestaat voor schade als de onderhavige.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de billijkheid vanwege deze omstandigheden dat 70% van de schade voor rekening van Delta Lloyd wordt gelaten. In zoverre is het verzoek onder a) toewijsbaar. Gelet op het voorgaande is bewijslevering niet nodig. Er bestaat daarom geen aanleiding het verzoek vanwege een disbalans tussen kosten en baten van de verzochte beslissingen (in de zin van Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18) op de voet van artikel 1019z Rv af te wijzen, zoals Delta Lloyd heeft opgeworpen.
2.15.
Toewijzing van het verzoek onder b) is niet nodig omdat Delta Lloyd tot schadevergoeding bereid is. Ter zake van het verlangde voorschot, het verzoek sub c), geldt het volgende.
2.16.
Anders dan Delta Lloyd opwerpt kan op de voet van 1019w Rv ook worden beslist over een voorschot op schadevergoeding. Verwezen zij naar de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 14 en 16). Voldoende aannemelijk is dat een nader voorschot [verzoeker] beter in staat zal stellen de onderhandelingen voort te zetten en dat dat in zoverre bij zal dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
2.17.
De toewijsbaarheid van de grootste schadeposten (die ter zake van verlies aan arbeidsvermogen, smartengeld en kosten huishoudelijke hulp) is voor een groot deel ervan afhankelijk dat ook het voortduren van de klachten een gevolg is van het ongeval. Tussen partijen is echter in geschil of het voortduren van de klachten van [verzoeker] als een ongevalsgevolg kan worden aangemerkt. Op basis van de gegevens die in deze procedure zijn gebracht kan de rechtbank dat niet vaststellen. Artikel 1019z Rv staat eraan in de weg dat de rechtbank zich door een deskundige laat voorlichten. Thans is zodanig onzeker dat Delta Lloyd uiteindelijk - rekening houdend met een vergoedingsplicht van 70% - meer dan de € 6.500,00 die is bevoorschot aan schadevergoeding verschuldigd is, dat het opleggen van een voorschot (van € 10.000,00) niet aan de orde is. Het daartoe strekkende verzoek zal worden afgewezen.
2.18.
Ter zake van de kosten is het volgende van belang.
Een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 298 Rv is niet mogelijk nu deze bepaling niet van toepassing is verklaard in artikel 1019aa lid 3 Rv. Zoals verzocht zullen de kosten aan de zijde van [verzoeker] bij de behandeling van het verzoek worden begroot. Uit het voorgaande volgt dat [verzoeker], anders dan Delta Lloyd heeft opgeworpen, deze procedure niet volstrekt onnodig of ten onrechte aanhangig heeft gemaakt.
2.19.
[verzoeker] heeft verzocht de kosten van de werkzaamheden van zijn advocaat te begroten tegen een uurtarief van € 225,00, inclusief 5% kantoorkosten, exclusief btw. Delta Lloyd vindt dat tarief fors. Zij heeft terecht niet bepleit dat het onredelijk hoog zou zijn. Van dit tarief wordt uitgegaan.
2.20.
In totaal wenst [verzoeker] 25 uur en 30 minuten aan werkzaamheden van zijn advocaat begroot te zien, te vermeerderen met de tijd die met het bijwonen van de zitting is gemoeid die de rechtbank begroot op 2 uur inclusief reistijd. [verzoeker] heeft de werkzaamheden deugdelijk gespecificeerd. Delta Lloyd werpt op dat onredelijk veel tijd is besteed, zeker voor een gespecialiseerd advocaat. Waar het efficiënter kon heeft Delta Lloyd niet concreet aangegeven. Maar bijvoorbeeld in totaal 6 uur voor het voorbereiden van de zitting, exclusief 2½ uur voor het opstellen van pleitnotities komt de rechtbank inderdaad overmatig voor. Al met al acht de rechtbank in deze zaak ten hoogste een tijdsbesteding van 18 uur nog redelijk.
2.21.
De begroting sluit dan op een bedrag van € 4.975,50, inclusief het griffierecht ad € 75,00. Omdat Delta Lloyd aansprakelijk is en 70% van de schade dient te vergoeden zal zij, zoals [verzoeker] klaarblijkelijk heeft beoogd te verzoeken, worden veroordeeld tot betaling van 70% van de aldus begrote kosten.ECLI:NL:RBGEL:2013:4791