Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 300120 belaadster kijkt links van vuilniswagen om over te steken en wordt door tegemoetkomende auto aangereden; te weinig afstand gehouden tot vuilniswagen; 100% aanspr

RBGEL 300120 belaadster kijkt langs vuilniswagen en wordt door tegemoetkomende auto aangereden; te weinig afstand; 100% aansprakelijk
- kosten gevorderd en toegewezen 18,5 uur x € 210,00 + 21% btw + griffierecht, in totaal € 4.979,85

De feiten

2.1.
Op 8 april 2019 heeft in de [locatie verkeersongeval] een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij [verzoekster] is aangereden door automobilist [naam automobilist] , een ingevolge de WAM verzekerde van Univé (hierna: [naam automobilist] ). [locatie verkeersongeval] is ter plaatse van het ongeval een binnen de bebouwde kom gelegen weg waar maximaal 30 km/uur mag worden gereden. Ter hoogte van het ongeval bevindt zich aan de ene kant van de weg een trottoir en aan de andere kant een berm.

2.2.
[verzoekster] was die dag in [locatie verkeersongeval] aan het werk als belaadster van een vuilniswagen. De vuilniswagen werd bestuurd door de heer [chauffeur vuilniswagen] met als bijrijder de heer [naam bijrijder] . De vuilniswagen voerde zwaailicht en alarmlichten. [verzoekster] liep links achter de vuilniswagen en wilde voorbij de vuilniswagen kijken of de weg vrij was om over te steken en is daarbij aangereden door [naam automobilist] , die vanuit tegengestelde richting kwam aanrijden. Bij de aanrijding is de voet van [verzoekster] terecht gekomen in de wielkast van de auto van [naam automobilist] en heeft zij met haar arm de buitenspiegel van de auto geraakt.

2.3.
[verzoekster] heeft bij het ongeval letsel opgelopen, onder meer bestaande uit een breuk in haar linkerenkel. Bij de spoedeisende hulp is haar linkerenkel gezet en is gips aangebracht. De botgenezing verloopt moeizaam. Op 11 oktober 2019 is tijdens een operatie een plaat gezet in de enkel. Voorafgaand aan de operatie was [verzoekster] , op advies van de bedrijfsarts, gestart met een opbouw tot werkhervatting, bestaande uit aangepaste administratieve werkzaamheden.

2.4.
De verzekerde [naam automobilist] schrijft op 14 april 2019 aan Univé:
“ Ten tijde van het ongeval reed ik 20-25 km aangezien het een 30 km zone is. De weg daar is 5 meter 30 breed. Mijn auto is 1 meter 50. Ik weet niet hoe breed een vuilniswagen is maar ik heb niet verder kunnen uitwijken. Daar was het te smal voor. De vuilniswagen stond links en heb daardoor zeker vaart geminderd. Ik ben aan komen rijden en heb niemand gezien totdat er in een keer iemand van links tegen mijn auto aan liep. Zag dat het mijn autospiegel had geraakt en ben direct gestopt en uitgestapt. Zag dat er een vuilnisvrouw op de grond lag. (…) Ben enorm geschrokken van het ongeluk maar ik heb niets gezien aan beweging achter de vuilnisauto. ( ... )”.

2.5.
De heer [chauffeur vuilniswagen] , chauffeur van de vuilniswagen ten tijde van het ongeval, verklaart op 8 mei 2019:
Ik keek in mijn spiegel en voor mij kwam een auto tegemoe[t] gereden met ongeveer 25/30 km per uur. [verzoekster] kwam achter de vrachtwagen langs lopen en wilden kijken of er verkeer aan kwam precies op dat moment was de auto ook op dat punt en raakte [verzoekster] met de spiegel tegen haar arm/bovenlijf en haar voet kwam tussen de wielkast en het wiel en hoorden daarbij een flinke knal”.

En op 24 mei 2019:
( ... ) Ik heb de vuilniswagen zo dicht mogelijk langs de kant van de weg gezet, omdat het een behoorlijk smalle weg was. Ik had zowel de zwaailichten als de alarmlichten aanstaan.

De auto kwam met ongeveer 30 km/u aan rijden. Op het moment dat de auto langs de vuilniswagen reed, zag ik in de buitenspiegel (aan de bestuurderskant) dat de auto heel dicht langs de vuilniswagen reed. Er zat hooguit 20 centimeter tussen de vuilniswagen en de auto. Ik kon [verzoekster] niet zien in de spiegel, omdat zij achter de vuilniswagen stond. Ik hoorde een harde knal.

Ik ben toen gelijk uit de vuilniswagen gestapt om te kijken wat er was gebeurd en om te zorgen voor een veilige situatie. [verzoekster] lag op de grond. Ze was met haar voet in de wielkast gekomen en haar arm was geraakt door de buitenspiegel van de auto. De automobilist zei: “Ik heb haar helemaal niet gezien. Ik hoorde alleen de klap.

( ... )

2.6.
In een e-mailbericht van 11 april 2019 heeft de advocaat van [verzoekster] Univé in hoedanigheid van WAM-verzekeraar aansprakelijk gesteld voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval van 8 april 2019.

2.7.
Univé heeft in een e-mailbericht van 26 april 2019 50% aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.

2.8.
Univé heeft tot op heden in totaal een bedrag van € 12.500,00 (volgens Univé) dan wel € 12.000,00 (volgens [verzoekster] ), exclusief buitengerechtelijke kosten, aan schadevergoeding aan [verzoekster] bevoorschot.

Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank op de voet van artikel 1019w Rv bij beschikking:
1. voor recht te verklaren dat [verzoekster] ten gevolge van de aanrijding schade heeft geleden en dat Univé daarvoor aansprakelijk is op grond van het bepaalde in artikel 185 WVW en dat Univé gehouden is 100% van de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade aan haar te vergoeden,
2. de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 4.979,85 inclusief btw en griffierecht en Univé te veroordelen tot betaling van deze kosten binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking en te verklaren voor recht dat de wettelijke rente zonder aanzegging verschuldigd zal zijn als niet binnen deze termijn is voldaan.

3.2.
Aan haar verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat Univé (als verzekeraar van [naam automobilist] ) op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet (WVW) aansprakelijk is voor de door haar geleden schade als gevolg van het ongeval. [verzoekster] stelt dat Univé gehouden is haar schade volledig te vergoeden, nu zij ( [verzoekster] ), in tegenstelling tot de automobilist, geen verkeersfout heeft gemaakt en aldus geen aandeel heeft gehad in het ontstaan van de schade. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat [verzoekster] wel heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade, stelt [verzoekster] dat op grond van de billijkheidscorrectie de schade toch volledig ten laste van Univé moet komen.

3.3.
Univé betwist dat haar schadevergoedingsverplichting verder gaat dan 50% en stelt daartoe dat het [verzoekster] is geweest die ernstige verkeersfouten heeft gemaakt in plaats van haar verzekerde. De ernst van de verkeersfouten van [verzoekster] alsmede het feit dat van een medische eindtoestand nog geen sprake is, belet volgens Univé ook dat een billijkheidscorrectie in het voordeel van [verzoekster] uitvalt.

De beoordeling

4.1.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent, of in verband met, een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Het verzoek leent zich voor beoordeling in deelgeschil, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is.

4.2.
Vaststaat dat Univé op grond van artikel 185 WVW aansprakelijk is voor de door het verkeersongeval aan [verzoekster] toegebrachte schade. Niet is in geschil dat geen sprake is van overmacht aan de zijde van de verzekerde van Univé ( [naam automobilist] ) of opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van [verzoekster] . Beoordeeld dient te worden of de vergoedingsplicht van Univé op de voet van artikel 6:101 BW verminderd moet worden en zo ja, in hoeverre.

4.3.
Wanneer de eigenaar van het motorrijtuig in beginsel krachtens artikel 185 WVW aansprakelijk is, omdat hij niet overmacht aannemelijk heeft gemaakt, doch er wel een fout van de fietser of voetganger is, zonder dat evenwel sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid, eist de billijkheid bij de verdeling van deze schade over de betrokkenen dat tenminste 50 percent van de schade ten last van het motorrijtuig wordt gebracht wegens de verwezenlijking van het daaraan verbonden gevaar. Dit brengt mee dat deze eigenaar in ieder geval aansprakelijk is voor de helft van de schade van de fietser of voetganger. Ten aanzien van de andere helft is in beginsel beslissend in hoeverre de - foutieve - gedragingen van de eigenaar en de fietser of voetganger tot de schade hebben bijgedragen (HR 28 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0526 (IZA/Vrerink).

4.4.
Ingevolge dat arrest - zoals dit moet worden verstaan - zal vervolgens nog moeten worden nagegaan of wellicht naar de maatstaven van artikel 6:101 BW meer dan 50% van de schade ten laste van (de verzekeraar van) [naam automobilist] moet worden gebracht, hetzij omdat haar gedragingen in verhouding tot die van [verzoekster] voor meer dan 50% tot de schade hebben bijgedragen, hetzij omdat de in artikel 6:101 lid 1 BW bedoelde billijkheid, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een zodanige verdeling eist dan wel eist dat de schade geheel ten laste van (de verzekeraar van) [naam automobilist] komt. De gevaren die inherent zijn aan het desbetreffende motorvoertuig, zoals massa en remweg, zijn reeds volledig verdisconteerd in de 50%-regel en mogen in het kader van de toepassing van de billijkheidscorrectie op het resterende gedeelte niet nogmaals worden meegewogen (HR 24 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1196).

4.5.
Kortom, als [verzoekster] een fout heeft gemaakt dan dient Univé in ieder geval de helft van de schade van [verzoekster] te vergoeden, maar dat percentage kan hoger (tot 100%) zijn als aan [naam automobilist] toe te rekenen omstandigheden, in verhouding tot die welke aan [verzoekster] zijn toe te rekenen, voor meer dan de helft tot de schade hebben bijgedragen, of indien de billijkheid, abstraherend van de aan een motorvoertuig inherente gevaren, dat eist.

4.6.
Univé, op wie de stelplicht en eventuele bewijslast rust ter zake van de aanwezigheid van een fout aan de zijde van [verzoekster] , stelt dat [verzoekster] aan [naam automobilist] geen voorrang heeft verleend bij het oversteken van de weg en aldus een verkeersovertreding heeft begaan. Door plotseling vanachter de vuilniswagen de weg over te steken is [verzoekster] op de weghelft van [naam automobilist] tegen de auto van [naam automobilist] gelopen. [naam automobilist] heeft bij het passeren van de vuilniswagen uiterst rechts gereden, haar snelheid aangepast en hoefde er niet op bedacht te zijn dat een belaadster van een vuilniswagen zou oversteken om aan de andere kant ook vuilnis op te halen, te meer nu voor [naam automobilist] geen vuilnis aan die zijde zichtbaar was, zodat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt, althans geen sprake is van een (verkeers)fout aan de zijde van [naam automobilist] , aldus Univé.

4.7.
[verzoekster] stelt daarentegen dat [naam automobilist] haar snelheid niet voldoende heeft aangepast aan de omstandigheden en te dicht langs de vuilniswagen is gereden. Alleen al de aanwezigheid van een vuilniswagen met zwaai- en alarmlichten aan had voor [naam automobilist] reden moeten zijn om haar snelheid te beperken en zij had er zich bewust van moeten zijn dat er mensen bij de vuilniswagen aan het werk waren om afval op te halen, ook eventueel aan de overkant van de weg. Om die reden had [naam automobilist] bovendien meer afstand moeten houden ten opzichte van de vuilniswagen. Daar komt volgens [verzoekster] bij dat voor [naam automobilist] duidelijk zichtbaar was, althans had moeten dan wel kunnen zijn, dat er ook aan de overkant van de weg vuilniszakken op het trottoir stonden, omdat het die betreffende dag ging om (een grote hoeveelheid) goed zichtbare gele zakken voor plastic afval.

[verzoekster] betwist dat zij een verkeersfout heeft gemaakt. Zij heeft vanachter de vuilniswagen een stap willen zetten om langs de vuilniswagen te kunnen kijken of zij veilig kon oversteken. Terwijl zij haar voet nog in de lucht had om de stap te zetten, is zij aangereden door [naam automobilist] . Zij had op dat moment haar voet/onderbeen een klein stukje voorbij de vuilniswagen gestoken en had nog geen stap op de rijbaan van [naam automobilist] gezet. In dat geval zou [naam automobilist] immers over haar voet heen zijn gereden, en was haar voet niet (hoger) in de wielkast van de auto terecht gekomen, zoals nu is gebeurd, aldus [verzoekster] .

4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat een automobilist die een vuilniswagen passeert (inhalend van achteren dan wel komend vanuit de tegenovergestelde richting), waarbij de vuilniswagen zwaailichten en alarmlichten voert, er rekening mee moet houden dat er op dat moment in de nabijheid van de vuilniswagen mensen aan het werk zijn. Een automobilist zal bij het passeren van de vuilniswagen zijn snelheid moet aanpassen en tevens voldoende afstand moeten houden tot de vuilniswagen. [locatie verkeersongeval] is 5.30 meter breed, beide weghelften zijn dus 2.65 meter breed. De vuilniswagen is, gemeten zonder spiegels, 2.55 meter breed. Dat betekent dat, rekening houdend dat de vuilniswagen circa 10 cm van de rand van de weg (de berm) verwijderd stond, de vuilniswagen de volledige rechter weghelft in beslag nam. De breedte van de linker weghelft, waarop [naam automobilist] vanuit tegengestelde richting reed, was ook 2.65 meter breed. [naam automobilist] reed in een Peugeot 107. Deze auto is (volgens haar eigen verklaring) 1.50 meter breed. Uitgaande van een situatie waarin een automobilist zoveel mogelijk rechts houdt op de eigen weghelft – hetgeen [naam automobilist] naar eigen zeggen heeft gedaan – blijft er (rekening houdend met een ruimte van circa 10 cm tussen de rand van de weg, in dit geval het trottoir, en de auto) een ruimte van 1.05 meter op die weghelft over. Ook al betwist Univé dat er tussen de auto van [naam automobilist] en de vuilniswagen op het moment van de aanrijding 20 cm zat, zoals de chauffeur van de vuilniswagen heeft verklaard, kan de stelling dat [naam automobilist] met haar auto zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, dan geen stand houden. Met een beschikbare tussenruimte van meer dan een meter tussen de beide voertuigen, zou [naam automobilist] , wanneer zij voldoende rechts had aangehouden, de uitgestoken voet/het onderbeen van [verzoekster] vrijwel zeker niet hebben kunnen raken. De beschikbare ruimte op de weg wordt geïllustreerd door de door [verzoekster] bij e-mailbericht van 18 november 2019 overgelegde foto’s. Op de ter zitting als foto 1 aangemerkte foto van [locatie verkeersongeval] is een vuilniswagen zichtbaar die wordt ingehaald door een bestelbus, die aanmerkelijk breder is dan de personenauto van [naam automobilist] . Zelfs in die situatie is er zichtbaar voldoende ruimte om de vuilniswagen te passeren, zonder (te) dicht langs de vuilniswagen te rijden. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank dan ook de conclusie gerechtvaardigd dat [naam automobilist] met haar auto te weinig afstand heeft gehouden tot de vuilniswagen, terwijl er voor haar geen belemmering was om meer rechts op haar eigen weghelft te rijden. Indien [naam automobilist] voldoende rechts op haar weghelft had gereden dan was de afstand ten opzichte van de vuilniswagen zodanig groot geweest, dat in dat geval naar het oordeel van de rechtbank het uitsteken van een voet/onderbeen vanachter de vuilniswagen vandaan, ook al stak die voet/dat onderbeen op dat moment een stukje uit boven de weghelft van het tegemoetkomende verkeer, niet zou hebben geleid tot een aanrijding. De snelheid waarmee [naam automobilist] heeft gereden doet in dit geval niet ter zake. Het ongeval is veroorzaakt doordat [naam automobilist] te weinig afstand heeft gehouden bij het passeren van de vuilniswagen, hetgeen aan haar kan worden toegerekend. Bij deze stand van zaken kan het antwoord op de vraag of [naam automobilist] had kunnen of moeten zien dat er (gele) vuilniszakken op het trottoir aan de haar kant van de weg stonden, verder in het midden blijven.

4.9.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de (verkeers)fout van [naam automobilist] in een zo grote mate heeft bijgedragen aan de schade, dat ook als het uitsteken van een voet/onderbeen voorbij de zijkant van de vuilniswagen door [verzoekster] zou moeten worden beschouwd als een (verkeers)fout, deze fout in geen enkele verhouding staat tot de (verkeers)fout van [naam automobilist] . De rechtbank komt tot de slotsom dat ook in dat geval de (verkeers)fout aan de zijde van [verzoekster] zo minimaal is afgezet tegen (verkeers)fout van [naam automobilist] , dat de conclusie moet zijn dat de gedraging van [naam automobilist] voor 100% tot de schade heeft bijgedragen en dat van eigen schuld van [verzoekster] geen sprake is.

4.10.
Bij deze causale verdeling behoeft het beroep op de billijkheidscorrectie geen bespreking meer.

Kosten deelgeschil

4.11.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank de kosten van dit deelgeschil te begroten en Univé te veroordelen tot betaling daarvan. In het verzoekschrift heeft [verzoekster] een begroting opgenomen die uitkomt op 18,5 uur maal een uurtarief van € 210,00, te vermeerderen met 21% btw en griffierecht, in totaal uitkomend op een bedrag van € 4.979,85. [verzoekster] stelt dat zij haar uurtarief heeft beperkt tot € 210,00 exclusief btw, zonder het recht prijs te geven later een hoger uurtarief te vorderen vanwege het financieel belang of de complexiteit van het dossier.

4.12.
Afgezien van de stelling van Univé dat de kosten nodeloos zijn gemaakt, indien blijkt dat nadere bewijslevering noodzakelijk is - hetgeen niet het geval is - betwist Univé alleen de mogelijkheid tot het later corrigeren van het uurtarief en voert zij verder aan dat het schulddelingspercentage ook op de kosten van het deelgeschil van toepassing is.

4.13.
Univé heeft geen verweer gevoerd tegen de gestelde tijdsbesteding en het gehanteerde uurtarief. De rechtbank acht het aantal opgevoerde uren voor de behandeling van dit verzoek niet onredelijk. Datzelfde geldt voor het opgevoerde uurtarief van € 210,00 exclusief btw. De kosten van het deelgeschil zullen daarom worden begroot op het verzochte bedrag van € 4.979,85. Univé zal als aansprakelijke partij worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De verzochte wettelijke rente over deze kosten zal eveneens worden toegewezen. Gelet op het ontbreken van eigen schuld van [verzoekster] komt de rechtbank niet toe aan eventuele consequenties daarvan op de hoogte van de kosten van het deelgeschil. ECLI:NL:RBGEL:2020:1341