Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 020713 toewijzing voorbehoud mbt wijziging in de wet- en regelgeving op het terrein van de sociale zekerheid

Hof 's-Hertogenbosch 020713 ongeval bromfietser; causaal verband whiplash aangenomen;
- geen eigen schuld vanwege te hoge snelheid; 
- pensioenleeftijd stelplicht en bewijslast op slachtoffer; nav brief wg-er op 65 jaar;

- zelfwerkzaamheid ogv richtlijn Letselschaderaad € 700,00 per jaar;
- smartengeld € 18.000,00 
- geen verrekening uitkering ongevallenverzekering;

- toewijzing voorbehoud mbt wijziging in de wet- en regelgeving op het terrein van de sociale zekerheid

WAO-voorbehoud

7.13.1.
De derde en laatste incidentele grief van [geïntimeerde] is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van zijn vordering om de arbeidsvermogensschade toe te wijzen onder een voorbehoud van het blijven voortbestaan van een volledige WAO-uitkering.
Het gaat er in dit geval volgens [geïntimeerde] niet om dat goede en kwade kansen zijn verdisconteerd nu hij een schadevergoeding ineens vordert, omdat er de facto alleen sprake is van kwade kansen aan de zijde van [geïntimeerde], namelijk dat zijn WAO-uitkering zal versoberen of dat hij deze zal verliezen. Met dat voorbehoud wordt volgens [geïntimeerde] recht gedaan aan het beginsel van volledige schadevergoeding. Van hem kan niet verlangd worden dat hij schadevergoeding in de vorm van een periodieke betaling vordert, aldus [geïntimeerde], vanwege het evident voor hem zeer belastende karakter van de afwikkeling van een schadevergoeding.
7.13.2.
London stelt dat [geïntimeerde] nu eenmaal heeft gekozen voor betaling van een bedrag ineens, waaraan het nemen van goede en kwade kansen inherent is. [geïntimeerde] kan daar niet een aspect uitnemen ten aanzien waarvan hij een voorbehoud wil maken, aldus London.
7.13.3.
Het hof oordeelt als volgt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat in Nederland onder invloed van de internationale financiële en economische crisis al sinds enige jaren sterk op overheidsuitgaven wordt bezuinigd en dat dat ook geldt voor sociale uitkeringen.
Hoewel in beginsel juist is dat een uitkering van schadevergoeding ineens impliceert dat daarbij goede en kwade kansen verrekend worden geacht, zijn op dat uitgangspunt onder omstandigheden uitzonderingen mogelijk. Art. 6:105 lid 1 BW (laatste zin) biedt de rechter de mogelijkheid aan een veroordeling tot schadevergoeding voorwaarden te verbinden.
In dit geval doet zich naar het oordeel van het hof aanleiding voor het maken van een uitzondering voor, nu in de huidige economische en financiële omstandigheden op dit moment bepaald niet te verwachten is dat sociale uitkeringen de komende jaren zullen worden verhoogd en het zeker niet denkbeeldig is dat deze de komende jaren zullen worden verlaagd. Daarbij speelt een rol dat [geïntimeerde] eind 2017 reeds pensioengerechtigd is, zodat de periode dat hij nog (mede) van een WAO-uitkering afhankelijk is, niet meer dan
4 ½ jaar bedraagt. Over die periode valt met aanvaardbare aannemelijkheid een voorzichtige inschatting zoals zojuist gegeven, te maken. De (huidige) WAO-uitkering van [geïntimeerde] vormt een aanzienlijk deel, meer dan 60%, van zijn totale inkomen zoals hij dat zonder ongeval zou hebben gehad, en dat tot uitgangspunt dient bij de vergoeding van zijn arbeidsvermogenschade. Het toe te wijzen voorbehoud heeft mitsdien geen betrekking op verval of vermindering van aanspraken van [geïntimeerde] ongeacht de oorzaak daarvan, maar geldt uitsluitend voor het geval van wijziging in de wet- en regelgeving op het terrein van de sociale zekerheid.
De derde grief van [geïntimeerde] slaagt mitsdien. ECLI:NL:GHSHE:2013:2726