Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 050625 toeslagenaffaire; vdo psychiater toegewezen; ad-er aangehouden, mede vanwege nog niet erkende aansprakelijkheid t.o.v. kinderen

RBAMS 050625 toeslagenaffaire; vdo psychiater toegewezen; ad-er aangehouden, mede vanwege nog niet erkende aansprakelijkheid t.o.v. kinderen

2De feiten

2.1.

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire.

2.2.

In een beschikking van 11 mei 2023 heeft de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen aan [verzoeker 1] een compensatiebedrag toegekend van € 44.164,-.

2.3.

In een brief van 22 augustus 2023 heeft [verzoeker 1] de Staat aansprakelijk gesteld voor schade die zij heeft geleden door besluiten met betrekking tot de vaststelling, verlaging, nihilstelling en terugvordering van kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 t/m 2010. In die brief staat dat [verzoeker 1] forfaitaire bedragen aan schadevergoeding heeft ontvangen, die deel uitmaken van het compensatiebedrag van € 44.164,-, bestaande uit € 7.356,- voor materiële schade en € 12.500,- voor immateriële schade. [verzoeker 1] stelt zich in die brief op het standpunt dat haar schade hoger is dan de schadevergoeding die zij heeft ontvangen.

2.4.

Bij brief van 27 oktober 2023 heeft de Staat aansprakelijkheid jegens [verzoeker 1] erkend voor de besluiten met betrekking tot de jaren waarvoor door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen compensatie is toegekend.

2.5.

Op 4 juni 2024 is de Staat ook namens [verzoeker 2] , [verzoeker 3] en [verzoeker 4] aansprakelijk gesteld. De Staat betwist aansprakelijkheid tegenover [verzoeker 3] en [verzoeker 4] . Aansprakelijkheid tegenover [verzoeker 2] wordt niet betwist.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken - samengevat - de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen en daarbij een psychiater en de heer T. van Summeren, arbeidsdeskundige, als deskundigen te benoemen, met als opdracht de in het verzoekschrift opgenomen vragen te beantwoorden, en te bepalen dat de Staat de kosten van de onderzoeken moet betalen.

3.2.

Aan het verzoek leggen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] het volgende ten grondslag. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] willen hun civielrechtelijke rechtspositie ten opzichte van de Staat nader bepalen, met het oog op een vervolgprocedure of minnelijke regeling. Gezien de aard van de schade wensen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] dat in de eerste plaats een psychiatrische expertise plaatsvindt.

3.3.

De Staat verzet zich gedeeltelijk tegen inwilliging van het verzoek. De Staat voert geen verweer tegen de gevraagde psychiatrische onderzoeken en ook niet tegen onderzoek door een arbeidsdeskundige naar [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Wel heeft de Staat bezwaar tegen onderzoek door een arbeidsdeskundige naar de kinderen. De Staat vindt het niet doelmatig en efficiënt om ten aanzien van de kinderen een arbeidsdeskundig onderzoek te gelasten, omdat de aansprakelijkheid jegens hen niet vaststaat. Ook voert de Staat verweer tegen het verzoek om haar te belasten met de kosten van het onderzoek van de arbeidsdeskundige naar de kinderen. Verder kan de Staat zich niet vinden in de voorgestelde vraagstelling. De Staat wil met name het begrip ‘voorval’ concreter geformuleerd zien.

4De beoordeling

4.1.

Voorop staat dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 1 Rv in beginsel moet worden toegewezen, als dat verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is alleen anders als [verzoeker 1] en [verzoeker 2] geen belang bij het verzoek hebben, zoals bedoeld in artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW), of als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van recht of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.1

Deskundigenonderzoek door een psychiater

4.2.

De Staat verzet zich niet tegen het verzoek van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] tot de benoeming van een psychiater voor het verrichten van een deskundigenonderzoek naar [verzoeker 1] en [verzoeker 2] en hun kinderen.

4.3.

Partijen hebben na de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de benoeming van psychiater dr. J.W. Peterse van WPEX. Dr. Peterse heeft de griffier laten weten dat hij bereid is en in de gelegenheid is het onderzoek te verrichten. Dr. Peterse is voornemens dr. [naam 1] (klinisch psycholoog) te betrekken in het onderzoek naar [verzoeker 3] en [verzoeker 4] en GGZ psycholoog mevrouw [naam 2] in het onderzoek naar [verzoeker 1] en [verzoeker 2] .

4.4.

Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 mei 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:9127) heeft de rechtbank partijen aanvullende vragen gesteld over (onder meer) de onderbouwing en aard van de klachten van [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en hun kinderen. Hoewel verzoekers er voor hebben gekozen om geen medische en onderwijs gerelateerde informatie in het geding te brengen, begrijpt de rechtbank dat dergelijke informatie wel aanwezig is. Mr. Spiertz heeft immers namens verzoekers verklaard dat [verzoeker 1] en [verzoeker 3] via de huisarts psychologische hulp hebben gezocht en dat [verzoeker 3] het laatste schooljaar van haar opleiding heeft moeten doubleren. Ook ten aanzien van [verzoeker 2] en [verzoeker 4] is toegelicht dat sprake is (geweest) van psychische klachten. Daaruit volgt weliswaar nog niet direct dat onderzoek door een psychiater aangewezen is, in welk kader de rechtbank van belang acht dat dr. Peterse heeft aangegeven dat hij dr. [naam 1] en [naam 2] in de onderzoeken zal betrekken. Daarnaast is van belang dat het uitgangspunt is dat het aan de deskundige is om te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn. Een en ander betekent dat in deze zaak niet is gebleken van de in 4.1 bedoelde uitzonderingen. De rechtbank wijst dit deel van het verzoek dan ook toe en zal in deze beschikking dr. Peterse als deskundige benoemen.

De vraagstelling

4.5.

Tussen partijen is in geschil welke vragen aan de deskundige moeten worden voorgelegd. Beide partijen hebben een voorstel gedaan en opmerkingen gemaakt over de door de andere partij voorgestelde vraagstelling.

4.6.

De rechtbank zal aansluiten bij de vraagstelling die is gehanteerd door de rechtbank Overijssel in een beschikking van 11 november 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:5910) en in een beschikking door de rechtbank Midden-Nederland van 26 maart 2025 (ECLI:NL:RBMNE:2025:1244) in vergelijkbare zaken. Daarbij zal de rechtbank de formulering hanteren van “het voorval” die door de Staat is voorgesteld, omdat deze concreter is dan de omschrijving die [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben voorgesteld.

Deskundigenonderzoek door een arbeidsdeskundige

4.7.

Onder meer gelet op het verweer van de Staat tegen een arbeidsdeskundig onderzoek naar de kinderen zal de rechtbank op dit moment alleen een onderzoek gelasten door een psychiater. De bevindingen van de psychiater kunnen namelijk relevant zijn bij de beoordeling van de vraag of onderzoek door een arbeidsdeskundige doelmatig is. Nadat de psychiater zijn onderzoek heeft afgerond en partijen zijn rapport hebben ontvangen, mogen zij zich hierover uitlaten. De beslissing op het verzoek een onderzoek door een arbeidsdeskundige te gelasten wordt aangehouden.

Voorschot

4.8.

Dr. Peterse heeft de met het onderzoek gemoeide kosten begroot op € 32.307,- inclusief btw. Dr. Peterse hanteert een uurtarief van € 390,- exclusief btw en verwacht voor [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ieder 16 uren aan het onderzoek te besteden en voor ieder van de kinderen 7 uren. Dr. [naam 1] en mw. [naam 2] hanteren een uurtarief van € 255,- exclusief btw. Mw [naam 2] verwacht voor [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ieder 3 uur en dr. [naam 1] verwacht voor de kinderen ieder 13 uur aan het onderzoek te besteden. Daarnaast is voor [verzoeker 1] , [verzoeker 2] [verzoeker 3] en [verzoeker 4] ieder drie uur aan administratieve werkzaamheden begroot tegen een uurtarief van € 50,- exclusief btw. De kostenopgave wordt aan deze beschikking gehecht. Het voorschot op de kosten van het onderzoek wordt bepaald op het door de deskundige opgegeven bedrag.

4.9.

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben verzocht te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundigenonderzoeken door de Staat worden betaald. De Staat heeft in haar brief van 12 juni 2025 aangegeven dat, aangezien aansprakelijkheid jegens de kinderen wordt afgewezen, het de Staat voorkomt dat de op de kinderen betrekking hebbende kosten van het onderzoek door verzoekers worden gedragen. In het verweerschrift heeft de Staat zich niet verzet tegen het verzoek dat de kosten voor psychiatrisch onderzoek voor haar rekening worden gebracht. De rechtbank ziet gelet op de vaststaande aansprakelijkheid jegens [verzoeker 1] en [verzoeker 2] en hetgeen is toegelicht over de samenhang van de verzoeken van de ouders en de kinderen aanleiding te bepalen dat het voorschot op de kosten van het onderzoek door de Staat dient te worden betaald. Een en ander neemt niet weg dat de Staat in haar brief van 12 juni 2025 terecht heeft gewezen op het risico op terugvordering dat op verzoekers rust.

Slotopmerkingen

4.10.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

4.11.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, moet zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij verstrekken.

4.12.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

beveelt een onderzoek door de volgende deskundige:

als psychiater

de heer dr. J.W. Peterse verbonden aan WPEX

Adres: [adres]
Telefoon: [telefoonnummer]
E-mail: [e-mailadres]

5.2.

bepaalt dat aan de psychiater de volgende vraagstelling ter beantwoording wordt voorgelegd:

INLEIDING


[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn erkend gedupeerden van de zogeheten kinderopvangtoeslagaffaire. [verzoeker 3] en [verzoeker 4] zijn de kinderen van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Met betrekking tot de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010 zijn op 28 april 2011 en 26 mei 2012 (toeslagjaar 2008), respectievelijk 20 april 2011 (toeslagjaar 2009) en 3 mei 2012 (toeslagjaar 2010) beschikkingen genomen op grond waarvan de toeslagouder respectievelijk € 2.827,- en € 4.287 (toeslagjaar 2008), € 14.425,- (toeslagjaar 2009) en € 7.880,- (toeslagjaar 2010) aan kinderopvangtoeslag moest terugbetalen. In de jaren 2011 tot en met 2014 is middels verrekeningen en loonvorderingen inclusief rente en kosten een bedrag van € 11.136,71 ter zake deze vorderingen door de Belastingdienst geïncasseerd. Het hiervoor onderstreepte wordt hierna aangeduid als “het voorval”. U wordt verzocht om een psychiatrisch onderzoek in te stellen naar de gevolgen van het voorval en naar aanleiding van uw bevindingen de hierna genoemde vragen gemotiveerd te beantwoorden.


Om een beeld te krijgen wat de mogelijke gevolgen voor [verzoeker 3] en [verzoeker 4] zijn van het hiervoor omschreven onrechtmatig handelen van de Staat tegenover [verzoeker 1] en [verzoeker 2] en de mogelijke impact die dat heeft gehad op [verzoeker 3] en [verzoeker 4] wordt u verzocht ook hen te onderzoeken en de volgende vragen te beantwoorden.

U wordt verzocht de vragen per persoon te beantwoorden. Zo er samenhang/verband bestaat wordt u verzocht deze te beschrijven en toe te lichten.

Voorvraag

A. Heeft u voor beoordeling van deze casus en/of de beantwoording van de onderstaande vragen alle relevante medische informatie ontvangen? Zo nee, wilt u dan aan (een van de) partijen door tussenkomst van mr. Spiertz en/of mr. Langbroek de benodigde informatie opvragen?

Vragen

  1. Wat is uw diagnose en, voor zover relevant, kunt u eventueel eerder gestelde diagnose(s) bevestigen?

  2. Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren van betrokkene, zoals:

 het reguleren van emoties;

 cognitief functioneren, het opnemen en weergeven van informatie;

 taalgebruik;

 helderheid van bewustzijn;

 gedrag?

3. Is het aannemelijk dat de stoornissen die bij betrokkene worden gevonden in causaal verband kunnen worden gebracht met het voorval?

4. Zijn er wellicht andere oorzaken dan het voorval (al dan niet ermee samenhangend), die een verklaring kunnen zijn voor de aangetoonde stoornissen?

5. Indien de aangenomen stoornissen kunnen worden toegeschreven aan de gevolgen van het voorval, wat zijn dan de beperkingen in het functioneren van betrokkene die daardoor zijn ontstaan? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

6. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde klachten en afwijkingen?

a. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

b. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

c. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 5)?

7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

U wordt verzocht uw antwoorden uitgebreid te motiveren en waar mogelijk te onderbouwen met verwijzing naar medisch-wetenschappelijke literatuur.

het voorschot

5.3.

stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de psychiater (dr. Peterse) vast op het door hem begrote bedrag van € 32.307,- inclusief btw. Het gaat om vier afzonderlijke onderzoeken. Voor de onderzoeken naar [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is een voorschot van € 7.155,- exclusief btw per onderzoek begroot, en voor de onderzoeken naar [verzoeker 3] en [verzoeker 4] is dit € 6.195,- exclusief btw per onderzoek,

5.4.

bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:

  • -

    partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de door de deskundige opgegeven begroting,

  • -

    indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,

  • -

    indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,

5.5.

bepaalt dat de Staat het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,

5.6.

draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

het onderzoek

5.7.

bepaalt dat de advocaat van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] deze beschikking en de processtukken binnen twee weken na de datum van deze beschikking in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,

5.8.

bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,

5.9.

bepaalt dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] in de gelegenheid worden gesteld hun blokkeringsrecht in te roepen (zoals nader omschreven onder 5.13) en dat een concept-fase wordt ingelast (zoals nader omschreven onder 5.13 en 5.14);

5.10.

wijst de deskundige erop dat:

  • -

    de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),

  • -

    de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,

  • -

    de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,

  • -

    de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,

  • -

    indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,

5.11.

bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,

het schriftelijk rapport

5.12.

draagt de psychiater op om uiterlijk drie maanden na bericht van de griffier over betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,

5.13.

wijst de deskundige erop dat:

  • -

    uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,

  • -

    dat de deskundige [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (voor henzelf en voor hun minderjarige kinderen) in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van hun inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoeker 1] en [verzoeker 2] als eerste kennis wensen te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (eventueel onder gesloten couvert via hun advocaat) moet toesturen en [verzoeker 1] en [verzoeker 2] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of zij gebruik willen maken van hun blokkeringsrecht (waarbij [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zich van commentaar op het concept moeten onthouden),

  • -

    dat, indien [verzoeker 1] en [verzoeker 2] binnen die termijn mededelen gebruik te maken van hun blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,

  • -

    dat, indien [verzoeker 1] en [verzoeker 2] geen gebruik maakt van hun inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden,

5.14.

bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,

5.15.

verklaart de beslissing over het voorschot (ambtshalve) uitvoerbaar bij voorraad,

5.16.

houdt de beslissing voor het overige aan

1zie HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8610 rov. 3.4 en HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:482, rov. 3.3.2.

 

Rechtbank Amsterdam 5 juni 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:6697