RBZWB 010324 desk.bericht; benoeming neuroloog, vza en ad-er; voorschot voor rekening ass.; vraagstelling
RBZWB 010324 desk.bericht; benoeming neuroloog, vza en ad-er; voorschot voor rekening ass.; vraagstelling
2 De feiten
2.1
Op 25 juni 2015 is [verzoeker] als bestuurder van een motor aangereden door een personenauto, als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen.
2.2
Achmea heeft als WAM-verzekeraar van de bestuurder van de personenauto aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.3
In het kader van de afwikkeling van de schade is op gezamenlijk verzoek onderzoek verricht door [orthopedisch chirurg] (hierna: [orthopedisch chirurg] ). Op 21 december 2017 heeft [orthopedisch chirurg] een rapport uitgebracht.
2.4
Op verzoek van [verzoeker] is een deelgeschillenprocedure aanhangig gemaakt, waarin op 10 juli 2020 door deze rechtbank een beschikking is gewezen. De rechtbank heeft hierin het volgende bepaald:
“bepaalt dat het rapport van 21 december 2017 van de heer [orthopedisch chirurg] uitgangspunt is bij de verdere schaderegeling en dat de schade als gevolg van de in dat rapport genoemde klachten en beperkingen van het rechteronderbeen, de rechterenkel, de rechtervoet, de rechterknie en de rechterheup als gevolg van het ongeval dient te worden toegerekend.”
2.5
Partijen hebben geprobeerd om in der minne tot afwikkeling van de schade te komen, maar dat is tot op heden niet gelukt.
3 Het verzoek en het verweer daartegen
3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank zal bevelen dat deskundigenonderzoeken worden verricht met (opvolgende) benoeming van:
-
dr. [neuroloog 1] ;
-
drs. [verzekeringsgeneeskundige] ;
-
de heer [arbeidsdeskundige 1] ;
-
de heer [bedrijfseconomisch onderzoeker] , en
-
mevrouw [rekenkundige] ,
tot deskundigen en dat aan hen de vragen waarnaar in het verzoekschrift wordt verwezen ter beantwoording worden voorgelegd.
3.2.
[verzoeker] stelt recht en belang te hebben bij dit verzoek en voert hiertoe als volgt aan. [verzoeker] is voornemens om een bodemprocedure in te stellen tegen Achmea ter verkrijging van aanvullende schade nu het partijen niet lukt niet om in onderling overleg tot een schadeafwikkeling te komen. Partijen twisten over de vraag welke beperkingen [verzoeker] heeft, of deze beperkingen allen ongevalsgerelateerd zijn en over de vraag welke schade daaruit voortvloeit en nog resteert nu Achmea zich op het standpunt stelt reeds alle schade te hebben vergoed. Een belangrijk geschilpunt is volgens [verzoeker] dat Achmea de door hem gestelde klachten c.q. beperkingen, met name de klachten aan de rechterheup, niet als ongevalsgerelateerd erkent en bovendien weigert de beschikking van deze rechtbank van 10 juli 2020 in het deelgeschil onverkort te volgen. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat zijn klachten als gevolg van het ongeval voortduren en dat hij daardoor oplopende schade lijdt. Deze schade bestaat naast kosten van medische behandelingen uit doorlopend verlies van verdienvermogen, verlies van zelfwerkzaamheid, kosten voor huishoudelijke hulp, kosten rechtsbijstand en overige materiële en immateriële schade.
3.3.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank een volledig neurologisch onderzoek te gelasten, teneinde te voorkomen dat een deel van zijn klachten onbenoemd blijft of onvoldoende in beeld komt. [orthopedisch chirurg] heeft in zijn rapport d.d. 21 december 2017 weliswaar reeds vastgesteld dat er als gevolg van het fors weke delen trauma ter plaatse sprake is van sensibele stoornissen in [verzoeker] rechteronderbeen en rechtervoet, maar tekent daarbij aan dat separate beoordeling van deze klachten naar zijn oordeel tot het specialisme van de neuroloog behoort. De volledige aard, omvang en het beloop van de ongevalsgerelateerde neurologische klachten is dus nog niet eerder vastgesteld, hetgeen [verzoeker] - met het oog op de begroting van zijn schade – met het neurologisch onderzoek beoogt. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat het aan de te benoemen neuroloog zelf is om te bepalen welke klachten hij als ongevalsklachten kan duiden op zijn eigen vakgebied, daarbij de conclusies van dr. [orthopedisch chirurg] in zijn oordeel betrekkend.
[verzoeker] stelt voorts recht en belang te hebben bij een verzekeringsgeneeskundig-, arbeidsdeskundig-, bedrijfseconomisch en rekenkundig onderzoek nu Achmea zich op het standpunt stelt dat er geen beperkingen zijn die leiden tot meer schade dan reeds door haar is vergoed. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat middels deze onderzoeken kan worden vastgesteld wat het verlies aan verdienvermogen en het verlies aan zelfwerkzaamheid is en of hij als gevolg van het ongeval bedrijfseconomische schade lijdt en hoe hoog die schade dan is en/of nog zal zijn. De uitkomst van deze onderzoeken zal [verzoeker] vervolgens in staat stellen om zijn proceskansen in te schatten bij een eventueel in te stellen bodemprocedure.
3.4.
Tot slot verzoekt [verzoeker] om, in afwijking van het uitgangspunt van artikel 195 Rv, te bepalen dat Achmea dit voorschot zal moeten voldoen. Achmea heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval immers erkend, zodat volgens vaste jurisprudentie de expertisekosten ter vaststelling van de ongevalsgerelateerde schade voor rekening van Achmea dienen komen.
3.5.
Achmea voert verweer en concludeert primair tot afwijzing van de verzoeken althans tot hooguit toewijzing van een beperkt neurologisch onderzoek door dr. [neuroloog 2] en een arbeidsdeskundig onderzoek door een arbeidsdeskundige werkzaam bij [bedrijf 1] . Ten aanzien van de beperkte neurologische klachten, namelijk de sensibele stoornissen in het rechteronderbeen en de rechtervoet van [verzoeker] , stelt Achmea zich op standpunt dat zij kan aannemen dat deze klachten het gevolg zijn van het ongeval. Met een beperkt neurologisch onderzoek kan Achmea, hoewel ze ook dit onderzoek niet noodzakelijk acht, instemmen. Met benoeming van dr. [neuroloog 1] in plaats van dr. [neuroloog 2] stemt zij niet in. In een eerder stadium hebben partijen al overeenstemming bereikt over benoeming van dr. [neuroloog 2] en de aan hem te stellen vragen. De bezwaren die nu door [verzoeker] tegen dr. [neuroloog 2] zijn geuit, worden door Achmea niet gedeeld. Achmea verzoekt de rechtbank om in geval van het gelasten van een neurologisch onderzoek dr. [neuroloog 2] te benoemen en aan hem de vragen te voor te leggen zoals geformuleerd in het verweerschrift. Ten aanzien van de verzoeken van [verzoeker] tot het benoemen van een verzekeringsgeneeskundige, een bedrijfseconoom en een rekenkundige verzoekt Achmea afwijzing. Naast duiding van het letsel zijn door dr. [orthopedisch chirurg] tevens de uit dit letsel voortvloeiende beperkingen vastgesteld, zodat een verzekeringsgeneeskundig onderzoek overbodig is. Een bedrijfseconomisch onderzoek naar ondernemingsresultaten is naar het standpunt van Achmea prematuur. Pas wanneer vaststaat dat de keuze om een onderneming te starten een noodzakelijk gevolg is geweest van de beperkingen die [verzoeker] als gevolg van het ongeval heeft opgelopen, kan een bedrijfseconomisch onderzoek mogelijk zinvol zijn. In het verlengde hiervan acht Achmea ook het verzoek tot benoeming van een rekenkundige in dit stadium van de schadeafwikkeling prematuur.
3.6.
Voorts voert Achmea verweer tegen het verzoek om haar te veroordelen tot betaling van het voorschot op de kosten van de deskundigen. De noodzaak voor het uitvoeren van de verzochte onderzoeken ontbreekt. Achmea stelt zich daarom op het standpunt dat het voorschot op de kosten van de deskundigen, in afwijking van het uitgangspunt dat de aansprakelijke partij de kosten draagt, ten laste van [verzoeker] dienen te worden gebracht.
4 De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht in beginsel toegewezen dient te worden, mits dit verzoek ter zake dienend alsmede voldoende concreet is en het feiten betreft die door middel van een deskundigenonderzoek bewezen mogen en kunnen worden. Naast het (aanvullend) vaststellen van de aard en de omvang van het ongevalsgerelateerd neurologisch letsel, wenst [verzoeker] met de voorlopig deskundigenonderzoeken inzicht te krijgen in de aard en omvang van zijn beperkingen en verlies van verdienvermogen, om zodoende zijn als gevolg van het ongeval geleden schade te kunnen begroten en zijn proceskansen jegens Achmea te kunnen inschatten.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot benoeming van een neuroloog, hiertoe in elk geval ter zake dienend is, zodat dit verzoek zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt daarbij dat een volledig neurologisch onderzoek niet nodig is, nu behoudens de sensibele stoornissen in het rechteronderbeen, de rechterenkel, de rechtervoet, de rechterknie en de rechterheup - die door Achmea bovendien als ongevalsgevolg zijn erkend – er door [verzoeker] geen andere neurologische klachten zijn gesteld. Aan de neuroloog zal daarom worden gevraagd de IWMD-vraagstelling, zoals gehecht aan deze beschikking, te beantwoorden, doch slechts ten aanzien van voornoemde klachten. Aangezien partijen allebei bezwaar hebben geuit over de persoon van de door de andere partij voorgestelde neuroloog, heeft de rechtbank een derde neuroloog benaderd die bereid en in staat is het onderzoek te verrichten, te weten mevrouw drs. [neuroloog 3] , werkzaam bij neurologische expertises, mits partijen kunnen instemmen met de door haar gehanteerde algemene voorwaarden. De rechtbank is voornemens drs. [neuroloog 3] voornoemd als deskundige benoemen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten, evenals ten aanzien van (de hoogte van) het door deze deskundige in rekening te brengen voorschot, te weten € 7.750,00 exclusief btw. Daarnaast zal de rechtbank partijen, indien zij akkoord zijn met de benoeming van drs. [neuroloog 3] en het voorschot op de kosten, verzoeken om aan te geven of zij kunnen instemmen met de door drs. [neuroloog 3] gehanteerde algemene voorwaarden.
4.3.
Het voorgaande geldt eveneens voor de benoeming van een verzekeringsgeneeskundige. Aangezien partijen tot op heden geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de gevolgen van het ongeval voor het verdienvermogen van [verzoeker] , is het noodzakelijk dat, na het onderzoek door de neuroloog, aan de hand van het rapportages van die neuroloog en van [orthopedisch chirurg] de ongevalsgerelateerde beperkingen in kaart worden gebracht. Anders dan Achmea stelt, biedt het rapport van [orthopedisch chirurg] daarvoor onvoldoende informatie, te meer aangezien er nog neurologisch onderzoek moet plaatsvinden. Achmea heeft geen bezwaar geuit tegen de persoon van de door [verzoeker] voorgestelde verzekeringsgeneeskundige, drs. [verzekeringsgeneeskundige] werkzaam bij [bedrijf 2] te [plaats 2] , of tegen de door [verzoeker] voorgestelde vraagstelling. Drs. [verzekeringsgeneeskundige] heeft zich bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten maar heeft tevens aangegeven het onderzoek pas te kunnen starten medio oktober 2024. Gelet op het belang van partijen bij een spoedige afwikkeling van onderhavige kwestie heeft de rechtbank [bedrijf 1] verzocht een deskundige voor te dragen. Daarop heeft mevrouw [verzekeringsarts] , eveneens werkzaam als verzekeringsarts bij [bedrijf 2] zich bereid en in staat verklaard het onderzoek te verrichten. Mevrouw [verzekeringsarts] heeft haar voorschot begroot op € 5.411,60 inclusief btw. De rechtbank zal mevrouw [verzekeringsarts] als deskundige benoemen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich over het voorschot uit te laten. De rechtbank zal de deskundige verzoeken de als productie 5 bij het verzoekschrift van [verzoeker] overgelegde vragen te beantwoorden. Die vragen luiden:
1. Kunt u aan de hand van alle relevante zaaksgebonden gegevens, waaronder met name het dagverhaal van [verzoeker] , de hierbij gaande medische informatie uit de behandelende sector en de bijgaande expertiserapporten, de beperkingen en belastbaarheid van [verzoeker] vaststellen, in ieder geval wat betreft loonvormende arbeid en het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en het verrichten van zelfwerkzaamheid?
2. Kunt u de ongevalsgerelateerde beperkingen en belastbaarheid zo uitgebreid mogelijk omschrijven in mate en getal en de beperkingen opnemen in een belastbaarheids- en beperkingenprofiel dan wel in een zogeheten Functionele Mogelijkheden Lijst?
Wilt u de beperkingen op de FML duidelijk beschrijven, indachtig navolgend voorbeeld?
Voorbeeld: de heer X kan 20 minuten aaneengesloten werken.
daarna moet X 10 minuten recupereren, waarna X vervolgens weer 20 minuten kan werken.
of:
daarna moet X 10 minuten recupereren, waarna X vervolgens weer 15 minuten kan werken enzovoorts.
3. Is er nog verbetering of verslechtering te verwachten? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor de beperkingen en de belastbaarheid?
4. Zijn er feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht en die u onder de aandacht wil brengen?
5. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
4.4.
Vervolgens zal een arbeidsdeskundige de gevolgen van de beperkingen voor de uitvoering van betaalde en onbetaalde werkzaamheden moeten onderzoeken. Achmea heeft hier als zodanig ook geen verweer tegen gevoerd, maar is het niet eens met de door [verzoeker] voorgestelde vraagstelling voor de te benoemen arbeidsdeskundige. Achmea heeft daarnaast de voorkeur geuit voor de benoeming van een arbeidsdeskundige van [bedrijf 1] , aangezien [verzoeker] daar reeds bekend is, maar daar heeft [verzoeker] niet mee ingestemd. De rechtbank is van oordeel dat onderzoek door een onafhankelijke arbeidsdeskundige heeft meest doelmatig is om de objectiviteit van de beoordeling te waarborgen en discussies daarover zoveel mogelijk te voorkomen. Aangezien Achmea geen bezwaar heeft geuit tegen de benoeming van de heer [arbeidsdeskundige 1] , AVR expertise, die door [verzoeker] als arbeidsdeskundige is voorgesteld, heeft de rechtbank hem benaderd met het verzoek om aan te geven of hij in deze kwestie als deskundige kan worden benoemd. De heer [arbeidsdeskundige 1] heeft aangegeven geen letstelschadezaken en onderzoek naar verlies van zelfredzaamheid en naar behoefte aan huishoudelijke hulp te doen, zodat de rechtbank niet hem, maar zijn collega dhr. [arbeidsdeskundige 2] die deze expertise wel heeft en zich bovendien bereid en in staat heeft verklaard het onderzoek te verrichten, tot deskundige zal benoemen.
De heer [arbeidsdeskundige 2] heeft zijn voorschot begroot op € 9.656,00 inclusief btw. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten over de hoogte van dit voorschot.
De rechtbank gaat voorbij aan de door Achmea vermelde bezwaren tegen de door [verzoeker] voorgestelde vragen 1 en 2, aangezien het juist aan de deskundige is om in het kader van zijn onderzoek in kaart te brengen welke werkzaamheden [verzoeker] thans verricht en welke werkzaamheden hij, zonder het ongeval, had kunnen verrichten. Uiteraard kan daarbij ook gebruik gemaakt worden van de reeds (uit het dossier) bekende informatie. Ten aanzien van voorgestelde vraag 3 stelt Achmea dat daarin onvoldoende naar voren komt dat [verzoeker] er zelf voor heeft gekozen zelfstandig ondernemer te worden. De rechtbank zal het voorstel van Achmea om tevens te vragen of er voor [verzoeker] met inachtneming van zijn beperkingen ook alternatieve functies in loondienst waren en zijn om zijn “oude” inkomen te verdienen, aan de vraagstelling toevoegen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de door Achmea voorgestelde toevoeging op vraag 5 met betrekking tot het verlies van zelfwerkzaamheid en behoefte aan huishoudelijke hulp. Voor zover Achmea hiermee een causaliteitsvraag wenst op te werpen, geldt dat de discussie hierover, na het uitbrengen van het deskundigenbericht, in een later stadium kan worden gevoerd. Aan de arbeidsdeskundige zullen dus de volgende vragen worden gesteld:
1. Welke is de opleiding, wat is het arbeidsverleden en welke zijn de vaardigheden, ervaring en de beroepsaffiniteiten van de heer [verzoeker] ?
2. Kunt u aangeven welke werkzaamheden [verzoeker] thans verricht en of en zo ja in hoeverre deze afwijken van de functie ten tijde van het ongeval en de eventueel beoogde functies zonder ongeval?
3. Acht u [verzoeker] op basis van enerzijds de in verband met het ongeval door de verzekeringsgeneeskundige vastgestelde beperkingen en mogelijkheden en anderzijds de belastingaspecten van vraag 2 geschikt of ongeschikt voor de werkzaamheden die betrokkene ten tijde van het ongeval verrichtte? U wordt gevraagd de uitkomsten hiervan bij uw antwoord te betrekken. Als sprake is van verlies verdienvermogen, dan wordt u verzocht dit globaal in beeld te brengen (verminderde belastbaarheid, wijziging of verschuiving werkzaamheden). U hoeft geen rekenkundige expertise te verrichten.
4. Zijn en waren er voor [verzoeker] , met inachtneming van zijn beperkingen, ook alternatieve functies in loondienst om zijn “oude” inkomen te verdienen?
5. Voor zover de huidige werkzaamheden minder of ongeschikt moeten worden geacht bestaan er dan mogelijkheden om deze geschikt te maken voor [verzoeker] door bijvoorbeeld aanpassingen op de werkvloer en/of in de uitvoering of toebedeling van taken of mogelijkheden om [verzoeker] aanvullend te scholen of om te scholen?
6. Is er sprake van verlies zelfwerkzaamheid en behoefte aan huishoudelijke hulp en/of zorg (wilt u daarbij rekening houden met de cumulatie van deze activiteiten en met de beroepswerkzaamheden van [verzoeker] )? Zo ja, voor welke werkzaamheden c.q. hulp c.q. zorg en in welke mate?
4.5.
De verzoeken tot het gelasten van een bedrijfseconomisch- en rekenkundig onderzoek zullen worden afgewezen. De rechtbank acht deze verzoeken thans niet ter zake dienend en oordeelt hiertoe als volgt. [verzoeker] wenst met voornoemde onderzoeken inzicht te krijgen in de omvang van de door hem geleden schade in de vorm van verlies van bedrijfsomzet in de situatie mét en zonder ongeval. De vraag die echter voorafgaand aan het vaststellen van deze schade beantwoord dient te worden, is of er sprake is van causaal verband tussen de gestelde schade, in dit geval omzetverlies, en de schadeveroorzakende gebeurtenis, het ongeval. Die vraag betreft een juridische beoordeling en staat bovendien ter discussie tussen partijen. Alvorens onderzoek naar de hoogte van die schade uit omzetverlies opportuun is, zal eerst de causaliteit vastgesteld moeten worden. De onderhavige procedure leent zich hier echter niet voor én [verzoeker] heeft met benoeming van een bedrijfseconoom en rekenkundige ook niet beoogd dit vast te stellen.
4.6.
De rechtbank zal bij de benoeming van de deskundigen bepalen dat eerst de neuroloog zal rapporteren, daarna, na kennisname van het rapport van de neuroloog, de verzekeringsgeneeskundige en dat tot slot de arbeidsdeskundige, na kennisname van het rapport van de neuroloog en de verzekeringsgeneeskundige, zal rapporteren.
4.7.
De rechtbank zal Achmea belasten met het voorschot op de kosten van de deskundigen. In dit verband overweegt de rechtbank dat niet ter discussie staat dat Achmea de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend en dat [verzoeker] schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW komen buiten rechte redelijke kosten ter vaststelling van schade voor rekening van de aansprakelijke partij. De rechtbank acht het redelijk dat deze kosten die dienen ter vaststelling van de schade van [verzoeker] voor rekening van Achmea komen, met name nu deze kosten in de buitengerechtelijke fase ook voor rekening van Achmea zouden zijn gekomen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundigen door Achmea moet worden gedeponeerd.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1
is voornemens een onderzoek door drie deskundigen te bevelen ter beantwoording van de hiervoor in de beschikking vermelde vragen. Vooruitlopend daarop stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid om zich uit te laten ten aanzien van:
-
het voornemen van de rechtbank tot benoeming van drs. [neuroloog 3] als neuroloog en het voorschot op haar kosten conform de aan deze beschikking gehechte begroting
-
€ 7.750,00 exclusief btw;
-
de door drs. [neuroloog 3] gehanteerde voorwaarden, waarbij aan partijen wordt verzocht om indien zij hiermee instemmen deze algemene voorwaarden getekend aan de rechtbank te retourneren;
-
het voorschot op de kosten van mevrouw [verzekeringsarts] conform de aan deze beschikking gehechte begroting € 5.411,60 inclusief btw;
-
het voorschot op de kosten van de heer [arbeidsdeskundige 2] conform de aan deze beschikking gehechte begroting € 9.656,00 inclusief btw;
5.2 houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBZWB:2024:1411