Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 070423 Benoeming orthopeed t.a.v. chronische nek- en rugklachten ihkv werkgeversaansprakelijkheid

RBROT 070423 Benoeming orthopeed t.a.v. chronische nek- en rugklachten ihkv werkgeversaansprakelijkheid

in vervolg op:
RBROT 161222 beslissing over aard, frequentie en methodiek wzh sjorder zeecontainers; uitlating mbt deskundige vanwege rug- en nekklachten irt werk

2
De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 16 december 2022 heeft de kantonrechter geoordeeld dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. Beide partijen hebben dat gedaan. Naar aanleiding daarvan oordeelt de kantonrechter als volgt.

2.2.
[eiser01] heeft voorgesteld om dr. P.M. van Roermund te benoemen als deskundige. Hij heeft daarbij een valide toelichting gegeven. Hij heeft er namelijk op gewezen dat hij chronische nek- en rugklachten heeft en dat [naam01] als orthopedisch-chirurg bij uitstek kennis heeft op dit gebied. Verder heeft hij erop gewezen dat het opstellen van medische expertises voor niet-medici een dagelijkse bezigheid is van [naam01] , zodat hij ook een leesbaar rapport kan opleveren. Matrans heeft de deskundigheid van genoemde door [eiser01] voorgestelde deskundige niet betwist, maar twee andere deskundigen voorgesteld, en aangegeven dat zij meent dat die deskundigen beter geschikt zijn. Zij heeft echter niet toegelicht waarom dat het geval is en op welk gebied de expertise van die deskundigen ligt. De kantonrechter zal daarom dr. P.M. van Roermund benoemen tot deskundige.

2.3.
De griffier heeft contact opgenomen met [naam01] . [naam01] heeft laten weten dat hij bereid en in staat is om een benoeming tot deskundige te aanvaarden. Ook heeft hij verklaard dat hij zich vrij en onafhankelijk voelt ten opzichte van partijen. De kantonrechter benoemt daarom [naam01] tot deskundige in deze zaak.

2.4.
De kantonrechter legt de vragen die zijn opgesomd onder 3.1 van de beslissing aan de deskundige voor. Hierbij zijn de door beide partijen voorgestelde vragen en verzoeken meegenomen op de wijze zoals daar vermeld.

2.5.
De deskundige heeft de kosten voor het onderzoek begroot op € 13.612,50 inclusief btw (30 uren met een uurtarief van € 365,- en € 300,- aan secretariaatswerkzaamheden, plus btw). Hij heeft een gespecificeerde begroting aangeleverd. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om eventuele bezwaren tegen de begroting kenbaar te maken, maar dat hebben zij niet gedaan. De hoogte van het voorschot wordt daarom vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag.

2.6.
De hoofdregel is dat [eiser01] als eiser het voorschot moet betalen (artikel 195 Rv). De kantonrechter ziet geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken. Vooralsnog staat namelijk niet vast dat Matrans aansprakelijk is voor de schade die [eiser01] stelt geleden te hebben. In dat geval kan van Matrans niet worden gevraagd dat zij als gedaagde een voorschot betaalt op de kosten van het deskundigenonderzoek.

2.7.
[naam01] heeft meegedeeld dat hij zijn rapport naar verwachting binnen zes maanden zal kunnen opleveren. De kantonrechter beslist in lijn hiermee.

2.8.
Matrans heeft ten slotte verzocht te bepalen dat de deskundige ter plekke bij Matrans onderzoek moet uitvoeren. Daarvoor ziet de kantonrechter geen aanleiding. De taak van de deskundige is dat hij de hierna geformuleerde vragen kan beantwoorden. De kantonrechter laat het aan de deskundige over welke informatie hij hierbij nodig heeft. De kantonrechter verwijst Matrans verder naar hetgeen is overwogen in 2.40 van het vonnis van 16 december 2022.

2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3
De beslissing

De kantonrechter:

3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek om de volgende vragen te beantwoorden:

1. Hoe luidt de anamnese van [eiser01] en waar baseert u dat op? Kunt u hierbij in ieder geval ingaan op de volgende aspecten?
a. De aard en de ernst van de klachten;
b. Het aanvangsmoment van de klachten en het verloop ervan;
c. De toepaste behandelingen en het resultaat ervan.

2. Welke diagnose stelt u? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overwegingen geven?

3. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang tussen de informatie die is verkregen van [eiser01] zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek?

4. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de geconstateerde klachten? Zo ja, welke, op welke termijn en in hoeverre zal dit gevolgen hebben voor de mate van functieverlies en beperkingen? Waar baseert u dit op?

5. Is er sprake van afwijkingen, aanleg, symptomen en/of andere factoren die al bestonden voor 31 december 1996? Zo ja, kunt u dit motiveren? Kunt u specificeren welke beperkingen hieruit voortvloei(d)en? In hoeverre kunnen deze factoren de huidige klachten verklaren?

6. Hoe waarschijnlijk vindt u het dat de klachten van [eiser01] een gevolg zijn van de werkzaamheden die hij van 31 december 1996 tot 21 mei 2013 uitvoerde, zoals vastgesteld in het tussenvonnis van 16 december 2022? Kunt u uw antwoord zoveel mogelijk uitdrukken in een waarschijnlijkheidspercentage (zeer waarschijnlijk- waarschijnlijk- mogelijk waarschijnlijk – zeer onwaarschijnlijk) en dit motiveren, mede onder verwijzing naar de literatuur?

7. Hoe waarschijnlijk vindt u het dat [eiser01] de klachten ook zou hebben gekregen, als hij de werkzaamheden zoals genoemd in het tussenvonnis van
16 december 2022 niét had verricht? Kunt u uw antwoord zoveel mogelijk uitdrukken in een waarschijnlijkheidspercentage (zeer waarschijnlijk- waarschijnlijk- mogelijk waarschijnlijk – zeer onwaarschijnlijk) en dit motiveren, mede onder verwijzing naar de literatuur? Kunt u (indien van toepassing) aangeven op welke termijn en in welke omvang de klachten dan hadden kunnen ontstaan?

8. Welke andere (medische of individu gebonden) risicofactoren hebben redelijkerwijs een rol gespeeld bij het ontstaan van de klachten en in welke zin en mate?

9. Heeft u nog opmerkingen en aanvullingen die u voor de zaak van belang vindt?

3.2.
benoemt tot deskundige:

Dr. P.M. van Roermund, (etc. red. LSA LM) ECLI:NL:RBROT:2023:3718