Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 090413 PTSS moeder na overlijden kind bij bevalling; vraagstelling

Hof 's-Hertogenbosch 090413 PTSS moeder na overlijden kind bij bevalling; keuze psychiater obv wetenschappelijke index; vraagstelling

vervolg op: hof-s-hertogenbosch-190612-ptss-moeder-overlijden-kind-bij-bevalling-schade-veroorzaakt-door-verdriet-om-verlies-van-kind-komt-niet-voor-vergoeding-in-aanmerking
rb-maastricht-181006-onvoldoende-toezicht-bij-bevalling-dood-geboren-kind-eigen-schade-moeder en
rb-maastricht-220306-ptts-na-overlijden-baby-door-fout-arts

met betrekking tot de vraagstelling

12.7.
Wat de vraagstelling betreft, neemt het hof van de door [appellante] voorgestelde vragen alleen vraag d, zij het enigszins aangepast, over, ook al ligt deze vraag al min of meer besloten in de vraag zoals door het hof geformuleerd. Indien de deskundige de vraag of hij een behandeling eind 2004 reëel achtte ontkennend beantwoordt, dient hij vervolgens aan te geven wanneer naar zijn inschatting een behandeling van [appellante] wel mogelijk zou zijn geweest. De deskundige kan dan als hij dat nodig acht verwijzen naar de omstandigheid dat de onderhavige procedure nog loopt. Het kan evenwel geen kwaad dat expliciet te vragen.
Het hof zal ook de bij deze vraag ten behoeve van de deskundige behorende toelichting opnemen.
Vraag e van [appellante] is naar het oordeel van het hof niet relevant aangezien het AZM zijn aansprakelijkheid voor de medische fout heeft erkend.

12.8.
De door het AZM voorgestelde aanvullingen op de vragen neemt het hof niet over. Het spreekt naar het oordeel van het hof voor zich dat de deskundige zijn antwoorden zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwt. Het hof verwijst in dit verband naar aanbeveling 2.1.8 van de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage. Daarin staat onder meer dat de expert zijn bevindingen met toetsbare redeneringen en verwijzing onderbouwt. Voorts kan ervan worden uitgegaan dat de deskundige bij zijn onderzoek aansluit bij de op dat moment geldende versie van de DSM.

12.9.
In vraag g wordt de deskundige voor de situatie met medische fout inderdaad gevraagd een volledige omschrijving van de beperkingen te geven. Dit is conform de IWMD-vraagstelling. Dit betekent echter niet, anders dan het AZM kennelijk veronderstelt, dat het AZM aansprakelijk is voor alle beperkingen van [appellante]. Deze vraag moet worden gelezen in samenhang met onder meer de vragen b en e voor de situatie zonder medische fout. Daar wordt de deskundige gevraagd aan te geven welke beperkingen uit eventuele vóór de medische fout bestaande klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds voortvloeien.

De deskundige wordt tevens gevraagd of hij kan aangeven welke klachten en afwijkingen er ook zouden zijn geweest als de medische fout niet zou zijn gemaakt (vraag c en d) en welke beperkingen daaruit zouden zijn voortgevloeid (vraag e). Het is vervolgens aan de rechter om te beoordelen welke klachten, afwijkingen en beperkingen het gevolg zijn van de medische fout van het AZM c.q. daaraan moeten worden toegerekend. Er is derhalve geen reden genoemde aanvulling in vraag g weg te laten.

12.10.
Dit alles leidt ertoe dat de deskundige dr. Vermetten tot deskundige zal worden benoemd en zal worden gevraagd de vragen zoals neergelegd in r.o. 8.16.9 en 8.18.2 van het tussenarrest van 19 juni 2012, met een kleine aanvulling daarop, te beantwoorden.
Voor alle duidelijkheid worden de vragen herhaald:

1 DE SITUATIE MET MEDISCHE FOUT:
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: 
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; 
- de medische behandeling van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij uw psychiatrisch onderzoek en eventueel hulponderzoek? Kunt u daarbij aangeven of het geestelijk letsel van [appellante] is te wijten aan de medische fout, aan het verdriet om het verlies van haar zoon dan wel aan een combinatie van beide. Ingeval in uw visie sprake is van een combinatie, kunt u aangeven in welke mate het letsel is te wijten aan de medische fout en in welke mate aan het verdriet om het verlies van het kind?
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? 
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in haar huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit de tekortkoming van het AZM? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen verzekeringsarts en/of arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de tekortkoming mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? 
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

2 DE SITUATIE ZONDER MEDISCHE FOUT:
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor fout/tekortkoming
a. Bestonden vóór de medische fout bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? 
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen vóór de fout uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als de medische fout niet was gemaakt? Zou het geestelijk letsel ook zijn ontstaan als het kind tijdens of kort na de bevalling was overleden zonder dat een medische fout zou zijn gemaakt?
d. Zo ja (dus zonder fout ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? 
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? 
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet aan de tekortkoming gerelateerde klachten en afwijkingen? 
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3 HET GENEZINGSPROCES EN DE OPSTELLING VAN BETROKKENE DAARIN
Toelichting ten behoeve van de deskundige
Op betrokkene rust krachtens het civiele aansprakelijkheidsrecht de verplichting om haar schade zoveel mogelijk te beperken. Deze schadebeperkingsplicht is niet absoluut, er zijn grenzen aan wat de aansprakelijke partij in dit kader van betrokkene kan verlangen.
Kort gezegd komt de schadebeperkingsplicht van betrokkene erop neer dat van haar verwacht mag worden dat zij zich - mede in aanmerking genomen haar privéomstandigheden en persoonlijkheidsstructuur - voldoende inspant om een bijdrage te leveren aan haar herstelproces. Tegen die achtergrond wordt u gevraagd de volgende vragen te beantwoorden:
a. Welke behandelingen of therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor het letsel van betrokkene? 
b. Welke behandelingen of therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat? 
c. In hoeverre zou behandeling bij betrokkene hebben kunnen leiden tot een vermindering van het functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en van de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h); in hoeverre acht u het reëel dat ingeval betrokkene zich eind 2004 zou hebben laten behandelen, zij dan na afronding van de behandeling, bijvoorbeeld medio 2006, weer volledig zou hebben kunnen werken? Zo niet, wanneer zou dat volgens u wel mogelijk zijn geweest? In hoeverre speelt daarbij de omstandigheid dat de onderhavige juridische procedure nog loopt een rol?

4 OVERIG
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
ECLI:NL:GHSHE:2013:1476