Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 240424 rb stelt desk. onderzoek voor t.z.v. aansprakelijkheid GGZ-instelling voor psychose en plegen 3 moorden

RBLIM 240424 rb stelt desk. onderzoek voor t.z.v. aansprakelijkheid GGZ-instelling voor psychose en plegen 3 moorden

2De feiten

2.1.

[eiser] is begin september 2018 ’s nachts na het gebruik van verdovende middelen in een angstige toestand van Hoensbroek naar Heerlen gerend, in de veronderstelling dat hij achtervolgd werd. De dienstdoende huisarts heeft hem Olanzapine, een antipsychoticum, voorgeschreven en heeft hem doorverwezen naar psychiater [naam psychiater 1] . Volgens [naam psychiater 1] was er waarschijnlijk sprake van een rand-psychotische decompensatie met paranoïde waanachtige ideeën mede veroorzaakt door stress en wietgebruik. Als behandeling heeft [naam psychiater 1] voorgesteld het medicijn Olanzapine voort te zetten, dat eventueel in een later stadium te halveren en onderzoek te doen naar het vermoeden van een autismespectrumstoornis.

2.2.

De huisarts heeft [eiser] op 18 september 2018 naar de GGZ-instelling
Mondriaan te Heerlen verwezen. Omdat [eiser] toen in Den Haag woonde, is de verwijzing naar Mondriaan door Mondriaan omgezet in een verwijzing naar PsyQ in Den Haag.

2.3.

Op 3 november 2018 heeft [eiser] een zelfmoordpoging ondernomen. In verband daarmee is [eiser] van 4 tot en met 15 november 2018 opgenomen geweest op de afdeling psychiatrie van het Haaglanden Medisch Centrum in Den Haag (verder te noemen: HMC).

2.4.

Volgens HMC lag de trigger voor de zelfmoordpoging mogelijk in een opeenstapeling van sociale problemen, stress en zeer waarschijnlijk ook een toename van cannabisgebruik. HMC acht nadere diagnostiek nodig net als intensief contact. [eiser] is verwezen naar de spoedpoli van Mondriaan. Na zijn ontslag uit HMC heeft hij verbleven bij zijn ouders, omdat hij, volgens HMC reële, bezwaren had tegen opname op een reguliere GGZ afdeling.

2.5.

Vanaf 16 november 2018 is [eiser] behandeld bij Mondriaan door in ieder geval psychiater [naam psychiater 2] , psychiater [naam psychiater 3] , arts in opleiding tot psychiater [naam psychiater 4] , basisarts [naam basisarts] , verpleegkundig specialisten [naam verpleegkundig specialist 1] en [naam verpleegkundig specialist 2] , verpleegkundige [naam verpleegkundige] , GZ psycholoog [naam GZ-psycholoog] , psychodiagnostisch medewerker [naam psychodiagnostisch medewerker] en agogisch medewerker [naam agogisch medewerker] . Voorafgaand aan de behandeling bij Mondriaan, heeft [naam psychiater 2] telefonisch overleg gehad met een arts van HMC.

2.6.

Een deel van de bevindingen van het behandelteam naar aanleiding van de contacten met [eiser] is hieronder vermeld:

14 november 2018

[naam psychiater 2] rapporteert na overleg met HMC dat [eiser] van zijn stemmingsproblematiek af wil. Verder is als probleemomschrijving opgenomen dat sprake is van cannabisafhankelijkheid en cannabis geïnduceerde psychose na een suïcidepoging. Er is geen sprake van een psychotisch toestandsbeeld.

16 november 2018

[naam psychiater 2] spreekt [eiser] voor het eerst en meent dat er geen sprake is van acute suïcidaliteit en ook niet van een psychotisch toestandsbeeld. Verdere psychiatrische diagnostiek en observatie is nodig.

20 november 2018

[eiser] vertelt [naam psychiater 4] dat hij na de psychose in september 2018 geen cannabis meer heeft gebruikt.

23 november 2018

[naam psychiater 2] ziet aanwijzingen voor ontwikkelingsproblematiek.

30 november 2018

[eiser] laat [naam psychiater 4] weten dat hij het meeste ziet in een traject gericht op ontwikkelingsproblematiek als grondslag voor andere problemen die hij ervaart zoals de stemmingsproblematiek en de eenmalig kortdurende psychotische decompensatie bij cannabisgebruik.

7 december 2018

[naam psychiater 2] ziet na de afgenomen DIVA en biografie aanwijzingen voor ADD. Een pervasieve ontwikkelingsstoornis staat echter meer op de voorgrond. [eiser] stemt in met verwijzing naar de zorglijn autisme voor diagnostiek en behandeling.

18 januari 2019

[naam GZ-psycholoog] doet een intake ASS met [eiser] .

28 januari 2019

[naam GZ-psycholoog] neemt in het kader van de diagnostiek ASS/ADHD de ontwikkelingsanamnese af bij de ouders van [eiser] .

1 februari 2019

[naam GZ-psycholoog] informeert [eiser] dat een aanvullende afname DIVA en NPO nodig is.

11 februari 2019

[naam GZ-psycholoog] neemt een diagnostisch interview voor ADHD bij volwassenen af.

12 februari 2019

[naam psychodiagnostisch medewerker] neemt een neuropsychologisch onderzoek af.

28 februari 2019

[naam GZ-psycholoog] laat [eiser] weten wanneer hij in het MDO besproken wordt en dat hij dan een terugkoppeling van het onderzoek krijgt.

12 maart 2019

[naam GZ-psycholoog] neemt een DSM-5 interview ASS af.

15 maart 2019

Na overleg met [naam psychiater 3] concludeert [naam GZ-psycholoog] dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor ASS. Er is wel sprake van ADHD van het gecombineerde type, naast aanwijzingen voor persoonsproblematiek (een tekortschietende coping en emotieregulatie) en systeemproblematiek. Besloten wordt te starten met een behandeling gericht op ADHD (farmacotherapie en psycho-educatie + basisgroep/zelfbeeldgroep), waarna een evaluatie zal plaatsvinden. [eiser] wordt gebeld over de conclusie.

21 maart 2019

[naam GZ-psycholoog] spreekt met [eiser] naar aanleiding van de diagnostiek.

28 maart 2019

[naam verpleegkundig specialist 1] spreekt met [eiser] over de werking van de medicatie en de bijwerkingen daarvan (verandering van slaappatroon, hoofdpijn, hartkloppingen, droge mond of ogen, transpireren, stemmingswisselingen en vermindering van eetlust). [eiser] meldt dat hij zes maanden eerder is gestopt met cannabis en dat hij dit niet meer wil gebruiken. Voorgesteld wordt om te starten met gebruik van dex-amfetamine: 2,5 mg, 2 tot 3 keer per dag 2 tabletten. De afspraak is om over twee weken telefonisch te evalueren en over drie weken elkaar persoonlijk te ontmoeten.

2 april 2019

[naam GZ-psycholoog] en [eiser] spreken elkaar telefonisch. Gevraagd naar zijn eerste indrukken na het gebruik van de medicatie antwoordt [eiser] dat het rustiger in zijn hoofd wordt en dat hij beter kan focussen.

3 april 2019

[naam verpleegkundig specialist 1] stuurt [eiser] via de website een bericht en heet hem welkom bij de internetbehandeling van Minddistrict. [naam verpleegkundig specialist 1] merkt op dat als het goed is [eiser] begonnen is met het gebruik van de dex-amfetamine. [naam verpleegkundig specialist 1] geeft tips over de dosering.

15 april 2019

[naam agogisch medewerker] spreekt met [eiser] in het kader van de psycho-educatie ADHD. Over de medicatie meldt [eiser] dat hij rustiger is en zich beter kan focussen, maar dat hij moeite heeft met slapen en een verminderde eetlust heeft. [eiser] merkt verder op dat hij zich herkent in bijna alle kernsymptomen en voornaamste klachten van ADHD.

16 april 2019

[eiser] verschijnt niet op de afspraak om de medicatie te evalueren. Er wordt een bericht gestuurd naar [eiser] om te vragen hoe het met hem gaat en of hij positieve effecten ondervindt van de medicatie.

23 april 2019

[naam verpleegkundig specialist 1] evalueert in een persoonlijk gesprek met [eiser] alsnog het gebruik van de medicatie. [eiser] beoordeelt de effecten als positief. Als bijwerkingen meldt hij dat hij iets minder goed inslaapt, hij ’s nachts met zijn tanden knarst en minder eetlust heeft. Het inslapen gaat inmiddels beter. Als hij magnesium inneemt, neemt het tandenknarsen af. [eiser] is twee kg afgevallen. Hij gaat daar volgens [naam verpleegkundig specialist 1] adequaat mee om, in die zin dat hij bewust eetmomenten inplant en keuzes maakt in wat hij eet. Ook is hij meer gaan sporten, waardoor hij meer eetlust heeft. In de weekenden gebruikt [eiser] 2 maal per dag 1 tablet dex-amfetamine van 2,5 mg. [eiser] zegt dat hij met deze dosis minder snel is afgeleid. Omdat hij dan andere dingen rustiger kan doen, is niet de dubbele dosis nodig om goed te kunnen functioneren. [naam verpleegkundig specialist 1] concludeert dat het effect van de medicatie positief is. De geringe bijwerkingen zijn hanteerbaar. Er is volgens [naam verpleegkundig specialist 1] , als het gewicht is gestabiliseerd, ruimte voor verhoging van de medicatie. Besloten wordt om de dosis te handhaven. [eiser] laat verder weten dat het studeren aanzienlijk beter gaat, dat hij rustiger kan nadenken over zijn gedrag in brede zin en dat zijn tijdsbesteding effectief is. Hij kan weer met regelmaat gitaar en keyboard spelen.

23 april 2019

[naam agogisch medewerker] spreekt weer met [eiser] in het kader van de psycho-educatie ADHD. Zij bekijken hoe ADHD invloed heeft gehad en heeft op het leven van [eiser] . [eiser] benoemt dat de ADHD heeft geleid tot roekeloos gedrag, waarmee hij zichzelf en mogelijk anderen heeft beschadigd. Hij doelt daarbij op het gebruik van verdovende middelen, het verlies van grip op de realiteit en de zelfmoordpoging.

25 april 2019

[naam GZ-psycholoog] stelt, na aanvulling door [naam psychiater 3] , een behandelplan op evenals de DSM-5 classificatie.

29 april 2019

[naam agogisch medewerker] en [eiser] hebben de derde sessie van de psycho-educatie ADHD. [eiser] meldt dat hij zich weer kan focussen op zijn scriptie en het aanbrengen van structuur in zijn leven. Er wordt een nieuwe afspraak gemaakt voor 6 mei 2019.

1 mei 2019

De moeder van [eiser] belt Mondriaan en spreekt met een verpleegkundige. Ze maakt zich zorgen over [eiser] en vraagt wat ze het beste kan doen. [eiser] is die dag naar zijn kamer in Den Haag gegaan. Hij heeft zijn moeder gebeld met de mededeling dat het niet goed gaat met hem. Hij zou een joint hebben gerookt en zich niet goed voelen om alleen op zijn kamer in Den Haag te zitten. Vader is op weg naar Den Haag om hem op te halen. Moeder is bang voor een nieuwe zelfmoordpoging. Met moeder is afgesproken om even te wachten totdat [eiser] weer bij zijn ouders is, om te kijken hoe het met hem gaat en om te bezien of voor de dag erna met de behandelaren een afspraak ingepland moet worden.

2 mei 2019

[naam GZ-psycholoog] belt naar aanleiding van de rapportage van de verpleegkundige met [eiser] . [eiser] blijft wat op de vlakte. [naam GZ-psycholoog] stelt voor de afspraak van de komende maandag (6 mei 20219) te vervroegen. De afspraak is vervolgens gepland voor de volgende dag om 08.45 uur.

3 mei 2019

[naam GZ-psycholoog] spreekt met [eiser] en zijn moeder. [eiser] vertelt dat een oom, die hem dierbaar was, die week op dinsdag (30 april 2019) is overleden en dat hij daar erg door ontdaan was. Het gaat weer wat beter met [eiser] . Moeder brengt het onderwerp cannabis ter sprake. [eiser] is van mening dat cannabis voor hem een symptoom is en niet de oorzaak van het probleem. [naam GZ-psycholoog] is het er mee eens dat cannabis niet de kern van zijn probleem is.

2.7.

Op 4 mei heeft [eiser] in Den Haag een persoon van het leven beroofd. Na die datum luidt een deel van de bevindingen van het behandelteam als volgt:

5 mei 2019

(om 13.50 uur)

De ouders en zus van [eiser] melden telefonisch bij een medewerker spoedzorg van Mondriaan hun zorgen over [eiser] . Hij is de dag daarvoor een halve dag in Den Haag geweest en is toen teruggekomen. Bij terugkomst was sprake van een raar beeld, waaruit blijkt dat hij in een psychose zou kunnen zitten. Als voorbeelden noemt de familie dat [eiser] een badkamerdeur heeft ingetrapt, dat hij in een vinger heeft gesneden en merkwaardig met een nepvingertopje rondloopt, dat hij op zijn gesneden vinger zet. Hij staarde heel lang naar een pannenkoek. Verder kijkt hij de familie vreemd aan. Volgens de familie is het dezelfde blik als ten tijde van de zelfmoordpoging.

5 mei 2019

(om 14:40 uur)

[naam verpleegkundig specialist 2] spreekt de vader van [eiser] telefonisch. Vader en [eiser] zullen die dag rond 15.30 uur naar Mondriaan komen.

5 mei 2019

(om 16:46 uur)

[naam basisarts] spreekt in de kliniek met [eiser] , zijn ouders en zijn zus. Zij maken zich zorgen. [eiser] gebruikt sinds drie weken dex-amfetamine: tweemaal per dag twee tabletten van 2,5 mg. [eiser] slaapt weinig en heeft krampen in zijn kaken en valt vaker. Omdat hij de sleutel vergeten was, had hij in Den Haag een deur ingetrapt om binnen te komen. Ouders vertellen dat hij staart en dat zij bang zijn voor een nieuwe psychotische episode. Volgens [naam basisarts] zijn daar geen aanwijzingen voor. Het verminderde slaappatroon past bij het gebruik van dex-amfetamine. Het staren/minder contact krijgen zijn tekenen van ADD/concentratie, niet van psychose.

6 mei 2019

[naam GZ-psycholoog] spreekt met [eiser] en zijn moeder. Volgens moeder was [eiser] bijna onherkenbaar in zijn gedrag en hebben ze daarom naar de 24-uursdienst gebeld. [eiser] had in Den Haag zijn badkamerdeur ingetrapt. [eiser] geeft aan dat dat was omdat hij daar de sleutel niet van had en een gesprek met een goede vriendin wel goed wilde voorbereiden. [eiser] wijt de problemen zelf aan het gebrek aan slaap en het feit dat hij de medicatie tijdelijk had opgehoogd van vier naar zes tabletten per dag. Hij heeft, na contact met de 24-uursdienst, afgesproken het bij vier tabletten te houden en in te zetten op beter slapen en gewichtstoename. [eiser] zegt nog 61,5 kg te wegen en in korte tijd 5 kg te zijn afgevallen. Moeder vraagt of [eiser] niet intensievere steun nodig heeft, te weten meerdere gesprekken per week, omdat [eiser] enkele keren heel fors emotioneel wordt, zich uitend in huilbuien. [eiser] verklaart dat de huilbuien voor hem een gevolg zijn van de moeilijke periode die hij doormaakt. [eiser] denkt dat intensievere steun niet nodig is; hij wil het huidige spoor voortzetten. [naam GZ-psycholoog] vindt [eiser]
lastig in te schatten. Er wordt een nieuwe afspraak gemaakt voor over een week.

2.8.

Op 7 mei 2019 heeft [eiser] in Brunssum twee mensen van het leven beroofd.

2.9.

Bij vonnis van 30 juli 2020 van de strafkamer van deze rechtbank is [eiser] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar en tbs met dwangverpleging wegens 3
moorden. In hoger beroep is [eiser] bij arrest van het gerechtshof Den Bosch van
17 maart 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar en tbs met dwangverpleging. Bij arrest van 17 oktober 2023 heeft de Hoge Raad de veroordeling van het gerechtshof in stand gelaten, met dien verstande dat vanwege de duur van de procedure de opgelegde gevangenisstraf verlaagd is tot 21 jaar en 10 maanden.

2.10.

Bij brief van 4 maart 2020 heeft [eiser] Mondriaan aansprakelijk gesteld voor de schade die hij stelt te hebben geleden doordat Mondriaan hem geen goede behandelding zou hebben gegeven.

2.11.

De verzekeraar van Mondriaan, Centramed, heeft [eiser] op 23 september 2020 schriftelijk bericht dat Mondriaan aansprakelijkheid afwijst.

3Het geschil

3.1.

[eiser] stelt dat Mondriaan tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hem en Mondriaan tot stand gekomen geneeskundige behandelovereenkomst, althans dat
Mondriaan onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Doordat Mondriaan hem niet goed behandeld heeft, heeft hij de drie levensdelicten gepleegd. [eiser] houdt Mondriaan aansprakelijk voor de schade die hij lijdt als gevolg van die delicten. De schade bestaat onder meer uit de beeldvorming die in de samenleving is ontstaan over zijn persoon, waardoor een terugkeer in de samenleving vrijwel onmogelijk is. Zijn vrijheid is hem gedurende een zeer lange tijd ontnomen en hij zal moeten leven met het nauwelijks te verwerken besef dat hij drie mensen van het leven heeft beroofd. [eiser] stelt verder dat hij gedurende zeer lange tijd verstoken is gebleven van medische behandeling, waardoor de kans op een restloos herstel kleiner wordt. Hij heeft alle kansen verloren op een normaal leven: een relatie, kinderen, en een maatschappelijke carrière. Ten slotte stelt [eiser] dat zijn schade bestaat in kosten die voor zijn rekening komen, niet alleen in verband met de strafzaak, maar ook in verband met deze procedure.

3.2.

Op grond van het vorenstaande vordert [eiser] dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht verklaart dat sprake is van verwijtbaar medisch handelen door Mondriaan en haar behandelaars betrokken bij de behandeling van [eiser] , en dat Mondriaan volledig (100%) aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade, althans uit hoofde van proportionele aansprakelijkheid voor ten minste 75%, althans op basis van een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen percentage;

  2. Centramed veroordeelt tot betaling van schadevergoeding aan [eiser] , in verband met de door hem geleden en te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2019, althans de datum van aansprakelijkstelling bij brief van
    4 maart 2020, althans een in goede justitie te bepalen datum, althans datum dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening;

  3. Centramed veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten van de deskundigenberichten die [eiser] in de buitengerechtelijke fase heeft gemaakt.

3.3.

Centramed voert verweer. Mondriaan heeft zich daarbij aangesloten.

3.4.

Op de standpunten van partijen zal hieronder, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4De beoordeling

Toetsnorm

4.1.

[eiser] en Mondriaan hebben een geneeskundige behandelingsovereenkomst gesloten. Op grond van artikel 7:453 BW is Mondriaan verplicht bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlenen in acht te nemen en moet zij daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard en kwaliteitstandaarden.

Standpunt [eiser]

4.2.

[eiser] betoogt dat Mondriaan niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Hij verwijst onder meer naar het partijdeskundigenrapport van [naam psychiater 5] ,
psychiater, en maakt Mondriaan onder meer de volgende verwijten:

  1. er heeft geen juiste differentiaaldiagnose plaatsgevonden, althans ADHD is onterecht als diagnose gesteld, onder andere omdat niet of onvoldoende rekening is gehouden met de (recente) medische voorgeschiedenis;

  2. het medicijn dex-amfetamine is onterecht voorgeschreven. Onterecht is ook dat niet (gelijktijdig) een antipsychoticum is voorgeschreven;

  3. het gebruik van het medicijn dex-amfetamine is onvoldoende gemonitord en niet (tijdig) gestopt;

  4. e zorg aan [eiser] is te laat opgeschaald, (mede) gelet op door de ouders en zus van [eiser] afgegeven signalen.

4.3.

Volgens [eiser] hebben deze tekortkomingen van Mondriaan er toe geleid dat hij begin mei 2018 in een psychose geraakt is. Onder invloed van deze psychose heeft hij op
4 en 7 mei 2018 de levensdelicten gepleegd.

Standpunt Mondriaan en Centramed

4.4.

Centramed is in deze procedure de gedaagde partij. Aangezien het geschil echter betrekking heeft op het handelen van Mondriaan - en Mondriaan zich heeft aangesloten bij de stellingen van Centramed - zal hierna het verweer worden besproken als ware dat door Mondriaan gevoerd.

4.5.

Mondriaan vindt dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij verwijst daarbij naar het partijdeskundigenrapport van [naam psychiater 6] , psychiater. In de kern komt het verweer van Mondriaan en Centramed op het volgende neer:

a) de diagnostiek naar ADHD (en ASS) was in overeenstemming met de geldende professionele standaard;

b) conform de richtlijn ADHD bij volwassen was dex-amfetamine het middel van eerste keus ter behandeling van de klachten als gevolg van ADHD;

c) na het starten van de medicatie is [eiser] frequent gezien en opgevolgd door [naam GZ-psycholoog] en [naam verpleegkundig specialist 1] . De door [eiser] genoemde bijwerkingen waren ‘normale’ bijwerkingen. Deze bijwerkingen noopten niet tot heroverweging van de behandeling;

d) Het vreemde gedrag dat de ouders van [eiser] meldden, is niet waargenomen door de behandelaars. Hij maakte in het gesprek van 3 mei 2019 geen andere indruk dan bij eerdere gesprekken. Hetzelfde geldt voor het gesprek van 5 mei 2019. In dat gesprek is expliciet gevraagd naar stemmen/hallucinaties, drugsgebruik en suïcidaliteit. [eiser] ontkende dit op geloofwaardige en consistente wijze.

4.6.

Mondriaan betwist ook dat sprake is van een causaal verband tussen de vermeende tekortkoming en de door [eiser] gestelde schade. Volgens haar staat niet vast dat bij [eiser] tijdens de moorden sprake was van een psychose of een psychotisch toestandsbeeld en, voor zover dat wél het geval was, dat de psychose is veroorzaakt door de voorgeschreven dex-amfetamine.

4.7.

Mondriaan voert verder als verweer dat de schade op grond van artikel 6:98 BW haar niet kan worden toegerekend: hetgeen [eiser] heeft gedaan staat in een te ver verwijderd verband met de vermeende tekortkoming om het handelen nog aan haar te kunnen toerekenen.

4.8.

Ten slotte voert Mondriaan het verweer dat er aan de zijde van [eiser] sprake is van een aanzienlijke mate van eigen schuld doordat hij tegenover zijn behandelaars bij Mondriaan niet open en eerlijk is geweest over wat er in hem omging en omdat hij tegen het advies van zijn behandelaren in verdovende middelen is blijven gebruiken naast het gebruik van de voorgeschreven dex-amfetamine. De ernst van het onrechtmatig handelen van [eiser] ten opzichte van zijn slachtoffers brengt bovendien met zich mee dat hij jegens Mondriaan geen aanspraak kan maken op vergoeding van schade die hij lijdt door de (naar de rechtbank begrijpt: strafrechtelijke) veroordeling vanwege dat onrechtmatig handelen. De billijkheid brengt met zich mee dat, onder deze omstandigheden, de schade voor rekening van [eiser] zelf moet blijven.

Het oordeel

4.9.

De rechtsvraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of Mondriaan bij de behandeling van [eiser] voldaan heeft aan haar zorgplicht. Om die vraag te kunnen beantwoorden zal allereerst beoordeeld moeten worden of een redelijk handelend behandelaar de
diagnose ADHD bij [eiser] mocht stellen. Indien het antwoord bevestigend luidt, moet vervolgens de vraag worden beantwoord of er aanleiding had moeten zijn om het medicijn dex-amfetamine desondanks niet voor te schrijven. Indien moet worden geconcludeerd dat de diagnose ADHD niet had mogen worden gesteld, staat vast dat het gebruik van dex-amfetamine niet had mogen worden voorgeschreven. Niet in geschil is immers dat er geen andere reden was of kon zijn om dit medicijn voor te schrijven aan [eiser] . Als dat wel had gemogen, in het geval de diagnose ADHD gesteld mocht worden, is het de vraag of dat gecombineerd had moeten worden met het voorschrijven van een antipsychoticum en ook of de situatie van [eiser] vervolgens voldoende is gemonitord.

4.10.

Aan de hand van het antwoord op de onder 4.13 vermelde vragen kan de rechtbank vaststellen of Mondriaan toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met
[eiser] gesloten geneeskundige behandelovereenkomst. Daarbij merkt de rechtbank op dat Mondriaan niet heeft gesteld dat, indien de aan haar gemaakte verwijten leiden tot de conclusie dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Indien Mondriaan tekort is geschoten, moet worden beoordeeld of dat ertoe heeft geleid dat [eiser] in een psychose is komen te verkeren. Indien dat kan worden vastgesteld, dient te worden beoordeeld of [eiser] als gevolg van die psychose de levensdelicten heeft gepleegd.

4.11.

De rechtbank stelt voorop dat de norm aan de hand waaraan het handelen van de betrokken behandelaars moet worden getoetst, is hoe een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld, gelet op de voorhanden informatie ten tijde van het handelen, de toenmalige stand van de wetenschap en de toenmalige inzichten, de geldende protocollen en de stand van de techniek. De norm is steeds die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot. Dat de behandeling wellicht beter had gekund en dus niet heeft voldaan aan de hoogste normen, is niet relevant. Met de term “redelijk” wordt bedoeld een goed gemiddelde.

4.12.

Zoals hierboven al is weergegeven, hebben partijen hun standpunten mede gebaseerd op en onderbouwd met partijdeskundigenberichten. De psychiaters [naam psychiater 5] en [naam psychiater 6] waren aanwezig bij de mondelinge behandeling en zijn door de rechtbank uitgebreid bevraagd. Alle partijdeskundigen hebben hun standpunten uitgebreid, inzichtelijk en overtuigend onderbouwd en elkaars standpunten eveneens uitgebreid, inzichtelijk en overtuigend onderbouwd weersproken. De rechtbank beschikt niet over de medische expertise om die standpunten op juistheid te kunnen beoordelen. Evenmin kan worden gezegd dat de diverse berichten - ook voor leken op medisch gebied te constateren - inconsistenties of onlogische redeneringen en/of conclusies bevatten. Met andere woorden: de rechtbank is niet in staat op basis van die deskundigenberichten te beoordelen wie het gelijk aan zijn of haar zijde heeft. Mede gelet op het feit dat de bedoelde deskundigenberichten zijn opgesteld op verzoek van partijen afzonderlijk, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een (of meer) onafhankelijk, door de rechtbank te benoemen, deskundige(n).

4.13.

De rechtbank heeft dus het voornemen een deskundigenbericht te gelasten en aan de deskundige de hierna geformuleerde vragen te stellen. Naast de hoofdvragen vermeldt de rechtbank subvragen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de rechtbank dat het deskundigenonderzoek zich enkel beperkt tot deze subvragen. Als de deskundige(n) voor de beantwoording van de hoofdvragen ook andere subvragen of onderwerpen relevant acht(en), staat het de deskundige(n) vrij ook die andere vragen te beantwoorden of onderwerpen te betrekken bij de beantwoording van de hoofdvragen. De subvragen zijn echter volgens de rechtbank de vragen die in ieder geval aan de orde moeten komen bij de beantwoording van de hoofdvragen.

Diagnose

Hoofdvraag 1:

- Mocht een redelijk handelend behandelaar bij [eiser] de diagnose ADHD stellen?

Subvragen:

- Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op de verhouding tussen het resultaat van de afgenomen tests, het door de behandelaar van [eiser] verkregen klinisch beeld en de door [eiser] verstrekte informatie? Hebben het klinisch beeld en de door [eiser] verstrekte informatie, voor zover u kunt nagaan, bijgedragen aan de diagnose en was dat te verdedigen, mede in het licht van de resultaten van de tests?

- Is het voor het beantwoorden van de hoofdvraag relevant dat [eiser] jegens zijn behandelaars verklaarde dat zijn klachten na het gebruik van dex-amfetamine waren afgenomen?

Dex-amfetamine

Hoofdvraag 2:

- Aannemend dat de diagnose ADHD door een redelijk handelend behandelaar kon worden gesteld: waren er contra-indicaties op grond waarvan desondanks afgezien had moeten worden van het voorschrijven van dex-amfetamine?

Subvragen:

- Wilt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ingaan op de door [eiser] genoemde contra-indicatie, zijnde (het vermoeden althans benoemen van) een psychose in
september en/of november 2018?

- Wilt u in dit kader ook ingaan op het feit dat in het Farmacotherapeutisch Kompas een psychose als contra-indicatie voor het voorschrijven van dex-amfetamine wordt genoemd. Wordt daarmee gedoeld op een psychose ten tijde van het voorschrijven/gebruik van dex-amfetamine of wordt (daarnaast of in plaats daarvan) gedoeld op (een) eerdere doorgemaakte psychose(s)? Maakt het daarbij verschil of een mogelijk eerdere psychose zich een enkele keer heeft voorgedaan of dat er meer psychotische episodes zijn geweest?

Hoofdvraag 3:

- Aannemend dat een redelijk handelend behandelaar dex-amfetamine had mogen voorschrijven: had er daarnaast, gelet op de bekende medische voorgeschiedenis, een antipsychoticum (zoals Olanzapine) voorgeschreven moeten worden?

Hoofdvraag 4:

- Gold (ten tijde van de behandeling) voor het voorschrijven van dex-amfetamine (anderszins) een protocol/binnen de beroepsgroep van psychiaters vastgesteld voorschrift, en zo ja hoe luidde deze? Hebben de behandelaars zich daaraan gehouden?

Monitoring

Hoofdvraag 5:

- Is de situatie van [eiser] gedurende de behandeling door Mondriaan voldoende gemonitord?

Subvragen:

- Heeft Mondriaan voldoende onderzocht wat de effecten waren bij [eiser] van het gebruik van dex-amfetamine en daarop adequaat gehandeld?

- Heeft Mondriaan adequaat gehandeld naar aanleiding van de contacten die er volgens het medisch dossier zijn geweest tussen [eiser] en medewerkers van Mondriaan en tussen de ouders en zus van [eiser] en medewerkers van Mondriaan?

- Diende Mondriaan te onderzoeken of [eiser] naast de dex-amfetamine drugs gebruikte?

- Is het feit dat [eiser] verklaarde dat zijn klachten na het gebruik van dex-amfetamine waren afgenomen relevant in dit kader?

Oorzakelijk verband

Hoofdvraag 6:

- Kunt u een uitspraak doen over de waarschijnlijkheid dat [eiser] handelde onder invloed van een psychose toen hij op 4 en 7 mei 2019 in totaal drie mensen van het leven beroofde?

Subvragen:

- Wat vindt u van de stelling van [eiser] dat zijn gedrag kort voorafgaand aan de levensdelicten wijst op een psychose ten tijde van het plegen van de delicten?

- Wat vindt u van de stelling van Mondriaan dat het onaannemelijk is dat [eiser] handelde onder invloed van een psychose, gelet op de contacten met zijn behandelaars kort voor en na de delicten waarin volgens Mondriaan hij niet heeft laten blijken van met angst gepaard gaande waanvoorstellingen?

Hoofdvraag 7:

- Aannemend dat [eiser] , toen hij op 4 en 7 mei 2019 in totaal drie mensen van het leven beroofde, handelde onder invloed van een psychose: kunt u een uitspraak doen over de waarschijnlijkheid dat deze psychose ook zou zijn ontstaan als Mondriaan [eiser] een
andere (betere) behandeling had gegeven?

Tot slot

Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

4.14.

Voorshands denkt de rechtbank aan de benoeming van een psychiater en een
psycholoog. Zij wil partijen in overweging geven dat hun deskundigen zich met elkaar verstaan om te bezien of zij met een gezamenlijk voorstel kunnen komen over de personen van de te benoemen psychiater en psycholoog, dan wel de benoeming van een deskundige in één discipline, dan wel een andere combinatie van disciplines en de aan de deskundige(n) ter beantwoording voor te leggen vragen.

4.15.

Voordat tot de benoeming wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich (nogmaals) uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.

4.16.

De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.

4.17.

De rechtbank acht termen aanwezig [eiser] op de voet van artikel 22 Rv te bevelen de in het kader van de strafrechtelijke procedure opgemaakte psychiatrische en psychologische rapporten in het geding te brengen, zodat de eventueel te benoemen deskundige(n) daarvan kennis kan respectievelijk kunnen nemen. Het is vervolgens aan de deskundige(n) om te beslissen of het onderzoek het raadplegen van die rapporten nodig maakt. De rechtbank merkt in dat verband nog op dat de deskundigen(n) het handelen van de behandelaars enkel mag of mogen beoordelen op basis van de informatie die de behandelaars ten tijde van de behandeling ter beschikking stond of die zij hadden behoren te hebben. Het feit dat [eiser] de levensdelicten heeft gepleegd en wat de deskundigen in de strafrechtelijke procedure (daarover) hebben gerapporteerd, was de behandelaars ten tijde van de behandeling uiteraard niet bekend, zodat dit geen rol mag spelen in het onderzoek naar het handelen van de behandelaars. Dit geldt ook voor de bijsluiter voor dex-amfetamine op de website geneesmiddeleninformatiebank.nl, waarnaar mr. Pennino verwijst op pagina 12 van zijn spreekaantekeningen. Deze is van latere datum en moet dus buiten beschouwing blijven. In het verlengde daarvan geldt dat de deskundige(n) ook geen acht mag of mogen slaan op de door Centramed als productie 2 en 3 overgelegde verklaring van medewerkers van Mondriaan over (het verloop van) de behandeling. Deze verklaringen zijn opgemaakt na het einde van de behandeling van [eiser] bij Mondriaan, toen bekend was dat [eiser] drie mensen heeft gedood. De objectiviteit van deze verklaringen is, anders dan geldt ten aanzien van de observaties die staan in het door Centramed als productie 1 overgelegde medisch dossier, daarom niet voldoende gewaarborgd.

4.18.

Het vorenstaande laat onverlet dat in het kader van het deskundigenonderzoek acht geslagen mag worden op feiten die zich na het einde van de behandeling bij Mondriaan hebben voorgedaan en die relevant kunnen zijn voor de beantwoording van de vraag of
[eiser] ten tijde van het plegen van de moorden handelde onder invloed van een psychose en waardoor die is veroorzaakt (zoals wellicht het handelen van [eiser] na het plegen van de feiten en de onderzoeken die daarna zijn verricht).

4.19.

Aan de hand van het deskundigenonderzoek zal de rechtbank een oordeel geven ten aanzien van de volgende kwesties:

- is Mondriaan toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst?,

- heeft [eiser] bij het plegen van de levensdelicten gehandeld onder invloed van een psychose?,

- is er een verband tussen de behandeling door Mondriaan en het ontstaan van deze psychose?

4.20.

Als een van deze vragen ontkennend moet worden beantwoord, worden de vorderingen van [eiser] afgewezen. Voor toewijzing is immers niet alleen vereist dat Mondriaan toerekenbaar tekort is geschoten maar ook dat [eiser] schade heeft geleden, terwijl [eiser] zijn schade koppelt aan het feit dat hij de levensdelicten heeft gepleegd onder invloed van de psychose die volgens hem veroorzaakt is door het nalaten van Mondriaan. Als de drie vragen bevestigend worden beantwoord, is in ieder geval de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijsbaar. De mogelijkheid dat [eiser] in dat geval (een deel van) de door hem gestelde schade heeft geleden als gevolg van de dan vastgestelde tekortkoming is immers aannemelijk. In dat geval zal de rechtbank nog moeten oordelen over het beroep van Centramed op artikel 6:101 BW (‘eigen schuld’). De discussie over de redelijke toerekening van de door [eiser] geleden schade aan Mondriaan, als bedoeld in artikel 6:98 BW zal niet in deze procedure worden beslecht. Daar wordt ofwel niet aan toegekomen ofwel is het een geschilpunt dat in de schadestaatprocedure beoordeeld wordt.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 mei 2024 voor het nemen van een akte als bedoeld in 4.15 door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage;

5.2.

gelast [eiser] de in het kader van de strafrechtelijke procedure opgemaakte psychiatrische en psychologische rapporten op de rol van 22 mei 2024 in het geding te brengen;

5.3.

houdt iedere verdere beslissing aan. ECLI:NL:RBLIM:2024:1997