Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 111124 voorl. desk.bericht; perikelen rond benoeming psychiater en arbeidsdeskundige in toeslagenkwestie

RBOVE 111124 voorl. desk.bericht; perikelen rond benoeming psychiater en arbeidsdeskundige in toeslagenkwestie

2De feiten

2.1.

Bij vonnis van 25 april 20231 heeft deze rechtbank voor recht verklaard ‘dat de Staat jegens [verzoeker 1] en [verzoekster] onrechtmatig heeft gehandeld door bij de vaststellings-besluiten en de terugvorderingsbesluiten over de jaren 2008 tot en met 2015 geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel’ en dat de Staat voor de schade die daardoor voor [verzoeker 1] en [verzoekster] is ontstaan aansprakelijk is.

2.2.

Na dit vonnis hebben partijen geprobeerd om een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt.

2.3.

Bij brief van 23 mei 2024 heeft mr. Spiertz namens [verzoeker 2] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de Staat aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade als gevolg van de vaststellings- en terugvorderingsbesluiten kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2015 waarvan in het hiervoor vermelde vonnis van 25 april 2023 voor recht is verklaard dat de Staat tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] onrechtmatig heeft gehandeld en dat de Staat aansprakelijk is voor de schade die daardoor is ontstaan.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

Verzoekers vragen om een voorlopig deskundigenbericht met benoeming van een aan WPEX verbonden psychiater en van [deskundige] arbeidsdeskundige, verbonden aan BSH Arbeidskundig Advies B.V., als deskundigen en aan hen de in het verzoekschrift geformuleerde vragen ter beantwoording voor te leggen.

3.2.

Aan het verzoekschrift leggen verzoekers het volgende ten grondslag. Gelet op de gang van zaken tot nu toe zijn verzoekers het vertrouwen in de door de Staat ingeschakelde schade-expert en in een minnelijke regeling kwijtgeraakt. Verzoekers willen hun schade laten inventariseren door onafhankelijke deskundigen, zodat zij hun positie ten opzichte van de Staat nader kunnen bepalen. Gezien de aard van de schade wensen zij dat er per verzoeker een psychiatrisch onderzoek wordt ingesteld naar de mentale gevolgen van de problemen die zijn ontstaan door de onrechtmatige kinderopvangtoeslag-besluiten en de daarmee samen-hangende handelingen van de Staat, zoals de getroffen invorderingsmaatregelen. Doel van het onderzoek is om vast te stellen of sprake is van psychische klachten en of het aannemelijk is dat deze klachten in causaal verband staan met de hiervoor genoemde onrechtmatige besluiten en de daarmee samenhangende handelingen van de Staat. Aansluitend op de psychiatrische expertise wensen verzoekers dat er een arbeidskundige expertise plaatsvindt. Doel van deze expertise is om per verzoeker een beoordeling te maken van het functioneren in privé-, werk- en/of studiesituaties, rekening houdend met de eventueel door de psychiater vastgestelde functionele beperkingen. Indien sprake is van functionele beperkingen, dienen de gevolgen daarvan voor het inkomen en het studie- en carrièreperspectief per persoon in kaart te worden gebracht. Hetzelfde geldt voor de impact van deze beperkingen op het sociaal en emotioneel functioneren. Op deze wijze kan per persoon een vergelijking worden gemaakt tussen de situatie mét en zonder toeslagenaffaire. Indien sprake is van enige mate van arbeidsongeschiktheid wensen verzoekers aan de hand van een actuarieel rekenkundige expertise per persoon te berekenen wat de omvang is van de geleden en toekomstige inkomensschade een en ander in aanvulling op de arbeidsdeskundige rapportage, indien en voor zover de arbeidsdeskundige een dergelijke rapportage noodzakelijk acht.

3.3.

De Staat heeft verweer gevoerd. De Staat stelt zich op het standpunt dat het verzoek niet ter zake dienend is dan wel dat er sprake is van een afwijzingsgrond. Met betrekking tot [verzoeker 1] en [verzoekster] zelf meent de Staat dat in het verzoekschrift het dictum van het vonnis van 25 april 2023 wordt miskend. Er wordt niet ingegaan op de vraag wat de passage ‘geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel’ inhoudt. Het dictum wordt in feite door [verzoeker 1] en [verzoekster] genegeerd. Dat blijkt ook uit de manier waarop “het voorval” is gedefinieerd in door hen voorgestelde vraagstellingen aan de psychiater en arbeidsdes-kundige. De aansprakelijkheid die is vastgesteld betreft het geen rekening houden met het evenredigheidsbeginsel. Wat dat in concreto inhoudt moet nog beoordeeld worden. In dit verband verwijst de Staat naar de uitspraak van deze rechtbank locatie Zwolle van 24 mei 2024 (zaaknummer ZWO 22/613) waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat bij het vaststellen van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011 het evenredigheidsbeginsel niet geschonden was. Volgens de Staat hebben [verzoeker 1] en [verzoekster] met dit verzoek voor ogen dat per persoon een vergelijk wordt gemaakt tussen de situatie mét en zonder toeslagen-affaire. Dat veronderstelt dat zonneklaar is wat precies de situatie mét toeslagenaffaire is. [verzoeker 1] en [verzoekster] benoemen dat niet en die situatie kan ook niet uit het vonnis van
25 april 2023 worden afgeleid. De voorgestelde vraagstellingen draaien met name om “het voorval”. Wat daaronder moet worden verstaan is nog helemaal niet duidelijk. Dat betekent dat het verzoek niet ter zake dienend is, althans prematuur, en (reeds daarom) in strijd met de goede procesorde.

Met betrekking tot de kinderen stelt de Staat dat de aansprakelijkheid van de Staat tegenover hen niet is vastgesteld. De Staat betwist deze aansprakelijkheid ook. De vaststellings- en terugvorderingsbesluiten waren niet (mede) tot hen gericht. Dat kinderen indirect nadelige gevolgen kunnen hebben ondervonden van handelen door de Staat in strijd met het evenredigheidsbeginsel brengt niet mee dat de desbetreffende besluiten jegens hen daarmee onrechtmatig waren. Het relativiteitsvereiste staat daaraan in de weg. Op grond van het voorgaande is het verzoek (ook in die zin) prematuur en in strijd met de goede procesorde. Bovendien acht de Staat een arbeidskundig onderzoek van een kind van 10 jaar niet zinvol.

4De beoordeling

Vooraf

4.1.

Verzoekers hebben in deze procedure bevestigd dat zij weloverwogen de keuze hebben gemaakt om de door hen geleden schade via de civielrechtelijke weg te verhalen en dat zij geen gebruik wensen te maken van het bestuursrechtelijke compensatietraject.

Toewijzing verzoek met betrekking tot [verzoeker 1] en [verzoekster]

4.2.

Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te geven om aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil relevant kunnen zijn. Zij kan dan bijvoorbeeld beter beoordelen of het raadzaam is een procedure voort te zetten. De rechter moet een verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek in beginsel toewijzen, als het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Een aan die vereisten voldoend verzoek kan worden afgewezen indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat sprake is van onvoldoende belang, strijd met de eisen van een goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander, zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.

4.3.

De rechtbank verwerpt het standpunt van de Staat dat het verzoek betreffende [verzoeker 1] en [verzoekster] niet ter zake dienend is, althans prematuur en (daarom) in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker 1] en [verzoekster] voldoende concrete feiten hebben gesteld die een toewijzing van het verzoek voor henzelf kunnen rechtvaardigen. [verzoeker 1] en [verzoekster] hebben voldoende duidelijk gesteld welke actie zij tegenover de Staat overwegen en op welke feiten en omstandigheden een dergelijke actie zou zijn gegrond. Ook hebben zij voldoende duidelijk gesteld op welke wijze een deskundigenonderzoek daaraan iets zou kunnen bijdragen.

4.4.

Vast staat dat [verzoeker 1] en [verzoekster] erkend gedupeerden zijn van de toeslagen-affaire. Dat dit een grote impact op hen heeft (gehad) en serieuze gevolgen voor hen heeft (gehad) hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt. In het verlengde daarvan is de rechtbank van oordeel dat zij de mogelijkheid van schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van de Staat doordat geen rekening is gehouden met het evenredigheidsbeginsel (bij de genoemde besluiten in de van belang zijnde periode) ook voldoende aannemelijk hebben gemaakt. Het is aan de te benoemen psychiater als deskundige om te beoordelen of er bij hen sprake is van klachten op zijn vakgebied. Voor zover van de zijde van de Staat is betoogd dat er op dit moment onvoldoende (medische) informatie voorhanden is en dat bij gebrek daarvan niet met voldoende zekerheid kan worden aangenomen of het onrechtmatig handelen zoals verwoord in het dictum van het vonnis van 25 april 2023 de enige oorzaak is van de door [verzoeker 1] en [verzoekster] gestelde gezondheidsklachten waardoor de voorgestelde onderzoeken prematuur worden geacht, overweegt de rechtbank dat [verzoeker 1] en [verzoekster] daar juist duidelijkheid over wensen te krijgen. Het is juist dit causale verband dat zij willen aantonen. De te benoemen psychiater zal bij zijn onderzoek ook aandacht moeten schenken aan mogelijke pre-existente psychiatrische problematiek. Wat betreft (het ontbreken van) de medische informatie uit de behandelend sector is het uitgangspunt dat het de deskundige is, en niet de rechtbank of partijen, die heeft te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn.2 Mocht de deskundige tot de conclusie komen dat er relevante (medische) informatie ontbreekt dan kan hij die, via de advocaten, opvragen bij partijen. [verzoeker 1] en [verzoekster] zijn, voor zover het medische gegevens betreft, slechts gehouden de door de deskundige verlangde gegevens ook aan de medisch adviseur van de Staat te verstrekken en, nadat van het blokkeringsrecht van artikel 7:464 lid 2 aanhef en onder b van het BW geen gebruik is gemaakt, aan de Staat zelf.

4.5.

In het vonnis van 25 april 2023 is het onrechtmatig handelen van de Staat gerelateerd aan het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft in dat vonnis namelijk geoordeeld dat de Staat tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] onrechtmatig heeft gehandeld door bij de vaststellingsbesluiten en de terugvorderingsbesluiten over de jaren 2008 tot en met 2015 geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel en dat de Staat voor de schade die daardoor voor [verzoeker 1] en [verzoekster] is ontstaan aansprakelijk is. De consequenties die de Staat hieraan verbindt voor deze procedure, volgt de rechtbank niet. Vast staat dat de Staat in ieder geval onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] en dat op dit moment de mogelijkheid van schade voldoende aannemelijk is gemaakt. Op voorhand is zeker niet uitgesloten dat de door [verzoeker 1] en [verzoekster] mogelijk geleden en nog te lijden schade ook kan bestaan uit schade die indirect voortvloeit uit het onrechtmatig handelen van de Staat doordat hij bij de besluiten geen rekening heeft gehouden met het evenredigheids-beginsel. In het voorgaande, ook in onderlinge samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank een voldoende belang gelegen om de verzochte deskundigenonderzoeken te laten plaatsvinden. Aan de hand van de deskundigenonderzoeken van de psychiater en de arbeidsdeskundige kunnen [verzoeker 1] en [verzoekster] hun rechtspositie (beter) bepalen. Het is vervolgens aan hen om eventueel een bodemprocedure te starten. De toewijsbaarheid van een in een bodemprocedure in te stellen vordering ligt in deze procedure niet ter toetsing voor, behoudens het geval dat beoogde vorderingen zo kansarm zijn dat het belang en de materiële rechtspositie van [verzoeker 1] en [verzoekster] als te zwak moet worden aangemerkt. Die laatste situatie doet zich hier niet voor. Het staat de Staat vrij om in een eventuele bodem-procedure verweer te voeren. De rechtbank ziet wel aanleiding om de aan de deskundigen voorgestelde vraagstelling aan te passen in die zin dat de gehanteerde term “voorval” anders zal worden geformuleerd dan door [verzoeker 1] en [verzoekster] is gedaan. Onder het kopje “De vraagstellingen” zal daar nader op worden ingegaan.

4.6.

Wat betreft de volgorde van de deskundigenonderzoeken overweegt de rechtbank dat eerst de psychiater de klachten/stoornissen/beperkingen die het gevolg zijn van het onrechtmatig handelen van de Staat in kaart dient te brengen, waarna de arbeidsdeskundige aan de hand van het rapport van de te benoemen psychiater de (mogelijke) gevolgen voor het verdienvermogen van [verzoeker 1] en [verzoekster] moet onderzoeken door daaraan gerelateerde vragen te beantwoorden.

4.7.

Aan de te benoemen arbeidsdeskundige komt de vrijheid toe om, zo hij dat noodzakelijk/dienstig acht, een actuarieel rekenkundige van eigen keuze in te schakelen met het oog op de beantwoording van één of meer vragen. Als de te benoemen arbeids-deskundige een actuarieel rekenkundige wenst in te schakelen dient hij partijen voorafgaand wel in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de persoon van zijn keuze. Mocht(en) (een van de) partijen bezwaren hebben tegen de actuarieel rekenkundige van zijn keuze, dan dient de te benoemen arbeidsdeskundige zich te wenden tot de nog te benoemen rechter-commissaris voor overleg. De te benoemen arbeidsdeskundige dient van de inschakeling van een actuarieel rekenkundige melding te maken in zijn rapport en de uitkomsten van het onderzoek van de actuarieel rekenkundige in zijn conclusies te betrekken en de verslag-legging van dit onderzoek bij zijn expertiserapport te voegen. Het is ook aan de te benoemen arbeidsdeskundige om in dat geval te bepalen welke vragen hij aan de actuarieel rekenkundige wil voorleggen. De rechtbank ziet, gelet op het vorenstaande, aanleiding om een extra vraag (in het dictum vraag 5) toe te voegen aan de (hierna verder aan de orde komende) vraagstelling aan de te benoemen arbeidsdeskundige.

4.8.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en nu verder geen aanleiding bestaat om te oordelen dat van de bevoegdheid tot het instellen van een voorlopig deskundigenbericht misbruik wordt gemaakt en/of dat het strijdig is met een goede procesorde en/of dat het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig bezwaar en ook overigens aan de vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan, wordt het verzoek betreffende [verzoeker 1] en [verzoekster] toegewezen.

Gedeeltelijke toewijzing verzoek met betrekking tot de kinderen

4.9.

De rechtbank stelt vast dat het vonnis van 25 april 2023 geen betrekking heeft op de kinderen. In zoverre staat dan ook (nog) niet vast dat de Staat ook tegenover hen onrechtmatig heeft gehandeld. De Staat heeft dit ook gemotiveerd betwist. De vraag of er al dan niet onrechtmatig is gehandeld tegenover de kinderen valt buiten het bestek van deze procedure en de rechtbank zal zich daar dan ook niet over uitlaten. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit in dit specifieke geval geen aanleiding om de verzoeken met betrekking tot de kinderen reeds om die reden in zijn geheel af te wijzen. Daarvoor acht de rechtbank van belang dat het onrechtmatig handelen van de Staat tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] ook effect kan hebben (gehad) op de kinderen en dat dit weer van invloed kan zijn (geweest) op [verzoeker 1] en [verzoekster] . In zoverre is er sprake van een wisselwerking en samenhang. Naar het oordeel van de rechtbank is daarin een voldoende belang gelegen om de kinderen op dit moment ook te laten onderzoeken door de te benoemen psychiater.

4.10.

Anders ligt dit voor het verzochte onderzoek door een arbeidsdeskundige ten aanzien van de kinderen. Zoals hiervoor is overwogen staat de aansprakelijkheid jegens hen (nog) niet vast en heeft de Staat dit ook gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook voorbarig en niet doelmatig om op dit moment een arbeidskundig onderzoek, waaraan ook aanzienlijke kosten zijn verbonden, te laten verrichten. Het toewijzen van dit deel van het verzoek is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de goede procesorde. Dit betekent dat het wordt afgewezen.

De deskundigen

4.11.

De Staat heeft geen concrete bezwaren geuit tegen het voorstel van verzoekers om een aan WPEX verbonden psychiater te benoemen als deskundige. De rechtbank heeft WPEX daarom benaderd. WPEX heeft echter op 4 november 2024 aan de rechtbank meegedeeld dat zij de opdracht niet aanvaardt.

4.12.

De Staat heeft ook geen concrete bezwaren geuit tegen het voorstel van [verzoeker 1] en [verzoekster] om [deskundige] te benoemen als deskundige. De rechtbank heeft hem benaderd en hij heeft verklaard vrij te staan ten opzichte van (de van belang zijnde) partijen en in staat en bereid te zijn in deze zaak een deskundigenbericht uit te brengen. De rechtbank zal te zijner tijd overgaan tot (definitieve) benoeming van [deskundige] als deskundige.

De vraagstellingen

4.13.

De Staat heeft bezwaren geuit tegen de voorgestelde vragen aan de te benoemen deskundigen. Dit bezwaar richt zich op de wijze waarop de term “het voorval” is gedefinieerd. Bij het eerdergenoemde vonnis van 25 april 2023 is voor recht verklaard dat de Staat tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] onrechtmatig heeft gehandeld door bij de vaststellingsbesluiten en de terugvorderingsbesluiten over de jaren 2008 tot en met 2015 geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel en dat de Staat voor de schade die daardoor voor [verzoeker 1] en [verzoekster] is ontstaan aansprakelijk is. Daarmee staat, zoals ook de Staat heeft gesteld, niet vast dat de Staat tegenover de kinderen onrechtmatig heeft gehandeld. In het licht van het vonnis van 25 april 2023 bezien is de rechtbank van oordeel dat verzoekers “het voorval” te ruim hebben gedefinieerd. De rechtbank zal bij de vraagstelling aan de deskundigen wel de term “het voorval” gebruiken, maar voor de definitie daarvan aansluiten bij het dictum van het vonnis van 25 april 2023. Nu er verder geen (specifieke) bezwaren zijn geuit tegen de van de zijde van verzoekers voorgestelde vraagstellingen heeft de rechtbank deze als uitgangspunt genomen. Daarbij zijn de inleidingen en de vragen, gelet op al wat hiervoor is overwogen, enigszins geherformuleerd. Tevens ziet de rechtbank aanleiding om een voorvraag om te nemen met betrekking tot het al dan niet aanwezig zijn van alle relevante (medische) informatie. Bij de vraagstelling aan de nog te benoemen psychiater acht de rechtbank ook van belang wat de visie van de psychiater is met betrekking tot de toekomst van verzoekers is op zijn vakgebied in die zin of er een verbetering of verslechtering is te verwachten. Deze vraag heeft de rechtbank dan ook toegevoegd. Tenslotte heeft de rechtbank een algemene slotvraag opgenomen in beide vraagstellingen.

De voorschotten

4.14.

De deskundige [deskundige] heeft verklaard dat hij zijn met het onderzoek gemoeide kosten begroot op € 8.893,50 inclusief BTW. De deskundige hanteert een uurtarief van €254,10 inclusief BTW en naar zijn (globale) inschatting verwacht hij 35 uur te besteden aan het onderzoek. De kosten van een eventueel in te schakelen rekenkundige zijn niet verwerkt in deze begroting.

4.15.

De kosten die gemoeid zijn met het psychiatrisch onderzoek zijn nog niet te begroten, nu er nog geen deskundige bereid is gevonden de opdracht te aanvaarden.

4.16.

De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding, te weten de inhoud van het vonnis van 25 april 2023 en de hiervoor omschreven samenhang tussen en belangen van verzoekers, aanleiding om (te zijner tijd in het dictum) te bepalen dat de voorschotten op de kosten van de (nog) te benoemen deskundigen door de Staat moeten worden gedeponeerd.

Hoe nu verder?

4.17.

Nu het nog niet gelukt is om een psychiater te vinden die bereid is om de opdracht te aanvaarden, stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen psychiater. De rechtbank verzoekt (de advocaten van) partijen om hierover met elkaar in overleg te treden. De rechtbank acht het wenselijk dat partijen gezamenlijk een (of meerdere) perso(o)n(en) voordragen die in hun ogen geschikt is (zijn) om de opdracht te verrichten, zodat de rechtbank deze kan benaderen. Indien (de advocaten van) partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt de rechtbank aan (de advocaten van) partijen in hun brieven in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4.18.

De rechtbank stelt (de advocaten van) partijen tevens in de gelegenheid om zich uit te laten over de hoogte van het te deponeren voorschot van [deskundige] .

4.19.

De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

bepaalt dat met betrekking tot verzoekers een onderzoek door een psychiater zal worden verricht ter beantwoording van de volgende vragen:

Inleiding

[verzoeker 1] en [verzoekster] zijn erkend gedupeerden van de zogenoemde kinderopvangtoeslagen-affaire. Bij vonnis van 25 april 2023 heeft deze rechtbank, locatie Almelo, voor recht verklaard dat dat de Staat jegens [verzoeker 1] en [verzoekster] onrechtmatig heeft gehandeld door bij de vaststellingsbesluiten en de terugvorderingsbesluiten over de jaren 2008 tot en met 2015 geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel en dat de Staat voor de schade die daardoor voor [verzoeker 1] en [verzoekster] is ontstaan aansprakelijk is. Om een beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen voor [verzoeker 1] en [verzoekster] van het hiervoor omschreven onrechtmatig handelen door de Staat bij de genoemde besluiten over de jaren 2008 tot en met 2015 tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] (hierna: het voorval) wordt u verzocht hen te onderzoeken en de volgende vragen te beantwoorden.

Om een beeld te krijgen wat de mogelijke gevolgen voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [verzoeker 2] zijn van het hiervoor onrechtmatig handelen van de Staat tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] en de mogelijke impact die dat heeft gehad op [verzoeker 1] en [verzoekster] wordt u verzocht ook hen te onderzoeken en de volgende vragen te beantwoorden.

U wordt verzocht de vragen per persoon te beantwoorden. Zo er samenhang/verband bestaat wordt u verzocht deze te beschrijven en toe te lichten.

Voorvraag

A. Heeft u voor beoordeling van deze casus en/of de beantwoording van de onderstaande vragen alle relevante medische informatie ontvangen? Zo nee, wilt u dan aan (een van de) partijen door tussenkomst van mr. Spiertz en/of mr. Langbroek de benodigde informatie opvragen?

Vragen

  1. Wat is uw diagnose en, voor zover relevant, kunt u eventueel eerder gestelde diagnose(s) bevestigen?

  2. Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren van betrokkene, zoals:

• het reguleren van emoties;

• cognitief functioneren, het opnemen en weergeven van informatie;

• taalgebruik;

• helderheid van bewustzijn;

• gedrag?

3. Is het aannemelijk dat de stoornissen die bij betrokkene worden gevonden in causaal verband kunnen worden gebracht met het voorval?

4. Zijn er wellicht andere oorzaken dan het voorval (al dan niet ermee samenhangend), die een verklaring kunnen zijn voor de aangetoonde stoornissen?

5. Indien de aangenomen stoornissen kunnen worden toegeschreven aan de gevolgen van het voorval, wat zijn dan de beperkingen in het functioneren van betrokkene die daardoor zijn ontstaan? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

6. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde klachten en afwijkingen?

a. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?

b. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?

c. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 5)?

7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

U wordt verzocht uw antwoorden uitgebreid te motiveren en waar mogelijk te onderbouwen met verwijzing naar medisch-wetenschappelijke literatuur.

5.2.

bepaalt dat met betrekking tot [verzoeker 1] en [verzoekster] een onderzoek door een arbeidsdeskundige zal worden verricht ter beantwoording van de volgende vragen:

Inleiding

[verzoeker 1] en [verzoekster] zijn erkend gedupeerden van de zogenoemde kinderopvangtoeslagen-affaire. In een vonnis van 25 april 2023 heeft deze rechtbank, locatie Almelo, voor recht verklaard dat dat de Staat jegens [verzoeker 1] en [verzoekster] onrechtmatig heeft gehandeld door bij de vaststellingsbesluiten en de terugvorderingsbesluiten over de jaren 2008 tot en met 2015 geen rekening te houden met het evenredigheidsbeginsel en dat de Staat voor de schade die daardoor voor [verzoeker 1] en [verzoekster] is ontstaan aansprakelijk is. Om een beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen voor [verzoeker 1] en [verzoekster] van het hiervoor omschreven onrechtmatig handelen door de Staat bij de genoemde besluiten over de jaren 2008 tot en met 2015 tegenover [verzoeker 1] en [verzoekster] (hierna: het voorval) wordt u verzocht een arbeidskundig onderzoek te verrichten en de volgende vragen te beantwoorden.

U wordt verzocht de vragen per persoon te beantwoorden. Zo er samenhang/verband bestaat wordt u verzocht deze te beschrijven en toe te lichten.

Voorvraag

A. Heeft u voor beoordeling van deze casus en/of de beantwoording van de onderstaande vragen alle relevante informatie ontvangen? Zo nee, wilt u dan aan (een van de) partijen door tussenkomst van mr. Spiertz en/of mr. Langbroek de benodigde informatie opvragen?

Vragen

  1. Wilt u de studie- en/of beroepswerkzaamheden van betrokkene in beeld brengen, voordat het voorval betrokkene beïnvloedde?

  2. In welke mate is betrokkene, rekening houdend met de medisch voor hem/haar vastgestelde functionele beperkingen door de als deskundige ingeschakelde psychiater, ongeschikt te achten voor zijn/haar studie- en/of beroepswerkzaamheden zoals die waren voordat het voorval betrokkene beïnvloedde?

  3. Hoe hebben de studie- en/of beroepswerkzaamheden van betrokkene zich ontwikkeld nadat het voorval betrokkene beïnvloedde?

  4. In welke mate hebben de door de als deskundige ingeschakelde psychiater vastgestelde functionele beperkingen van betrokkene invloed op zijn/haar (toekomstig) inkomen (gehad)?

  5. Wilt u naar aanleiding van uw onderzoek bepalen of een onderzoek door actuarieel rekenkundige noodzakelijk/dienstig is en zo ja, wilt u in dat geval een actuarieel rekenkundige van eigen keuze inschakelen, waarbij u partijen, voordat u deze actuarieel rekenkundige inschakelt, in de gelegenheid moet stellen zich uit te laten over de persoon van de actuarieel rekenkundige van uw keuze. Mocht(en) (een van de) partijen bezwaren hebben tegen de actuarieel rekenkundige van uw keuze, dan dient u zich te wenden tot de rechter-commissaris voor overleg.

U dient van de inschakeling van een actuarieel rekenkundige melding te maken in uw rapport en de uitkomsten van dit onderzoek in uw conclusies te betrekken en de verslaglegging van het onderzoek door de actuarieel rekenkundige bij uw expertiserapport te voegen. Het is aan u welke u vragen u aan de actuarieel rekenkundige wilt voorleggen (zie rechtsoverweging 4.7).

6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?

U wordt verzocht uw antwoorden uitgebreid te motiveren.

5.3.

is voornemens om te zijner tijd tot deskundige te benoemen:

de heer [deskundige] arbeidsdeskundige,

verbonden aan BSH Arbeidsdeskundig Advies B.V.,

[adres]

,

Tel: [telefoonnummer 1] / [telefoonnummer 2] ,

e-mailadres: [e-mailadres] ,

5.4.

wijst het verzoek tot een onderzoek door een arbeidsdeskundige met betrekking tot de kinderen af,

5.5.

stelt partijen in de gelegenheid om zich uiterlijk op 9 december 2024 uit te laten over dat wat in 4.17 (de persoon van de te benoemen psychiater) en 4.18 (de hoogte van het begrote voorschot door [deskundige] ) is overwogen,

5.6.

houdt iedere verdere beslissing aan.ECLI:NL:RBOVE:2024:5910

1Rb. Overijssel 25 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1459.

2Vgl. o.a. HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626, NJ 2010/542 en ECLI:NL:HR:2008:BB3676, NJ 2010/543.