RBLIM 100724 vza stelt FML op voor situatie mét en zonder mishandeling; benoeming arbeidsdeskundige
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 100724 vza stelt FML op voor situatie mét en zonder mishandeling; benoeming arbeidsdeskundige
In vervolg op:
RBLIM 260423 vraagstelling verzekeringsarts; FML voor situatie mét en zonder mishandeling
en
RBLIM 290323 na deskundigenbericht psychiater tzv hersenletsel en pre-existente ADHD is rb voornemens vza te benoemen; partijen mogen zich uitlaten
2 De verdere beoordeling
Het rapport van de verzekeringsgeneeskundige
2.1.
De door de rechtbank benoemde verzekeringsgeneeskundige vermeldt in zijn rapport dat het beeld dat hij heeft waargenomen van [eiser] vergelijkbaar is met het beeld dat deskundige psychiater [naam psychiater] (hierna: psychiater [naam psychiater] ) heeft gesteld. Dat beeld wijkt volgens hem niet af van de informatie uit de medische delen van het procesdossier zoals de brief van 18 november 2013 van revalidatie-instelling Adelante en de gegevens van UWV inclusief de daarbij verrichte expertise van 25 maart 2016. Hij merkt op dat de belastbaarheid voor de situatie zonder mishandeling lastiger vastgesteld kan worden omdat niet met zekerheid vastgesteld kan worden hoe [eiser] zich ontwikkeld zou hebben als de mishandeling niet had plaatsgevonden. Complicerend daarbij is volgens de deskundige dat de beperkingen voor de situatie zonder mishandeling deels overeenkomen met die van de situatie met mishandeling en dat de mishandeling een aantal aanwezige beperkingen uitvergroot dan wel versterkt heeft.
2.2.
De verzekeringsdeskundige stelt in de situatie zonder mishandeling in de FML beperkingen vast in de Rubriek I (Persoonlijk Functioneren) bij punt 9, Rubriek II (Sociaal Functioneren) bij punten 6, 7, 8, 9 en 12 en rubriek VI (Werktijden) bij punt 1.
2.3.
In de situatie met mishandeling stelt de verzekeringsgeneeskundige meer en zwaardere beperkingen vast dan in de situatie zonder mishandeling, te weten Rubriek I (Persoonlijk Functioneren) bij punten, 1, 2, 3, 5, 6, 9, Rubriek II (Sociaal Functioneren) bij punten 5, 6, 7, 8, 9, 11 en 12 en rubriek VI (Werktijden) bij punt 1.
2.4.
[eiser] heeft naar aanleiding van het deskundigenbericht van de verzekeringsarts in zijn conclusie na deskundigenbericht aangevoerd dat hij veel moeite heeft met de conclusie van de deskundige, dat [eiser] al vóór de mishandeling beperkingen had, en dat [eiser] zijn rechten en weren te dien aanzien reserveert. Volgens [eiser] kan de volgende stap in deze procedure worden gezet, te weten de benoeming van een arbeidsdeskundige.
2.5.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie na deskundigenbericht aangevoerd dat het beeld dat door de deskundige wordt geschetst in de hypothetische situatie zonder mishandeling veel rooskleuriger is dan de feiten rechtvaardigen, omdat volgens hem sprake was van serieuze beperkingen bij [eiser] vóór de mishandeling. Ook [gedaagde] stelt dat thans kan worden overgegaan tot de benoeming van een arbeidsdeskundige.
2.6.
De verzekeringsgeneeskundige heeft naar het oordeel van de rechtbank het rapport deugdelijk gemotiveerd en is ook gemotiveerd ingegaan op de reacties van [eiser] op het rapport. De rechtbank neemt daarom de bevindingen van de deskundige over en maakt deze tot de hare.
Benoeming van de arbeidsdeskundige
2.7.
Zoals door de rechtbank al in het vonnis van 25 april 2018 in het vooruitzicht is gesteld, en waarmee partijen ook instemmen, dient thans overgegaan te worden tot de benoeming van een arbeidsdeskundige. De aan de arbeidsdeskundige ter beantwoording voor te leggen vragen zijn door de rechtbank in voormeld vonnis in rov. 4.17. opgenomen:
1. Kunt u gemotiveerd een inschatting maken of [eiser] een en, zo ja, welke opleiding zou hebben afgemaakt, indien de poging doodslag niet zou hebben plaatsgevonden en welke functie hij daarmee zou hebben kunnen hebben bekleden? Kunt u aangeven welk gemiddeld beginsalaris aan een dergelijke functie is verbonden en welk gemiddeld eindsalaris? Met welke mate van waarschijnlijkheid geeft u uw antwoorden?
Wilt u daarbij de volgende aspecten – op het moment direct voorafgaand aan de
poging doodslag – betrekken:
- de intellectuele, technische, talige, manuele en/of sociale vaardigheden van [eiser] ;
- de door hem gevolgde opleidingen en waarom hij bepaalde opleidingen niet heeft afgemaakt;
- zijn leeftijd (toen 29 jaar);
- zijn arbeidsverleden;
- zijn gebleken motivatie en interesse;
- de opleiding en beroepswerkzaamheden van ouders en eventuele broers en zussen?
2. Kunt u gemotiveerd een inschatting maken of [eiser] , indien hij geen opleiding zou hebben afgemaakt, door werkervaring of scholing aangeboden door een werkgever een hoger opleidingsniveau bereikt zou hebben dan formeel genoten en, zo ja, welk niveau? Kunt u aangeven welk beginsalaris en welk gemiddeld eindsalaris bij dat niveau hoort? Met welke mate van waarschijnlijkheid geeft u uw antwoorden?
3. Kunt u gemotiveerd inschatten wat het carrièreverloop van [eiser] geweest zou zijn, gelet op zijn school- en arbeidsverleden, indien de poging doodslag niet zou hebben plaatsgevonden, en hij geen opleiding of scholing via een werkgever zou hebben afgemaakt? Welk gemiddeld beginsalaris en gemiddeld eindsalaris zou hij verdiend hebben? Met welke mate van waarschijnlijkheid geeft u uw antwoorden?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Partijen hebben destijds geen opmerkingen over deze vragen gemaakt, zodat de rechtbank die vragen zal voorleggen aan de te benoemen deskundige. Daarbij overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige deze vragen zal moeten beantwoorden tegen de achtergrond van de na het vonnis van 25 april 2028 bekend geworden rapporten van de deskundigen
psychiater [naam psychiater] en verzekeringsgeneeskundige J.H.M. de Brouwer.
In rov. 2.9. van het tussenvonnis van 29 maart 2023 heeft de rechtbank de bevindingen van psychiater [naam psychiater] overgenomen en tot de hare gemaakt heeft. Concreet betekent dit dat de arbeidsdeskundige bij de beantwoording van de vragen moet uitgaan van het feit dat
- psychiater [naam psychiater] , kort gezegd, geconcludeerd heeft dat:
-
[eiser] van jongs af aan problemen gehad heeft op school en in het sociaal maatschappelijk verkeer en dat zijn klachten in die tijd voor het grootste deel het gevolg zijn van ADHD, maar ook persoonlijkheidstrekken een rol gespeeld hebben;
-
[eiser] voor de mishandeling door zijn intelligentie en sociale vaardigheden waarschijnlijk in staat was zijn leven te structureren en in de hand te houden;
-
bij [eiser] voor de mishandeling een spontane verbetering van de onderliggende persoonlijkheidsstructuur of forse verbetering van de ADHD-klachten niet in de verwachting lag en de kans dat hij hulp gezocht zou hebben voor zijn klachten gering is. Het is zeer waarschijnlijk dat als de mishandeling niet zou hebben plaatsgevonden er nog steeds sprake zou zijn van ADHD-klachten;
-
het antwoord op de vraag of [eiser] voor de mishandeling in staat geweest zou zijn om een HBO- of universitaire studie af te ronden nauwelijks te beantwoorden is. Waarschijnlijk was hij intelligent genoeg om een dergelijke opleiding te volgen, maar er is wel plaats voor gerechtvaardigde twijfel omdat intelligentie niet genoeg is voor het succesvol afronden van een opleiding. Ook andere voorwaarden, zoals discipline, concentratie, omgaan met frustraties, zich kunnen voegen in een opleidingssituatie waarin regelmatig sprake is van autoritaire verhoudingen, rigide schema’s en eisen. Veel argumenten om te verdedigen dat een dergelijk opleiding met succes afgesloten zou zijn, zijn er niet volgens de deskundige.
- verzekeringsgeneeskundige J.H.M. De Brouwer voor de situatie zonder ongeval in de FML diverse beperkingen heeft opgenomen.
2.8.
[eiser] heeft zich in zijn akte van 23 mei 2018 al uitgelaten over de persoon van de te benoemen arbeidskundige. De rechtbank heeft destijds bureau Heling & Partners benaderd. Arbeidsdeskundige de heer P. Hulsen heeft op 30 juli 2018 kenbaar gemaakt beschikbaar te zijn als deskundige en vrij te staan ten opzichte van partijen. Hij heeft het aantal uren voor het uitvoeren van een deskundigenonderzoek toen begroot op 40 uur en hij is uitgegaan van een uurtarief van € 197,50 exclusief btw.
2.9.
Zorgvuldigheidshalve zal de rechtbank partijen vragen of zij nog steeds instemmen met benoeming van de heer P. Hulsen van bureau Heling & Partners als deskundige. Indien zij daarmee instemmen, zal de rechtbank zoals aangekondigd in het tussenvonnis van 15 augustus 2018 in rov. 2.11. vanwege het tijdsverloop sinds 30 juli 2018 opnieuw een begroting van de kosten vragen aan de beoogd deskundige en deze ter goedkeuring voorleggen aan partijen alvorens tot benoeming over te gaan.
2.10.
Indien partijen in afwijking van eerder thans een andere arbeidsdeskundige benoemd wensen te zien, wil de rechtbank van partijen weten over welke arbeidsdeskundige zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
2.11.
Het bepaalde in het vonnis van 25 april 2018 in rov. 4.18. is van overeenkomstige toepassing. ECLI:NL:RBLIM:2024:5400